Doa tuut 't(1998)–Wiel Kusters– Auteursrechtelijk beschermdMonoloog voor stem en tuba Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] 6 op zijn negenenzestigste droomde mijn vader dat hij in zijn tuin stond achter die tuin lag een tuin die daar nooit had gelegen iemand zei: ‘zie je die man? dat is mijn vader’ in de nooit geziene tuin stond een grote zware man met een snor ‘dat is mijn vader’, zei mijn vader geschrokken even was het 1921 mijn vader was elf zijn vader net gestorven de jonge Arnold die eigenlijk Jan heette raakte in dat jaar van huis aan de moederlijke macht onttrokken kwam hij in een gesticht terecht een tehuis in Roermond met broeders mijn vader had trompet willen spelen hij verlangde naar trompetles hij wilde in het harmonietje van het gesticht zodat hij bijvoorbeeld in de kerstnacht met het harmonietje van zaal mocht trekken en Stille Nacht kon spelen voor al die jongens in hun gestichte bedden [pagina 19] [p. 19] ‘broeder Jochem, mag ik trompetles alstublieft?’ ‘kom jij nog maar 'ns terug!’ zei Broeder jochem en Kllangg! sloeg hij de jongen die naar trompetles verlangde met zijn sleutelbos tegen het hoofd Vorige Volgende