Literatuur en ideologie
(1985)–Em. Kummer– Auteursrechtelijk beschermdProust en Ter Braak
2. De eerste lezing van ‘Hampton Court’2.1. Het verhaalAndreas Laan keert plotseling terug van een vakantiereis in Engeland; hij heeft tijdens een bezoek aan Hampton Court in Londen, op een terras, een verontrustend gevoel van vervreemding gekregen. Bij zijn ouders in de provincie, de plaats van zijn jeugd en geborgenheid, hervindt hij niet de begeerde rust en zekerheid, maar nemen integendeel angst, leegte en ontreddering toe. 't Blijkt een uitbarsting te zijn van iets dat altijd in hem geleefd heeft. De normale relaties met zijn ouders en zijn verloofde Eline blijken volstrekt verstoord te zijn. Geobsedeerd door de beelden uit Engeland en door een droom, gedreven door gevoelens van bedreiging en de wens om met zichzelf in 't reine te komen, besluit hij zijn verloving met Eline te verbreken. Op Koninginnedag gaat hij naar de stad om haar te ontmoeten en zijn beslissing uit te voeren. In haar kamer, als hij haar nog één keer wil kussen, duikt een ‘derde’ op die hem aan Hampton Court herinnert en hem erop wijst dat hij ook voor haar een vreemde is geworden. Eline vlucht de kamer uit. Andreas gaat de stad in, waar hij zich als een ‘pestlijder’ temidden van de feestende menigte voelt. Draaierig, duizelig en misselijk krijgt hij de behoefte zijn vriend Diederik op te zoeken. Daar ontmoet hij Van Haaften, een lange, elegante figuur. In een discussie over Delfts blauw en vrouwen voelt Andreas plotseling in Van Haaften zijn meerdere, wat irritatie, haat en bewondering in hem opwekt. Met z'n allen gaan ze de stad in om het oranjefeest te vieren, waarbij Van Haaften hoe langer hoe meer overwicht op Andreas krijgt. Aan het eind van de dag ontmoeten zij Maffie, ex-vriendin van Van Haaften, met wie Andreas een verhouding begint. | |
[pagina 195]
| |
Vanaf dat moment verandert het leven van Andreas volkomen; hij laat zijn vrienden, studie en lectuur in de steek en wijdt zijn tijd aan Maffie en Van Haaften. Deze laatste geeft met zijn cynisme vorm aan Andreas' verwarde gevoelens. Hij breekt grondig alle gevestigde reputaties en heilige huisjes af. Vol overgave luistert Andreas naar Van Haaften in een stil kroegje als deze de wereld van de burger onbarmhartig ontleedt. Het liefdesleven met Maffie is er één van zuivere erotiek. Langzamerhand beginnen er tekenen van verandering op te treden. Andreas is minder passief en Van Haaften niet altijd zo adrem, wat vooral na een bezoek van Andreas' ouders opvalt. In een droom worden Hampton Court en Eline met elkaar in verband gebracht. Het gezicht van Eline uit de droom wordt een obsessie voor hem. Hij wenst haar weer te zien om een verklaring te geven voor zijn houding. De droom heeft ook tot gevolg dat hij genoeg heeft van zijn komedie met Maffie, zodat hij haar laat schieten. Als hij met Van Haaften naar een studententoneelopvoering gaat, ontmoet hij Eline samen met een andere jongen. Hij besluit haar op te zoeken. In haar kamer wacht hij op haar; als hij hoort dat ze met een andere man naar boven komt, verschuilt hij zich in een open plek voor de schuifdeuren. De andere man blijkt Van Haaften te zijn, die Eline opbiecht hoe alleen hij zich voelt, hoe zijn hele houding een en al komedie is en dat hij haar nodig heeft. Andreas loopt nuchter langs de hevig verschrikte Eline en Van Haaften de kamer uit. Op een bank in een park stelt hij vast dat hij nooit met Eline, Van Haaften en Maffie over Hampton Court gesproken heeft; dat hij daar alleen was. Het geheim naar de oplossing waarvan hij op zoek was, wordt hem duidelijk gemaakt door een oud mannetje dat naast hem in het maanlicht twee boterhammetjes opeet. Ruisende fontein, ijzeren tafeltje, twee sandwiches en een groen grasveld tegenover het kereltje met zijn boterhammen, de maan en het dwaze kinderliedje geven aan dat de cirkel gesloten is. Andreas beleeft nu de ‘nacht van Hampton Court’. Hij verlangt niet meer ongewoon | |
[pagina 196]
| |
te wezen, zijn ongewoonheid zal zo gewoon zijn dat de mensen het niet meer zullen merken. | |
