| |
| |
| |
Het nieuwe brand blus boek.
Pietje en zijn zus Marie (van acht en negen jaar),
die speelden in de tuin vóór 't huis genoeg'lijk met elkaar.
Toen kwam een brandweer-auto langs met vreselijk geluid!
De kinderen schrokken danig en het spelletje was uit!
Piet en Marietje keken eerst waarheen de auto reed;
wát of dat loeiende-geval bij hun in 't buurtje dééd.
Er kwamen jongens áángerend, Kees, Karel en nog méér.
en riepen in 't voorbijgaan nog: ‘Een brandje bij ter Veer!’
Steeds méér publiek kwam er op af, opééns, van alle kant.
Het nieuws ging snel van mond tot mond: ‘Er is daarginder brand.’
Marie en Pietje liepen mee, de ogen groot van schrik!
Ze zagen vlammen bij het dak, de rook werd al vrij dik!
Het was het huis van Wim ter Veer, het vriendje uit de klas,
waar reeds de brandweer, snel als steeds, met slangen bezig was.
De commandant was zelf er bij en ging direct naar binnen.
Wat moet die man, in ál die rook, in vredesnaam beginnen?
Já, dát is nu routine-werk, hij kan die rook trotseren
en kruipt desnoods over de vloer, een brandwacht moet dat leren.
Want vóór dat hij aan 't spuiten gaat luidt d'opdracht: Mensen redden!
En dat geen brandwacht dát vergeet, wil ik wel met je wedden.
| |
| |
| |
| |
Agenten kwamen áángefietst om orde te bewaren,
't Publiek moest op een afstand staan om 't werk niet te verzwaren.
Een brigadier vertelde toen, dat hij juist had vernomen.
dat Wim nog in de woning was, niet tijdig kon ontkómen.
Zijn Ouders keken angstig naar een brandwacht met courage,
die door een raam naar binnen klom op 'n hogere étage.
En ja, dáár kwam hij al weer aan. Wát droeg hij naar beneden?
't Was Wim, die in zijn armen lag; de brandwacht keek tevreden.
Hij had z'n brandweer-plicht vervuld, de jongen was in leven,
al was hij dan ook door het vuur niet ongedeerd gebleven.
Een dokter was reeds bij de hand en ging Wim snel verbinden;
een auto van het ‘Groene Kruis’ was óók al gauw te vinden.
De mensen waren even stil toen Wim werd ingeladen.
Waarhéén de ziekenauto reed dat kun je al wel raden.
Wim's Ouders gingen beide mee, dat is óók te begrijpen;
natúúrlijk hadden die geen lust om naar de brand te kijken.
De overige brandweerlui hadden niet stilgezeten
en zich inmiddels van hun taak, de brandblussing, gekweten.
De auto-spuit bracht water aan, geperst door dikke slangen,
gelégd door vóórdeur, langs de trap en verder door de gangen.
Erg lekken doet zo'n vlasslang niet, vocht doet de vezels zwellen,
zodat de vezeltjes elkáár juist waterdicht gaan knellen.
Want óók in 't huis van Wim ter Veer werd niet ‘maar ráák’ gespoten;
de schade, door de brand gemaakt, mag men niet gaan vergroten.
Een goede brandwacht brengt precies het water in de vuur-haard
en als hij 't óók nog zuinig doet is hij alleen zijn geld waard.
Het bleek, dat in ter Veer z'n huis de zolder flink in brand stond,
zodat de commandant direct twee spuitgasten dáár heen zond.
Ze deden eerst een masker voor omdat er zware rook hing
(een brandweerman was ánders gauw een echte ‘droge-bokking’).
| |
| |
Modern materieel
| |
| |
Lo ging het vroeger
| |
[pagina 12-13]
[p. 12-13] | |
De mannen hadden nóg een taak, waarmee ze zich belasteen:
de veiligheid van 't meubilair, van tafels, stoelen, kasten.....
Ze sjouwden en ze zwoegden maar, het zweet liep van hun snuiten,
maar héél de inventaris stond in no-time netjes buiten.
Inmiddels was héél goed te zien, dat ook het bluswerk ópschoot,
en men nog met een dunne straal wat water op de brand spoot,
De ‘ná-blussing’ heet dat in 't vak, de strijd is dan gestreden:
Nú werd de schade vastgesteld, die Wim's Pa had geleden
Dat doet de brandweer enerzijds, doch óók de assurantie.
'n Schade-regelings expèrt van 'n verzekerings-instantie
liep al, met potlood en papier, de schade te noteren;
wat allemaal verloren ging aan meubilair en kleren.
Want Wim z'n Pa, dat snáp je wel, kon dat niet zèlf betalen
Wáár zou de goeie man opeens ál 't geld wèg moeten halen.
Hij was verzekerd en men zou hem 't mééste wel vergoeden.
indien althans, de brand-oorzaak geen opzet deed vermoeden.
Nu, daar was hier, geen sprake van, dat wist óók de Politie,
die hij elk brandstichtingsgeval, in opdracht van Justitie’,
direct een onderzoek instelt en meestijd het succes heeft,
dat inderdaad de schuldige zijn kwadeópzet toegeeft.
| |
[pagina 14-15]
[p. 14-15] | |
| |
[pagina 16-17]
[p. 16-17] | |
Meneer ter Veer ging dus vrij-uit, maar met z'n zoon was 't ánders,
want bij 't verhoor in 't ziekenhuis (met heel veel ‘waterlanders’)
vertelde hij hoe 't was gebeurd; hij zat zich te vervelen
EN WAS OP ZOLDER, IN EEN HOEK, MET LUCIFERS GAAN SPELEN!!!
Het hele doosje vloog in brand, vertelde hij benepen
en in een oogwenk had het vuur toen om zich heen gegrepen!
Z'n kleren waren door de vlam metéén ook al gaan branden,
wat hij, al roepende om hulp, gedoofd had met zijn handen.
Van schrik en pijn geraakte hij al spoedig buiten westen!...
En zó kwam onze Wim ter Veer heel lelijk ‘in de nesten’.
Hij werd, genezen, ná een maand uit 't ziekenhuis ontslagen,
maar heeft nog járen-lang de naam ‘Wim Lucifer’ gedragen.
De jonge dader kreeg een les, die hij nooit zal vergeten,
en daarom vraag ik, jougeloi, of jullie 't nu óók weten
SPEEL NIET MET VUUR IN HUIS EN HOE DENK TOCH AAN DE GEVAREN
HELP MEE ONS KOSTBARE BEZIT ZORGVULDIG TE BEWAREN.
|
|