schijn. ‘IJdelheden’ inderdaad.
Het ‘dwerrelen’ van de wereld hangt op een hoger niveau samen met het krioelen van de nu juist onvergankelijke zielen in de hemel. (En met het wemelen van het rijm in het gedicht). Wat zijn die zielen vrolijk! Zij zijn ‘Dertel van veel overvloeds’. Het lijkt eerlijk gezegd wel of ze een paar glaasjes op hebben. Ook Constantijntje drinkt, maar bij hem denken we toch eerder aan melk met honing. Hoe dan ook, in de hemel wordt ‘der Englen lekkernij’ geschonken, zoals dat heet in het gedicht ‘Decretum horribile. Gruwel der Verwoestinge’, Vondels tegen Calvijn en zijn predestinatieleer gerichte bliksemschicht. Dat gedicht dateert van 1631, een jaar vóór de dood van Constantijntje en het ontstaan van ‘Kinderlijk’. Terecht heeft Maria A. Schenkeveld-Van der Dussen wat dit betreft een verband gelegd tussen beide gedichten in haar Bloemlezing uit Vondels lyriek (1970). Kinderen in de hel? Dat is een monsterlijke gedachte, zegt Vondel.
Is God een Moloch, van Barmhartigheid vervreemd,
Die 't offerpopken in zijn gloeiende armen neemt,
En laaft het, aan de speen, met olie vier en vonken?
Constantijntje is onder de engelen opgenomen en krijgt van zijn God, ter vervanging van de moederborst, wel iets anders te drinken dan olie en vuur. De Schenker van alle goeds schenkt ook een hemelse drank.
Wat ik zo bijzonder vind aan Vondels gedicht, en wat mij nooit eerder was opgevallen, is de wijze waarop Constantijntje op indirecte wijze aan Ganymedes herinnert. De jonge Ganymedes werd door een verliefde Zeus, die daartoe de gedaante van een adelaar had aangenomen, naar de Olympus ontvoerd, waar hij wijnschenker werd aan de tafel der goden. Ook Constantijntje is door de hemel weggerukt. Maar anders dan zijn mythologische voorganger hoeft hij de godheid niet als schenker te dienen. God zelf treedt voor hem als schenker op. Het gestorven kind is in een liefdevolle omgeving terechtgekomen die van de klassieke godenwereld sterk verschilt. Juist de reminiscentie aan het lotgeval van Ganymedes maakt dat duidelijk. Ganymedes ontving van Zeus de onsterfelijkheid en de eeuwige jeugd. ‘Eeuwig gaat voor ogenblik.’ Deze zegen