Leiden en Westelijk Rijnland
(1944)–E.H. ter Kuile– Auteursrecht onbekendNoordwijk.Ga naar margenoot+ litteratuur: j. kloos, Noordwijk in den loop der eeuwen, Noordwijk, 1928. | |||||||||
Noordwijk-binnen.PompenGa naar margenoot+ Op het Lindenplein staan twee hardsteenen pompen, midden XVIII. Een derde hardsteenen pomp, XVIIId, staat aan de Voorstraat bij de Hervormde Kerk (pl. CXLVII, no. 372). | |||||||||
KerkenGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, oudtijds aan St. Jeroen gewijd, is eigendom van de kerkelijke gemeente met uitzondering van den toren die aan de burgerlijke gemeente behoort. Ga naar margenoot+ geschiedenis: De oudste vermelding van de kerk van Noordwijk is haar schenking aan het klooster Egmond door graaf Dirk II (midden X, v.d. bergh I, no. 66). De kerk is waarschijnlijk gebouwd op het graf van den plaatselijken heilige St. Jeroen (zie over St. Jeroen p.j. blok in Bijdr. v. Vaderl. Gesch. en Oudheidk. 1903, blz. 1). Bij oorkonde van 2 Mei 1303 gaf de bisschop verlof de helft van de kerkegoederen te vervreemden terwille van den nood van de kerk en om de opbrengst te gebruiken voor de kerkfabriek (j.w. berkelbach v.d. sprenkel, Regesten v. oork. betr. de | |||||||||
[pagina 161]
| |||||||||
bisschoppen v. Utr. 1301-1340, no. 33). Volgens van heussen (blz. 597) gaf de bisschop in hetzelfde jaar bovendien verlof een (nieuwe) kerk te bouwen. In 1308, 1310 en 1311 werden kapellanieën in de kerk gesticht (p.l. muller, Regesta Hannonensia, blz. 26, 34; kloos, blz. 58). In 1429 maakte de bisschop bepalingen betreffende de vereering van St. Jeroen, waarbij een aflaat werd ingesteld voor bedevaarten naar de kerk van Noordwijk (van heussen, blz. 597). In 1444 erkennen kerkmeesters een rente te hebben verkocht teneinde de opbrengst te gebruiken ‘om die kerc op te tijmmeren van den cruuswerc tot den toern toe’ (j.c. overvoorde en j.w. verburgt, Archief der Secretarie van de stad Leiden 1253-1575, blz. 298, Reg. no. 535). In 1450 brak in het dorp een brand uit, die ook de kerk teisterde, zoodat de graaf in datzelfde jaar bepalingen maakte ten gunste van de ‘reffectie ende vermakinge’ van het gebouw (kloos, blz. 60). In den ‘Spaanschen tijd’ moeten de kerken van Noordwijk-binnen en Katwijk op den Rijn ongeveer de eenige van deze streek zijn geweest, die niet door brand werden verwoest (verg. kloos, blz. 111). Toch schijnt de kerk van Noordwijk-binnen eenigszins geleden te hebben, want het is bekend dat de Staten van Holland in 1595 een heffing goedkeurden tot reparatie van de kerk (Kerkelijk Plakaatboek IV, blz. 617). In 1791 werd de toren hersteld en van een nieuwe spits voorzien (kloos, blz. 380, no. 139). In de jaren 1901-1904 werd de kerk volgens de toen gangbare opvattingen gerestaureerdGa naar margenoot+ door den architect H.J. Jesse te Leiden, bij welke gelegenheid de bekapping grootendeels werd vernieuwd, de vensters voor zoover niet dichtgemetseld natuursteenen harnassen kregen ter vervanging van houten ramen, en inwendig o.a. de natuursteenen zuilen en scheibogen van pleister en witsel zijn ontdaan. De toren is vanwege de burgerlijke gemeente in 1926 gerestaureerd door den architect A.A. Kok te Amsterdam. Het muurwerk is daarbij hersteld door het inboeten van scheuren en het vervangen van slecht en later ingezet metselwerk. De oorspronkelijke galmgaten, die sterk gewijzigd waren, herkregen hun vroegere gedaante, de later