Leiden en Westelijk Rijnland
(1944)–E.H. ter Kuile– Auteursrecht onbekendWarmond.Verspreid over de gemeente de volgende watermolens:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
Warmond.Ga naar margenoot+ litteratuur: w.c.h. machen. Warmond voorheen en thans, 2 dln. Leiden 1927 en 1931. Ga naar margenoot+ DE OUDE KERK, eertijds gewijd aan St. Matthias, is met uitzondering van den toren een bouwval. De toren en de ruïne van de kerk zijn eigendom van de Hervormde gemeente, die op het terrein binnen en om de voormalige kerk een begraafplaats onderhoudt. Ga naar margenoot+ litteratuur: j.b. van loenen, De gewezen en de tegenwoordige Hervormde Kerk te Warmond in Het Huis Oud en Nieuw 1910 blz. 53. Ga naar margenoot+ geschiedenis. Wanneer de ‘capella’ van Warmond, die het eerst in 1063 wordt vermeld als dochter van Kerkwerve oftewel Oestgeest (v.d. bergh I no. 85, obreen no. 85), tot parochiekerk werd verheven, is niet bekend. In juistgenoemd jaar erkende de bisschop van Utrecht, dat de kapel voor de helft toebehoorde aan de abdij van Echternach, die haar rechten in 1156 overdroeg aan den graaf van Holland (v.d. bergh I no. 133, 134, obreen no. 156, 155). Deze op zijn beurt droeg zijn rechten in de 14de eeuw over aan den heer van Warmond. Aangaande den bouw van de kerk weten wij alleen, dat het koor in 1525 werd begonnen en in 1527 klaar was (van heussen blz. 558). Op 18 Augustus 1573 werd de kerk door de Leidenaars in brand gestoken (orlers blz. 618). In 1579 werd daarop alleen het koor hersteld en wel ten behoeve van den Hervormden eeredienst (machen I blz. 49, 50). Ongetwijfeld is de toren, voor zoover deze door den brand van 1573 mocht zijn geteisterd, tezelfdertijd hersteld. In 1874 werd de op eenigen afstand nieuw gebouwde Hervormde kerk in gebruik genomen, waarna de kap en het grootste deel van de muren van het oude koor werden afgebroken. Zoo werd de geheele oude kerk met uitzondering van den toren een bouwval. Ga naar margenoot+ Blijkens de voorhanden overblijfselen (afb. blz. 217. no. 36 pl. CLXX no. 434) bestond de kerk vóór haar verwoesting uit een forschen toren, een driebeukig schip, dat den toren aan drie kanten omvatte, een dwarsschip, een koor met een sluiting van vijf zijden van een onregelmatigen veelhoek en twee zijkoortjes met een sluiting van drie zijden van onregelmatige veelhoeken. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||
De toren is opgemetseld van baksteen, de kerk van baksteen met spaarzameGa naar margenoot+ toepassing van natuursteen, in hoofdzaak tufsteen, voor lijsten, hoekblokken
Afb. 36. Warmond. Bouwval oude kerk.
en speklagen. Aan de steunbeeren van het koor is vrij veel Gobertange verwerkt. De baksteen vertoont de volgende formaten:
De toren telt vier geledingen, wordt gedekt door een korte achtzijdige spits,Ga naar margenoot+ en is voorzien van een traptoren die geheel ‘koud’ tegen den Zuidmuur van den toren en den aansluitenden Westgevel van het kerkschip is gebouwd. De eerste geleding bevat in den Westgevel een thans dichtgemetselden rondboogingang van laatgothische profileering, gevat in een spitsboognis. Een spitsboogopening, die eertijds torenportaal en middenschip verbond, is | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||