2.2. Barthes en de eerste lezingBovenstaande samenvatting heeft uiteraard tot doel de lezer in staat te stellen mijn betoog zo goed mogelijk te kunnen volgen, daar ik aanneem dat niet iederen het boek gelezen heeft. In feite is het echter een parafrase van een lezer voor een andere lezer aan wie hij straks een aantal dingen wil verklaren, die naar zijn mening onmisbaar zijn om de gelezen tekst goed te begrijpen. Of om mijn tekst te begrijpen die ik als de eerste lezer in deze tekst hem ga voorschotelen. Of één van de mogelijke teksten waaruit ik een greep gedaan heb. Want dat is een fundamentele vraag geworden: waarom lees ik op deze manier, wat is die gerichte selectie of manipulatie door mijn lectuur waard? Feitelijk komt dat neer op het lezen als probleemstelling. Barthes, die zich grondig met dit probleem heeft beziggehouden, onderscheidt twee soorten teksten: ‘texte de plaisir’ en ‘texte de jouissance’, teksten die je met plezier leest, en teksten die je met genot leest. De eerste categorie bevat teksten die hem tevreden stellen, die hem een gevoel van plezier geven, omdat ze gemakkelijk verteerbaar zijn. Zo'n tekst is vooral op de anecdote gericht, snel leesbaar, voorzien van passages die je kunt overslaan. ‘lees langzaam, lees alles, van een roman van Zola en het boek valt uit je handen’Ga naar eind6. Zulke teksten zijn in overeenstemming met onze cultuur en liggen als het ware geprefabriceerd in ons klaar. Onder de tweede categorie rangschikt hij alles wat hem historisch, cultureel en psychologisch tot in het merg van zijn botten raakt: de lezer blijft plakken aan elk woord, aan elk beeld. Het gaat hem hierbij hoofdzakelijk om moderne teksten, zoals bijvoorbeeld die van Sollers of Sarduy, waarin alles, woorden en zinnen, uit elkaar gehaald en ondersteboven gegooid wordt. Merkwaardigerwijze legt Barthes een relatie tussen dit onderscheid tussen teksten en het marktmechanisme, net als Adorno. De moderne tekst | |
[pagina 197]
| |
onttrekt zich aan de ruilmarkt, aan genormaliseerde betekenissen en aangepaste sexualiteit, en stelt daarvoor in de plaats uitsluiting van de massacommunicatie, waanzin en perversiteit. Toch zal elke tekst, hoe afwijkend ook, weer in het cultuur-circuit worden opgenomen en aangepast. Deze indeling van teksten die een eigen leeshouding vereisen, gaat parallel aan een andere lectuuropvatting van Barthes (in S/Z). Daar schrijft hij over de leeservaringen bij twee soorten teksten: leesbare en schrijfbare teksten. Leesbaar zijn die teksten die je zelf wel zou kunnen schrijven; die geen nieuwe dingen bevatten, maar integendeel alles wat al door de cultuurmolen is gegaan (texte de plaisir). We nemen ze au sérieux om de eenvoudige reden dat ze de bevestiging vormen van wat wij geleerd hebben au sérieux te nemen. ‘Schrijfbare tekst, dat zijn wij terwijl we schrijven voordat het eindeloos spel van de wereld (de wereld als spel) door één of ander apart systeem (Ideologie, Genre, Kritiek) doorploegd, afgesneden, stopgezet of gekneed wordt’.Ga naar eind7. Schrijfbare teksten staan dus onophoudelijk open voor invulling, lenen zich tot een nooit aflatend spel met betekenaars en vormen een matrix voor eeuwige verschillen. Ze verwijzen steeds naar andere teksten. Barthes stelt dat de grote massa van onze literatuur leesbaar is; het zijn ‘produkten’, geen ‘produkties’. Nu stelt hij de volgende vraag: Hoe kun je die massa opnieuw verdelen? Daarvoor is een tweede handeling nodig, die volgt op de evaluatie die een eerste keer de teksten heeft verdeeld; een veel fijnere evaluatie, gebaseerd op het appreciëren van een bepaalde kwantiteit, van het min of meer dat elke tekst kan opbrengen. Deze nieuwe handeling is de interpretatie (in de betekenis die Nietzsche aan dat woord gegeven heeft). Een tekst interpreteren betekent niet dat je hem een betekenis geeft (min of meer gefundeerd, min of meer vrij). Integendeel, het betekent dat je apprecieert uit welk meervoud hij samengesteld isGa naar eind8. Deze niet glasheldere tekst voert ons naar het kernprobleem, als ik me niet vergis: leesbare teksten kunnen schrijfbaar gemaakt worden als ze aan eisen von veelvoudigheid beantwoorden. En dat leidt tot een herverdeling van de teksten; teksten worden schrijf- | |
[pagina 198]
| |
baar als ze een net kunnen vormen van onafgebroken verwijzingen naar andere teksten, als elke plaats van het tekstweefsel open staat voor een begin van lectuur met als gevolg dat er feitelijk geen begin bestaat. Het moet dus mogelijk zijn om in teksten naar willekeur te kunnen hakken, omgooien, spelen met betekenaars, peuteren, graven enzovoort. Niet alle teksten lenen zich daartoe. Zo'n veelvuldigheid echter vereist ook een andere lectuur en het aan de orde stellen van zo'n lectuur brengt Barthes ertoe over het lezen te schrijven. Het lezen moet voor hem natuurlijk ook meervoudig zijn voorzover de tekst dat toelaat (zie ‘het min of meer’) Eenmalige lectuur betekent in zijn