in de topgeleding ingebroken galmgaten werden gedicht, en de nissen van deze geleding, die aan Zuid- en Westzijde verminkt waren, werden hersteld. De houten balustrade van den omgang maakte plaats voor een gemetselde borstwering. De niet oorspronkelijke rechthoekige toreningang werd vervangen door een geprofileerden korfboogingang, gereconstrueerd naar onder den vloer gevonden profielen en een aan de binnenzijde gevonden boog. De kerk (Afb. blz. 162, no. 22; pl. CXLVII-CIL, nos. 370 nos. 371 nos. 372 nos. 373 nos. 374 nos. 375 nos. 376) ligt geheelGa naar margenoot+ vrij op het omheinde en beplante voormalige kerkhof. Het gebouw bestaat uit een forschen toren, een driebeukig schip, waarvan de zijbeuken den toren aan Noord- en Zuidzijde omvatten, een dwarsschip, en een koor met een sluiting van vijf tienhoekszijden. De toren is uitsluitend van baksteen opgetrokken, de kerk van baksteen metGa naar margenoot+ toepassing van verschillende soorten natuursteen, o.a. tuf, Ledesteen en Gobertange voor zuilen, scheibogen, vensterbogen, lijsten, hoekblokken, e.d. De oude baksteen vertoont de volgende formaten:
| |||||||||
[pagina 162]
| |||||||||
Het metselwerk van den toren vertoont geen regelmatig verband, dat van de kerk afwisselend staand en kruisverband. Ga naar margenoot+ De toren, die aanvankelijk aan drie zijden vrij moet hebben gestaan, is ter hoogte van de portaalruimte geheel vlak behandeld. Daarboven vertoont de Westgevel hoeklisenen, verbonden door een keperoverkraging en tandlijsten. Vervolgens, als de toren zich verheft boven de kerkdaken, komt een geleding met ondiepe nissen, elk gedekt door een tweetal driepasbogen.Afb. 22. Noordwijk-binnen, Herv. Kerk.
De galmgaten in de vierde geleding worden geflankeerd door ondiepe nissen met driepasbogen, de topgeleding eindelijk is aan alle zijden versierd met een reeks smalle nissen met tooten in de spitsbogen. Dat de spits oorspronkelijk in steen was uitgevoerd, blijkt uit de schilderij door G. Berkheyde in het Kunstmuseum te Göteborg (pl. CXLVII, no. 370), waarop de schilden van ankers zijn voorzien, en voorts uit het ‘Handschrift-Verhees’ (zie Taxandria 1918, blz. 29), waar bij de afbeelding van de kerk (1797) is aangeteekend ‘...... zijnde het spits ook van steen’. De tegenwoordige houten, met leien bekleede spits schijnt in vorm weinig af te wijken van de vroegere steenen. | |||||||||
[pagina 163]
| |||||||||
Wat den ingang aangaat, het schijnt ons twijfelachtig of deze oorspronkelijk aan de buitenzijde met een korfboog gesloten is geweest. De vensters van het schip hebben schuine kanten met een kraal aan de buitenzijde,Ga naar margenoot+ zulks evenwel uitgezonderd de vakken aan Noord- en Zuidzijde van den toren, waar de kraal ontbreekt. Alleen de vensterbogen zijn in natuursteen uitgevoerd. De vensterneggen doen sterk denken aan die van de beide Leidsche hoofdkerken. De natuursteenen vensterharnassen zijn alle van de restauratie afkomstig. Ter plaatse waar thans aan de Zuidzijde een eenvoudig 19-de eeuwsch portaal aanwezig is, bevond zich vroeger een laatgothisch portaal met verdieping, afgebeeld op de schilderij van Gerrit Berkheyde (pl. CXLVII, no. 370) en in het h.s. Verhees. Aan de Noordzijde, waar de muur van het tweede vak een dichtgezetten wijden spitsboog vertoont, stond eertijds de doopkapel, afgebeeld op prent 29 van Rademaker's Rijnlandsche Gezichten. Ten Westen daarvan bevindt zich een