Limburg zijn er nog heel wat bakkese over. Tegenover de kerk van Banholt is er eentje verbouwd tot een mini-huisje.
Over het woord bakkes is meer te zeggen. We kennen bakkes ook als aangezicht, verklaren woordenboeken. Ik kies liever voor gevraet: het gaat niet om ogen, voorhoofd, getuige de verwensing: hou je bakkes.
Ook hier is er een nevenvorm bakhuis (in het Middelnederlands bachuus). Dat bak staat voor het verdwenen woord bak(ke), kaakbeen, dat we nog hebben in kinnebak, bakkebaard en het Limburgse baktandj: kies. De baktenj zijn de achterste kiezen. En dan heeft het woordenboek van Gronsveld nog de bakreem: een riem die vastgemaakt is aan 't gebeet van het paard. Dat is een stalen stang die het paard in de mond krijgt, zodat het wel moet reageren op de commando's die de voerman via de teugels geeft. Welnu: die bakriem loopt onder de onderkaak door, en dat bak kan dus van kinnebak komen. Hij wordt ook bekriem genoemd, en voor wie het weten wil: het Nederlandse woord is loenje, van Frans longe oftewel halsterriem.
Het WNT suggereert (1898) dat bakhuis voor gezicht een grappige verbastering zou zijn van de oudere vorm bakkes. Het woord bakkes staat in deel II dat in 1898 verscheen. Dat wil zeggen: alleen bakkes in de betekenis: gezicht. Bakhuis als gebouw (bakkeet) wordt ook behandeld, maar de variant bakkes ontbreekt.
We hebben verder mómbakkes: masker, het gezicht dat je opzet om je te vermommen, maar even terug naar het werkwoord bakken. Een van de betekenissen in het Limburgs lijkt haast honderd procent tegengesteld aan wat er in het bakhuis gebeurde, namelijk: hard vriezen. Aanderdaag ('s morgens vroeg, als het licht begint te worden) kint 't good gaon bakke. Bakken is hier: hard worden. In ouder Nederlands vind je: kou bakt de velden hard, en rivieren kunnen bakken: dichtvriezen.