eveneens dichtgemetseld. De tweede geleding is vlak behandeld, de derde heeft hoeklisenen en gedeeltelijk gedichte spitsbogige galmgaten, de vierde vertoont spitsbogige galmgaten, geflankeerd door ondiepe nissen. Om de spits bevindt zich een met lood afgedekt plat zonder borstwering of leuning. De vergulde windvaan heeft den vorm van een oud zeeschip, ongetwijfeld ter herinnering van den admiraal Jan van Duivenvoorde, onder wien in 1597 de gedeeltelijke herstelling tot stand kwam. Te halver hoogte van den traptoren voert een uitgebouwde verbindingsgang naar de eerste verdieping. De kop van den traptoren is met nissen versierd. Het torenportaal wordt gedekt door een zeer beschadigd kruisribgewelf. Noord- en Zuidwand van de portaalruimte zijn elk voorzien van een rondboognis die een paar kleine rondboognissen omsluit. Ga naar margenoot+ Op den hoogsten torenzolder hangt een klok van 103 cM. middellijn met opschrift: Soli Deo Gloria. Den gueminten van...... mien laten guite. M.F.S.I.P. met fesit 1649. Ga naar margenoot+ Het grootste gedeelte van de muren van het schip staat nog overeind, zij het ook in zeer verweerden toestand. Aan de Westzijde sluiten de muren ‘koud’ tegen den toren. Tegen den Westgevel even ten N. van den toren bevindt zich nog een muurzuil met aanzet van een scheiboog. Overigens zijn de zuilen tusschen middenbeuk en zijbeuken geheel verdwenen. In den Noordgevel is nog één venster in dichtgemetselden staat over, overigens zijn de vensters niet verder bewaard dan de aanzetten van de bogen. Blijkens deze overblijfselen waren de midden- en de uiterste vensters van lange gevels vrij laag, evenals deze muren zelf, en waren zij gesloten met halfronde bogen. De overige vensters hadden spitsbogen, die hooger opgingen in topgeveltjes, welke door middel van steekkapjes verbonden moeten zijn geweest met de lange kappen. Een en ander blijkt ook uit oude teekeningen in het gemeentearchief van Leiden, cat. no. 8207 en 8208. Hoe hoog de bijbehoorende kap over den middenbeuk reikte, geeft de bovenste van de beide dakmoeten tegen den toren aan; de andere moet is afkomstig van een voorafgaande kerk. In de hoeken van zijbeuken en dwarspanden bevinden zich overblijfselen van portalen. Een kleine traptoren, thans als knekelhuis gebruikt, is ‘koud’ tegen het muurwerk van de derde travée van den Noorderzijbeuk opgetrokken. Wellicht gaf deze traptoren toegang tot een galerij voor de conventualen van het verdwenen vrouwenklooster van de Derde Orde van St. Franciscus, dat aan de Noordzijde van de parochiekerk was gelegen. Wij weten namelijk, dat ingevolge een toezegging bij de stichting in 1410 een overdekte gang van het klooster naar de kerk leidde, waar de zusters over een galerij achter in de kerk beschikten om de diensten te kunnen bijwonen (J.C. Overvoorde, Archieven van de Kloosters, I, regesten no. 239 en 466). Ga naar margenoot+ In den bouwval van het koor liggen twee grafzerken met wapens en kwartieren, de eene (pl. CLXX no. 435), metende 320 × 208 cM., voor Jacob van den Woude † 1395 (het jaartal 1398 op de zerk is onjuist), maar niet ouder dan | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||
begin XVII, de ander (pl. CLXX no. 436), metende 348 × 208, voor Nicolaes van Mathenesse † 1617 en zijn vrouw Geertruit van Lockhorst † 1630. In het Westelijk eind van den Zuiderzijbeuk bevindt zich een graf van tufsteenblokken,Ga naar margenoot+ indertijd hier ontgraven en boven den grond weer opgesteld. Losse tufsteenblokken, vermoedelijk afkomstig van een dergelijk graf, liggen bij het Noorderdwarspand buiten de ruïne.
DE HERVORMDE KERK is een gebouw van 1874, tot welks inventarisGa naar margenoot+ behooren:
Geverfd eikenhouten kuip van een preekstoel met Toskaansche hoekpilasters en vlakke paneelen, XVII A. Twee eendere zilveren avondmaalsbekers, hoog 15,5 cM. met opschrift: Dit is den Beker der Danckseginge, en voorzien van gegraveerde alliantiewapens, het manswapen doorsneden: twee gaande leeuwen; het vrouwewapen gedeeld: twee klimmende leeuwen. Merken: Holland, den Haag, meesterteeken: naar links gewende vogel met takje in de bek, jaarletter S.
DE ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK van den H. Matthias werd in 1859Ga naar margenoot+ in gebruik genomen. Tot den inventaris behooren:Ga naar margenoot+ Wit marmeren communiebank (pl. CLXXI no. 439), afkomstig uit de St. Walburgskerk te Antwerpen (Craandijk, Wandelingen door Nederland IIIe dr. 1888, Zuid-Holland. blz. 260, zie ook L. Jaarb. 1942 blz. 94 vlg.). Ongetwijfeld midden XVIII. Monstrans van verguld zilver, hoog 87 cM. (pl. CLXXI no. 437). De voetGa naar margenoot+ vertoont in drijfwerk de voorstellingen van Geboorte, Laatste Avondmaal, Kruisiging en Opstanding. De glascylinder wordt geflankeerd door beeldjes van St. Petrus, St. Paulus en andere Heiligen, terwijl de topgeledingen beeldjes van de H. Maagd en van den triomfeerenden Christus bevatten. Merken onleesbaar. Akensch werk? (L. Jaarb. 1941 blz. 86); XVII A. Monstrans van verguld zilver, hoog 52 cM. (pl. CLXXI no. 438). De voet vertoont in drijfwerk de symbolen van de Evangelisten. In den top een beeldje van de H. Maagd. Merken: Amsterdam, meesterteeken: een schenkkan, jaarletter F (1616?) Kelk van verguld zilver in Lodewijk-XVI-vormen, hoog 27,5 cM., voorzien van de alliantiewapens -Roest van Alkemade-van Wassenaar (Margaretha van Wassenaar, erfdochter van Warmond, huwt 1779 Theodore Jan Roest van Alkemade). Merk: een stralende zon (de Rotterdamsche goudsmid van Son, zie Haarl. Bijdr. 1941 blz. 184).
GROOT-SEMINARIE. Tot den inventaris behooren:Ga naar margenoot+ Een reeks schilderstukken, te weten:Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||
Rijk gesneden altaarvoorzetsel, omstreeks 1700 (pl. CLXXIII no. 444). Verguld zilveren gothische kelk (pl. CLXXII no. 441). De achtpuntige voetGa naar margenoot+ is voorzien van vier geëmailleerde medaillons, voorstellende Jezus' Geeseling,Ga naar margenoot+ Kruisdraging en Kruisiging, alsmede een geknielden ridder met wapen: in goud drie dwarsbalken van sabel en een barensteel van keel, alsmede spreukband met: Ora pro nobis. De achtzijdige stam, waarvan de vlakken traceerwerk met emaillevullingen vertoonen, is voorzien van een nodus met acht ruitvormige rozetkoppen. De cuppa is modern. Hoogte 20 cM. Geen merken. Midden XV. Cat. Tentoonst. v. Kerkel. Kunst 's-Hertogenbosch 1913 no. 504, Gedenkboek fig. 75. Verguld zilveren kelk (pl. CLXXXII no. 440). Op een zeslobbigen voet, versierd met gedreven voorstellingen van Mozes water uit de rotsen slaande, Laatste Avondmaal en Kruisiging, verrijst een stam, waarvan de nodus zes engelkoppen vertoont. De gedreven medaillons van de cuppa stellen de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||
H. Maagd, Johannes den Dooper en St. Laurentius voor met daartusschen de Lijdenswerktuigen. Hoog 30 cM. Merken: Holland, Amsterdam, de letters B en C, verder weggesleten. XVII A. Verguld zilveren kelk (pl. CLXXII no. 442). Op den voet, waar in drijfwerk de tafereelen van Geboorte, Laatste Avondmaal en Kruisiging zijn gedreven, rust een stam, welke wordt gevormd door de drie figuren van den Christus als Man van Smarten, als Goeden Herder en als Triumphator. Van de drie reliefs op de cuppa verbeelden er twee het Offer van Abraham en het derde Abraham met Melchisedech. Hoogte 30 cM. Merken: Meesterteeken van Jan Moermans te Antwerpen (XVII B) en de letters O en V. Zilveren hostiedoos (pl. CLXXIV no. 445). De rand wordt gevormd door opengewerkte bloemranken, het deksel vertoont een gedreven Charitas-relief waaronder wapen: drie schuinbalken. Middellijn 9 cM. Merk: monogram van de letters H, I en G. XVII B. Stel zilveren ampullen met ampullenblad in Lodewijk XVI-vormen (pl. CLXXIII no. 443). Merken: een haan(?), een V met drie puntjes erboven, een manskop en een schrijfletter E. Zilveren godslamp met bijbehoorende altaarschel, versierd met gedreven vruchtornament en engelkoppen. Merken: Antwerpen, meesterteeken van Jan Moermans en jaarletter K (1666/'67). Cat. tentoonst. v. Kerkel. Kunst te 's-Hertogenbosch 1913 blz. 226 no. 944. Zilveren wierookvat in rococovormen (pl. CLXXIV no. 446). Geen merken. Zilveren wierookvat in Lod. XVI vormen. Merken: een kroon, een a, een ovaal schild met schuinbalk en een visch (?). Zilveren missaalbeslag, bestaande uit rococo klampen en vier hoekstukken met reliefvoorstellingen van de Evangelisten. Geen merken. Midden XVIII. Een paar rococo wandluchters van zilver. Merken: Holland, den Haag, meesterteeken gekoppelde W en B (Jan Willem Burger), jaarletter F (1752) en een N. Stel gedreven zilveren kandelaars zonder merken, hoog 62 cM., XVIII A. Stel gedreven zilveren kandelaars zonder merken, hoog 44 cM., XVIII A. Stel gedreven zilveren kandelaars zonder merken, hoog 38 cM., XVIII A. Stel zilveren kandelaars in Lodewijk XVI-vormen, hoog 114 cM., Merken als die van bovengemeld Lod. XVI wierookvat. Stel zilveren kandelaars als voorgaande, hoog 72 cM. Twee zilveren schaaltjes in Lodewijk XVI-vormen met de gegraveerde wapens -van Wijckerslooth-Ram van Schalkwijk. Merken weggesleten. Voorts een aantal sterk gerestaureerde paramenten, midden XVIII en XIX A, alsmede oud kantwerk.
Ga naar margenoot+ HET HUIS TE WARMOND, oudtijds de residentie van de heeren van Warmond, ligt aan het Noord-Oostelijk einde van het dorp. Ga naar margenoot+ litteratuur: j.b. van loenen, Het Kasteel te Warmond in Het Huis Oud en Nieuw 1910 blz. 245-256. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||
geschiedenis. Het Huis te Warmond, waarvan de stichtingstijd in een onbekendGa naar margenoot+ verleden ligt, behoorde tot de sloten die Albrecht van Beieren na den moord op Aleid van Poelgeest in 1393 liet verwoesten. Het was spoedig herbouwd, zoodat het in 1420 door de belegeraars van Leiden opnieuw kon worden verwoest (Divisiekroniek uitg. Gouthoeven 1636 blz. 407, 441). Op 6 December 1573 bezetten de Spanjaarden het slot, waarop het uitgebrand schijnt te zijn. In 1579 begon de herbouw, waarbij, volgens het in het huisarchief bewaarde bestek, de oude muren zooveel mogelijk werden gebruikt en de oude gedaante zooveel mogelijk werd behouden. De toestand na dezen herbouw wordt weergegeven op de houtsnede in Paullus Merula's boek over de Wildernissen, dat in 1605 verscheen, alsmede op verscheiden andere afbeeldingen, o.a. de prenten in het Kabinet v. Nederl. en Kleefsche Oudheden nos. 85, 86, 87, Het Verheerl. Nederland no. 296, en een teekening door Roeland Roghman (pl. CLXXV no. 448). In 1774 werd de heerlijkheid Warmond gekocht door P.C. baron van Leyden, die het huis gedeeltelijk liet sloopen en met gebruikmaking van een rest van het muurwerk tot een volkomen regelmatig buitenverblijf deed verbouwen, dat sindsdien geen veranderingen van beteekenis meer heeft ondergaan behalve het dempen van de gracht aan de voorzijde. Het huis bestaat uit drie vleugels om een binnenplein (pl. CLXXV no. 447).Ga naar margenoot+ De buitenhoeken worden gevormd door vrijwel niet uitspringende rechthoekige torens; de vleugels aan de voorzijde eindigen in torenvormige paviljoens op vierkanten plattegrond. In het fronton boven den ingang prijken de wapens -van Leyden en -Warmond. Uitwendig is het gansche huis gepleisterd en gewit. Aan de achterzijde in het midden bevindt zich een zaal met sobere betimmering en stucwerk, in het rechtervoorpaviljoen een ronde muzieksalon met gestucte wanden en plafond, beide in Lodewijk XVI-vormen (pl. CLXXVI nos. 449 en 450). In een van de torens hangt een klokje van 60 cM. middellijn met opschrift: mcccxcij. et. vocor. barbara. Op het lijf het wapen van de heerlijkheid Warmond. Aan het begin van de oprijlaan staan twee lage hardsteenen pijlers, XVIIId. bouwperioden. De Noordelijke hoektoren en een deel van het muurwerk van denGa naar margenoot+ aansluitenden zijvleugel dagteekenen wellicht nog uit de 15de eeuw, de rest van het huis is omstreeks 1780 vrijwel geheel nieuw opgetrokken. |
|