vernieuwde korfboogingang. De topgevels van het dwarsschip hebben vernieuwde natuursteenen ezelsruggen.Ga naar margenoot+ De vensters komen in de profileering van de neggen overeen met die van de zijbeuken, uitgezonderd evenwel die in den Oostgevel van den Noorderarm, waar de kraal afwezig is. Vóór de restauratie waren de groote transeptvensters elk voorzien van een betrekkelijke zwaren gemetselden middenstijl die in den vensterkop was gesplitst. Een dergelijk middenstijl is ook te zien op meergemelde schilderij door Gerrit Berkheyde. Toen de bouwvallige middenstijl van den Noordergevel bij de restauratie werd gesloopt, kwam daaronder een stuk van een tufsteenen vensterdorpel met den aanzet van een gewonen lichten vensterstijl tevoorschijn (Bouwk. Weekblad 1902, blz. 466 en 467). Men schijnt dus te moeten aannemen, dat de zware vensterstijlen eerst naderhand zijn aangebracht. In den Westgevel van het Noorderdwarspand bevindt zich boven het plint een dichtgezette opening, gedekt door een latei en een ontlastingsboog met sporen van tooten. Op het kruis staat een torentje met hooge leien spits. Het koor wijkt in de profileering van zijn vensters af van schip en dwarsschip.Ga naar margenoot+ Vier steunbeeren aan de Zuidzijde hebben bovenaan spitsboognisjes met grootendeels vernieuwde kraagsteenen voor beelden. In den Noord-Oosthoek van den toren gaat een gemetselde spiltrap omhoog,Ga naar margenoot+ die tot de bovenste verdieping leidt, en, naar blijkt uit de sporen van een verdwenen voortzetting, oorspronkelijk tot den trans voerde. Deze spiltrap was eertijds vermoedelijk alleen uit de kerk bereikbaar; de ingang uit de kerk, waarvan de dorpel 65 cM. lager ligt dan de kerkvloer, is evenwel dichtgemetseld, en thans wordt de trap alleen uit het torenportaal betreden. De benedenruimte van den toren wordt overkluisd door een kruisgewelf met zware baksteenen ribben ter breedte van één steen. De gemetselde ring van het gewelf is van de restauratie afkomstig. Een spitsboogdoorgang verbindt deze ruimte met de kerk. | |||||||||
[pagina 164]
| |||||||||
In den Oostwand van de eerste verdieping bevinden zich twee gevangenhokken. De wanden bevatten verder eenige lichtnisjes. De bovenste verdieping heeft in de hoeken gemetselde overkragingen, oorspronkelijk bedoeld voor de gemetselde spits van den toren. Het in het zicht komende metselwerk van deze overkragingen is evenwel zeker niet ouder dan de 18-de eeuw, en dus van een herstelling afkomstig, mogelijk bij gelegenheid van de vervanging van de oude steenen spits in 1791. Ga naar margenoot+ De beuken van het schip worden gescheiden door slanke zuilen. Zij hebben kapiteelen met enkele bladkransen en dragen scheibogen waarvan het profiel een treffende overeenkomst heeft met dat van de scheibogen in schip en dwarsschip van de Pieterskerk te Leiden. Op verschillende van deze bogen komen steenhouwersmerken voor. Middenschip, dwarsschip en koor worden gedekt door houten tongewelven; de zijbeuken hebben tegen den middenbeuk aanleunende halve tongewelven, die bij de restauratie grootendeels zijn vernieuwd en van een beschieting in Amerikaansch grenenhout zijn voorzien. Ga naar margenoot+ De onderbouw van den toren met zijn lisenen en keperfries kan uit de eerste helft of het midden van de 13-de eeuw dagteekenen. De nissenbehandeling van de bovengeledingen herinnert sterk aan den voorgevel van de Groote Zaal op het Binnenhof in