ook als ‘gevorderde’ poëzielezer altijd op zoek blijft. Ten behoeve van zo'n prille leeswijze is het soms nodig, dat men het doodgelezene en vertrouwde eventjes ‘moeilijk’ leest, om zich van gewenning te bevrijden.
Waar is de tijd dat wij de letters met een blauw of rood potlood moesten kleuren, als eerste leesoefening? Kleurige vlekjes rond de a en de p, de n, de o en de t van de naar huis meegekregen pagina. Graag zou ik weten welk boek het is geweest dat door de meester aan flarden werd gescheurd. Graag zou ik mijn eerste pagina terug willen zien. Ik stel ze mij voor als houthoudend, vergeeld.
In 1981 heeft mijn dochter leren lezen. Anders dan ik, maar de geheimen van schrift en woord zijn niet veranderd. Het eerste wat zij thuis zelfstandig probeerde te lezen - dat wilde zij zeer sterk - was de doodsbrief van mijn vader. Het was alsof er een papyrus voor haar lag. Omtrent haar opa werd daar iets onbegrijpelijks ontcijferd, een moeizaam uit de tekst gewonnen raadsel, dat vervolgens niet kon worden opgelost. Het geheim leefde in dode letters, heel even, voor de duur van het lezen, maar zeer intens.
Ik denk nu ook aan het volgende. Nog vóór mijn dochtertje één letter kon schrijven, tekende ze wel eens iets op papier. ‘Kriebelkratsj’ noemde zij dat: tekens waarvan zij hoopte dat het leesbare letters zouden zijn, letters met een betekenis. ‘Wat schrijf ik hier?’ vroeg ze dan. ‘Wat staat daar nou?’
Ik vind de gedachte dat je plotseling, door zo iets te doen, misschien wel eens een leesbare taal zou kunnen schrijven, terwijl je de schrifttekens van die taal niet eens beheerst, zeer opwindend. Die gedachte heeft veel met het schrijven en lezen van poëzie te maken, met het noteren van dingen die je niet wist vóór je ze opschreef, met het lezen van een betekenis die er niet was vóór jij er aan toekwam. Dat soort zoekend schrijven en lezen is een vorm van ‘drijven’, van boven blijven, aan de oppervlakte, bij de verschijnselen, waar de diepte zich het sterkst doet voelen. Ik heb hierover een gedicht geschreven, zo onzwaar als maar kon. Het staat in een boekje voor jonge lezers, Salamanders vangen, en gaat zo: