Doa tuut 't(1998)–Wiel Kusters– Auteursrechtelijk beschermdMonoloog voor stem en tuba Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] 2 Mijn vader had een schuurtje ‘d'r sjtal’ ‘d'r pap is in d'r sjtal’ daar was een hok voor de duiven de drie of vier die hij had daar werden ook de kolen bewaard en daar hakte hij het hout voor het aansteken van het fornuis de haard in de kamer met de mica ruitjes of het kleine kacheltje waarop de was gekookt werd in de vloer van cement was een kuil de plaats waar het hout gehakt werd er kwam heel weinig licht naar binnen: door de klep, d'r sjlaag, van het duivenhok en door een klein venstertje in het dak het was een zwarte plek langs een van de wanden waren rekken getimmerd van grof, ongeverfd hout of rekken, het waren eerder vrij diepe opbergvakken - zoiets - er lag van alles in, ik heb er geen scherp beeld meer van maar in mijn herinnering is het zo dat die vakken op gangetjes leken het was er donker je kon niet goed zien wat er allemaal in die vakken lag hoe diep die vakken waren maar je had het gevoel dat je erin kon kruipen eigenlijk had het hele schuurtje iets van een ondergrondse plek hoe langer ik erover nadenk des to duidelijker wordt dat schuurtje ik ben eens ondergronds geweest in de Sophia-Jakoba in Hückelhoven [pagina 7] [p. 7] mijn vader was toen al lang dood al wel veertien jaar maar van dat schuurtje moet ik zeggen van die mijn moet ik zeggen dat ik daar soms rondliep of rondkroop met het gevoel in ons schuurtje te zijn soms maar hoor en maar heel even want het was natuurlijk wel wat anders maar toch gek maar mijn vader zat graag in zijn schuurtje hout hakken of wat onduidelijk gepruts en natuurlijk ook de duiven mijn vader was heel teder met zijn duiven hij nam ze graag op zijn hand zo met die pootjes tussen zijn vingers door en dan praatte hij een beetje sussend tegen zo'n duif ‘düfje, düfje, kòm mar wah düfje’ maar het duifje hoefde niet te komen het was er al lang de duiven hadden meen ik ook een ring maar ze vlogen niet in wedstrijden mee ze vlogen uit en zaten een tijdje op het dak, op het hoge dak ook van de school tegenover ons huis en dan zat mijn vader naar ze te kijken op de stronk van de omgezaagde pruimeboom en tegen ze te praten vanop afstand en als ze weer opvlogen probeerde hij ze te volgen (met de ogen hè) na een tijdje kwamen ze terug [pagina 8] [p. 8] òp d'r sjlaag ‘kòm mar düfje’ zag mijn vader zichzelf in zo'n duif? zichzelf als een ander? iemand van boven de grond? hoe je de mijn ook wendt of keert de open hemel zie je er niet en als het er waait is het van de luchtverversing en als het er regent is dat binnenlekkend water opwieken is er niet bij wel kruipen en zweten en stof slikken je de longen uit het lijf werken als zo'n duif dan later opvliegt vanoes dea sjtal oes d'r düüster vliegt je hart dan niet mee? het is moeilijk naar je vader te kijken als die er niet meer is als die hoog op het dak zit maar welk dak? en hoe moet je tegen hem praten? hij was graag in zijn schuurtje maar ook niet het was wel een heel eigen wereld mijn moeder heeft er nooit een stap gezet je kon er zelfs niet met de bezem doorheen dat had geen zin dat had geen zin het was voor haar een wereld zonder tekens mijn moeder vocht met het stof met het mijnstof het waaide op van de steenberg het daalde op het wasgoed in de tuin [pagina 9] [p. 9] en op de kozijnen ja en de mijnkleren moest ze wassen d'r pungel en als er kolen werden gebracht voor de kachel lag het stof meteen in de gang dan was de cocosloper opgerold en weggepakt en lag het stof op de stenen heel even tot er werd geschrobd dan waren de tekens weg en had het huis weer zin dan had het huis weer zin als ik met mijn moeder wil praten lukt dat bijna zij is mijn vader vergeten of ben ik hem soms voor haar? ... wil ik met mijn vader praten dan moet ik naar de poort bij de poort van de mijn stonden altijd mannen te praten ook op zondag als het werk stillag beneden was er niet veel te praten maar boven waar de duiven vlogen waren ook de woorden ademwoorden die zin gaven aan het werk kameraadschapswoorden zoiets moet het ook zijn geweest niks sentimenteels aan helemaal niks nou was mijn vader niet zo'n prater [pagina 10] [p. 10] maar als ik wil gaan praten gaan praten zodat hij meedoet dan moet ik naar de poort misschien praat ik alleen maar over mijzelf en tegen mijzelf dat van dat schuurtje die duiven dat stof in de gang ik zoek de tekens en ik wil ze weg ik sta graag een beetje bij de poort Vorige Volgende