den Haag en wijst op een verder bouwen in de tweede helft van die eeuw. Het steenformaat bevestigt deze dateeringen. De kerk zelf maakt den indruk in de 15-de eeuw en in hoofdzaak naar één plan te zijn uitgevoerd. Het bericht betreffende den verkoop van renten in 1444 ten behoeve van den bouw van het gedeelte tusschen dwarsschip en toren kan er op wijzen, dat het schip, zooals wij het kennen, al in aanbouw was vóór den brand van 1450. Na dien brand zou men dan kunnen hebben besloten in overeenstemming met het begonnen schip ook een nieuw dwarsschip en koor op te trekken. Het is echter even goed mogelijk, dat de heele kerk tot stand is gekomen als gevolg van een volkomen nieuw ontwerp na den brand van 1450. De zuilen en bogen van natuursteen kunnen bezwaarlijk ouder zijn dan 1450, aangezien zij in het minst geen sporen van brand vertoonen. Dat de vensters van het koor andere negprofielen hebben dan die van schip en dwarsschip, en het koor van iets kleiner baksteenmateriaal is opgetrokken, zou erop kunnen wijzen, dat het wat later tot stand is gekomen dan de Westelijke deelen. Groot kan het tijdverschil echter niet zijn. Bouwnaden vermochten wij niet te ontdekken, maar hierbij dient in aanmerking genomen, dat groote oppervlakken metselwerk zijn vernieuwd. Het eenige gegeven dat wij hebben aangaande de kerk die aan de huidige voorafging, is een dakmoet, welke bij de restauratie op den Oostmuur van den toren werd gevonden. Hieruit kan worden opgemaakt, dat de dakvorst van die oudere kerk ongeveer 6,50 m beneden de tegenwoordige moet hebben gelegen. Tot den inventaris van de kerk behooren:
Ga naar margenoot+ Achtzijdige hardsteenen doopvont met koppen op vier van de zijden (pl. CXLVIII, no. 374). Hoog 127 cM., middellijn kuip 75 cM. Vermoedelijk midden XV. Ga naar margenoot+ Preekstoel, waarvan vijf toogpaneelen van de kuip en het rugpaneel midden XVII, en de koperen lezenaar XVII B. De rest is nieuw. In de kerk wordt | |||||||||
[pagina 165]
| |||||||||
nog een houten lezenaar bewaard, midden XVII, die oorspronkelijk tot den preekstoel kan hebben behoord. Heerenbank van 1751 met eenig rococo snijwerk, dit laatste vervaardigd door den beeldhouwer Francis Maas te 's-Gravenhage (het wapen op de overhuiving is niet oud, het oorspronkelijke in de St. Jorisdoelen). Gestoelte tegen de wanden van de koorsluiting (pl. CXLVIII, no. 373) met goed gesneden pilasters, toogpaneelen en maskers, blijkens opschrift dagteekenend uit 1636. Graftombe van zwart en wit marmer voor Jan van der Does (Janus Douza)Ga naar margenoot+ en zijn nageslacht, opgericht in 1792 (pl. CXLVIII, no. 375). De graftombe werd gemaakt door J. Luraghi en J. Knabiaan te 's-Gravenhage (kloos, blz. 127; prins II A, blz. 247). Vóór het grafmonument een sierlijk gesmeed ijzeren hek. Rijk bewerkte grafzerk van Jan van der Boechorst, heer van Noordwijk,Ga naar margenoot+ † 1450 en zijn vrouw Elisabeth van Alkemade † 1479, in 1895 in den Oostwand van het Noorderdwarspand geplaatst (pl. CL, no. 377). Op de zerk zijn beide overledenen in relief weergegeven, de man met een leeuw, de vrouw met een hond onder de voeten. prins II A, blz. 254, no. 60. Rijk bewerkte grafzerk van Florijs van der Boechorst, baljuw van Noordwijk, † 1509 en zijn vrouw Janna van Schagen † 15......, in 1895 naast juistgemelden grafzerk ingemetseld (pl. CL, no. 378). Beide overledenen zijn op de zerk in relief weergegeven in nissen