ogen een consumptiehouding, geheel in overeenstemming met de commerciële en ideologische gewoontes van onze maatschappij. Vandaar dat slechts herlezing de moeite waard is voor Barthes. Dat doen dan ook alleen marginale figuren van onze maatschappij: ouden van dagen, kinderen en leraren. ‘Maar zij alleen redt de tekst van herhaling; degene die het herlezen overslaat, verplicht zich ertoe overal dezelfde geschiedenis te lezen’Ga naar eind9.. Voor hem bestaat er geen eerste lectuur, ‘zelfs als de tekst ons daar de illusie van geeft door gebruik te maken van enkele mechanismes van spanning, kunstgrepen die meer spectaculair zijn dan overtuigend’Ga naar eind10.. Barthes wil hiermee beweren dat degene die boeken slechts één keer leest, de lezer is die de aangeleerde stereotypes erin projecteert. Verder kan hij niet gaan. De klassieke boeken lenen zich daartoe, omdat ze op stereotype lectuur inspelen: het zijn juist al deze romans die min of meer dezelfde structuur vertonen. Herlezen betekent het zich creatief bezighouden met de mogelijkheden die een tekst ons biedt en die steeds verschillend is. Vandaar dat elke lezing een andere lezing is. Zoals altijd huist in zulke beweringen een grond van waarheld, die overigens vrij banaal is, en speculatieve kanten die aantrekkelijk zijn. Je hebt teksten die niet aan de verwachting beantwoorden en je hebt traditionele teksten die min of meer viot weglezen. Toch blijf ik met een probleem zitten. En wel naar aanleiding van | |
[pagina 199]
| |
mijn onderzoek naar Ter Braak: bestaat er inderdaad geen eerste lectuur, en zo nee, waar begint dan de tweede lectuur? Barthes speelt hier een beetje met woorden. De eerste lectuur bestaat natuurlijk wel, het is het voor de eerste keer lezen van een tekst. Maar dat bedoelt Barthes niet. Grosso modo betekent eerste lectuur een simpele aanpassing van tekstgegevens aan de verwerkingsmogelijkheden van een lezer die stereotiep gevormd zijn. En die hangen nogal af van een aantal factoren: zijn getraindheid, zijn eruditie, zijn geestelijke soepelheid, noem maar op. Als literatuurwetenschapper begin je meestal met ‘tekst van plichtmatigheid’, ‘texte de devoir’. Binnen een werkgroep of voor een onderzoek moet ik een tekst lezen, plezier of geen plezier, genot of geen genot. Dat gebeurt onder dwang van de op een hypothese gerichte verwachting, die me dan met mijn neus op mijn tekst drukt. Geen plezierige lectuur-voor-bij-de-haard. Maar dan kan een tekst die eerst uitsluitend als onderzoeksobject heeft gefungeerd, wel degelijk uitgroeien tot een texte de plaisir, ja zelfs tot een texte de jouissance. Daarin heeft Barthes gelijk, want van een leesbare tekst maken wij een schrijfbare tekst, we manipuleren bij het leven, knippen en kneden erin, het dolste is niet dol genoeg. Hoewel dat ook van het temperament van de onderzoeker afhangt. Obsessionele elementen verbind je met elkaar, vondsten van stilistische aard maken je enthousiast, associaties met andere literaire of sociaal-culturele gegevens vormen aanleiding om 's wat dieps te poneren. Kortom, je tekst groeit alle kanten op, het wordt een epicentrum van uitzaaisels van interpretatiemogelijkheden. En dat verschaft genot. Daarbij kom je klaar (jouir). Het kader dat je als uitgangspunt neemt doet er naar mijn mening niet toe. Mijn parafrase van Hampton Court is niets anders dan een anecdotische samenvatting die voorbereidt op een structurele analyse. Zo'n analyse vormt de basis van een traditionele interpretatie waarbij gezocht wordt naar een eenduidige betekenis. De lisibiliteit in al zijn glorie! Maar het kan ook de basis vormen voor de vraag of er een meerduidige betekenis bestaat, ja zelfs of | |
[pagina 200]
| |
de tekst ‘scriptible’ gemaakt kan worden, of hij niet de hele interpretatie, eenduidig of meerduldig, als probleem stelt. Ik vraag me altijd af hoe degenen, die zich helemaal in de tekst gestort hebben en al datgene gemeld hebben wat ze meenden te moeten melden, na afloop tegen die tekst aankijken. Onverschillig, ik keer mijn rug naar het werk waarmee ik me lang bezig heb gehouden; ik walg er zelfs van: 't is welletjes geweest. Maar het kan heel nuttig zijn voor mijn wetenschappelijke carrière in steeds wisselende octaven over hetzelfde werk te orgelen. Texte d'indifférence, de dégoût, de carrière? Of toch nog een blijvend plezier, genot? Hampton Court lijkt mij in aanleg een texte de plaisir, lisible; hoewel de meeste kritici uit die tijd er niet zo over dachten. We zullen zien wat daarvan overblijft. |
|