waarboven eenigszins decoratief opgevatte monsters en kinderfiguurtjes. prins II A, blz. 255, no. 62. Voorts een aantal bewerkte zerken, meest alle in het koor gelegen, waaronder een van Frank van der Boechorst † 1463 en zijn vrouw Catharina van Bakenes † 1481 met gothieke nisordonnantie en vlakgehakte wapenschilden (prins II A, blz. 249, no. 8), en een andere van Johan van der Wijck † 1679 en zijn vrouw Johanna van Hoorn † 1680, versierd met wapens en kwartierwapens. Zandsteenen lijkkist, opgegraven op het kerkhof en thans opgesteld aan deGa naar margenoot+ Zuidzijde van den toren. In deze lijkkist (XI? XII?) liggen eenige laatgothische fragmenten van architecturaal beeldhouwwerk, vermoedelijk afkomstig van een sacramentshuisje. Drie stukken van figuraal beeldhouwwerk, omstreeks 1500, met juistgenoemde fragmenten bij de restauratie onder den vloer van den toren gevonden, berusten thans als bruikleenen in het Stedelijk Museum de Lakenhal te Leiden. Groot tekstbord van 1638 in cartouchevorm.Ga naar margenoot+ Drie tekstborden, XVII A. IJzeren archiefkist. Twee eendere gladde zilveren avondmaalsbekers, blijkens opschrift geschonkenGa naar margenoot+ in 1747. Hoog 16,5 cM. Merken: Holland, Leiden, jaarletter L, meesterteeken J.K.D. Zilveren schaal van 32 cM., middellijn met de gegraveerde wapens-van | |||||||||
[pagina 166]
| |||||||||
Lynden en -van der Does, blijkens opschrift in 1754 geschonken. Merken: Holland, 's-Gravenhage, jaarletter H, meesterteeken GT. Ga naar margenoot+ Klok van 112 cM. middellijn met opschrift: Admonet hora brevis properantem advertere mortem. Petrus Hemony me fecit Amstelodami 1677. Klok van 60 cM. middellijn met opschrift: Soli Deo Gloria 1690 Me fecit I. Ouderogge Rotterodami.
DE ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK VAN ST. JEROEN is een modern gebouw, tot welks inventaris behooren: Ga naar margenoot+ Zilveren reliekarm (pl. CLI, no. 380). Lang 48 cM. Merken: Utrecht, jaarletter K, meesterteeken: een schild met drie ruiten, 2, 1 (Nicolaas Verhaer), alsmede een schild met een blad (?). XVIII A. Zilveren expositietroon met twee engelfiguren. Merken: Holland, Amsterdam, jaarletter X, meesterteeken: een ooievaar. XVIII. Zilveren wierookvat in Lodewijk XVI vormen met modern deksel. Geen merken. Zilveren beeldje van den Goeden Herder met houder om op een staf te plaatsen (pl. CLI, no. 379). Vermoedelijk XIX A. Geen merken. Zes zilveren kandelaars (pl. CLI, no. 381). Hoog 62 cM., geen merken, vermoedelijk XVIII A. Vier dergelijke zilveren kandelaars, hoog 54 cM. Merken: Holland, Rotterdam, jaarletter L, meesterteeken I.B. Ga naar margenoot+ Voorts bevindt zich in de pastorie een portret van Henricus Blessius, pastoor te Noordwijk 1640-'47, † 1673 te Amsterdam. Kniestuk, driekwart naar links, zittend. De rechterhand met brevier rust op de knie, de linkerhand op een doodshoofd dat rechts op de tafel staat naast een crucifix, alwaar ook een briefje met den naam van den voorgestelde ligt. Achtergrond: boeken. Gem. rechts: DVille (D en V dooréén) Ao 1656 (Guillaume de Ville, Amsterdam 1600-1670). Doek, 126,5 × 89. | |||||||||
Gebouwen van liefdadigheidGa naar margenoot+ WEESHUIS. In het gemeentehuis, dat van 1887 dagteekent, is een poortje opgenomen van het overigens verdwenen Weeshuis (pl. CLII, no. 384). Het poortje wordt bekroond door een reliefvoorstelling van den H. Geest en acht weezen, herinnerend aan het H. Geesthuis, waarin het Weeshuis in 1617 werd gevestigd (kloos, blz. 86). Het opschrift onder het relief vermeldt het jaartal 1618. Bij den bouw van het Weeshuis werd het steenhouwwerk gemaakt door Adriaen Willeboertsz. (kloos, blz. 165). | |||||||||
WoonhuizenGa naar margenoot+ Bronckhorststraat 35. Topgevel met venstertoog en een topmakelaar op een maskersluitsteen, XVII. | |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
Bronckhorststraat 57, tegenover de Kerkstraat. Topgevel, XVII. Douzastraat 47. Topgevel met makelaar, XVII. Heiligegeestweg 2. Trapgevel met venstertogen en topmakelaar op kraagsteen met engelmasker, XVII. Lindenplein 1. Deftig breed huis met verdieping. Ingang met rococoversiering. XVIII B. Offemweg 57. Topgevel met venstertogen, XVII A. Voorstraat 23. Gepleisterde laatgothische trapgevel met overblijfselen van overhoeksche pinakels langs elk van de treden (pl. CLII, no. 382). Kelder overkluisd door riblooze kruisgewelven. Voorstraat 49. Topgevel, midden XVII, met ingang van omstreeks 1700 (pl. CLII, no. 383). Voorstraat 55. Breede gevel met verdieping, afgesloten door rechte kroonlijst (pl. CLII, no. 385). Blijkens de late rococovormen van kroonlijstconsoles en ingang omstreeks 1770. Voorstraat 69. Gevel met verdieping en rechte kroonlijst, hardsteenen stoep en een inrijpoort aan weerszijden, XVIII B. Voorstraat 16. Huis met trapgevel (pl. CLIII, no. 386 rechts). XVII A. Voorstraat 18. Huis waarvan de breede zijde aan de straat in het midden is voorzien van een kleinen trapgevel (pl. CLIII, no. 386 links). XVII A. Voorstraat 94. Topgevel met afdekkingen van in- en uitgezwenkt beloop, XVII B. | |||||||||
VerzamelingenOFFEM. Het huis Offem, in de vorige eeuw gebouwd ter plaatse van eenGa naar margenoot+ 17de eeuwsch landhuis der heeren van Noordwijk, bevat een vanouds daar aanwezige verzameling schilderijen: Gezicht op het Huis ter Does. Paneel 46 × 75. Hollandsche school omstreeks 1640. Stilleven met haas, reiger en andere vogels alsmede jachtgerei. Gemerkt links op den kolf van het geweer met monogram NVR of NIR F. 1652. Dient als schoorsteenstuk. Doek 114 × 145, Hollandsche school. Twee dessus-de-porte, stillevens met gevogelte. Doek 111 × 80. Onbekend meester XVII B. Drie putti, verbeeldende Welvaart, Handel en Scheepvaart. Grisaille, doek 112 × 135. Gemerkt met monogram en het jaartal 1765. Door T.H. Jelgersma (1702-1795). Gijsbert Karel graaf van Hogendorp (1762-1834). Borstbeeld naar links. Doek 84 × 74. Hollandsche school. XIX A. Adam François Jules Armand graaf van der Duyn van Maasdam (1771-1848). Borstbeeld naar links, zonder handen, met lint van de Orde van den Ned. Leeuw. Doek 84 × 69. Door J.B. van der Hulst, 1841 (rechts gemerkt). | |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
Voorts een aantal familieportretten, XVI-XIX, van leden van het geslacht van Limburg Stirum en daarmee verwante families, onder meer geschilderd door J. en A. van Ravesteyn, J.C. Valois, C. Bisschop. Op kaarten gebrachte gegevens omtrent deze portretten berusten op het Rijksbureau voor Kunsthistorische en Iconografische Documentatie te 's-Gravenhage. Een portret van Joris van Egmond, bisschop van Utrecht, berust als bruikleen in het Centraal Museum te Utrecht, twee vleugels van een triptiek door Cornelis Engebrechtsz, oorspronkelijk afkomstig uit de Pieterskerk te Leiden, zijn in bruikleen afgestaan aan het Museum de Lakenhal te Leiden.
Ga naar margenoot+ In het gebouw van den ST. JORISDOELEN aan den Offemweg berust een verzameling oude merkwaardigheden, en wel voornamelijk: Drie kruisbogen, een aantal pieken en hellebaarden, een zwaard, twee borstkurassen, drie helmen, meest XVI of XVII. Eikenhouten beeld, St. Joris met den Draak, hoog 90 cM., XVI A. Eikenhouten leunstoel met ronden rug, XVI A. Notenhouten leunstoel met gedraaide pooten, midden XVII. Trik-trakbord met koperen beslag, schietborden, een ruitvormig bord met geschilderde voorstelling van St. Joris met den Draak, een gesneden wapen, afkomstig van de heerenbank in de Herv. Kerk. Vijf geschilderde borden van rederijkerskamers, en wel van ‘De Witte Angieren’ van Haarlem met Christusvoorstelling, 1638; ‘De Witte Acoleyen’, Leiden, met voorstelling van Eva's schepping en de Koperen Slang, 1638; ‘De roode Angieren’, Rijnsburg, met voorstelling van Saulus voor Damascus, gem. J. Schooff, 1638; ‘De Lely onder de Doornen’, Noordwijk, met voorstelling van de Besnijdenis, 1642, en nog een van dezelfde kamer met voorstelling van de Besnijdenis, 1645. Voor nadere bijzonderheden omtrent de St. Jorisdoelen, zie j. kloos, Een bezoek aan de St. Jorisdoelen te Noordwijk, Noordwijk 1911, en dezelfde in Leidsch Jaarb. 1909, blz. 113. | |||||||||
Noordwijk aan Zee.Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK dagteekent, wat het voorste gedeelte aan de Hoofdstraat betreft, nog uit de 17de eeuw. Ga naar margenoot+ Nadat in 1646 een zelfstandige kerkelijke gemeente Noordwijk aan Zee was ingesteld, werd in 1647 een nieuwe kerk gebouwd. Een middeleeuwsche kapel, die in 1573 door de Spanjaarden was gehavend en vervolgens afgebroken, moet niet op dezelfde plaats, maar aan de overzijde van de Hoofdstraat hebben gestaan. In 1900 is de kerk aan de achterzijde vergroot en op smakelooze wijze opgesierd door een portaal, balustrade om het dak, en vensteromlijstingen en -stijlen van opzichtige vormen en materialen. In de jaren 1927/'28 is de vergrooting van 1900 vervangen door een veel grooter kerkruimte met de bedoeling deze op den duur te voltooien door ze te verlengen tot de Hoofdstraat ter plaatse van het nog bestaande oude deel. | |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
De plattegrond van de in 1647 gebouwde kerk is een rechthoek, met één vanGa naar margenoot+ de lange zijden aan de straat gelegen, en aan beide korte kanten gesloten met drie zijden van den regelmatigen achthoek. Tegen één van de overhoeksche zijden is een trap uitgebouwd. Doordat men aan de achterzijde een nieuw schip dwars op de as van de oude kerk heeft opgericht en de veelhoekige einden van de oude kerk heeft afgescheiden, is van de 17de eeuwsche ruimtevormen niets bewaard gebleven. Het uitwendige, dat zwaar heeft geleden onder de verfraaiingspogingen vanGa naar margenoot+ 1900, treft nog door de goede hoofdverhoudingen en door het profiel van het klokketorentje dat midden uit de oude kap oprijst. De oude toestand wordt het best weergegeven door prent 33 van Rademakers Rijnlandsche Gezichten. Oorspronkelijk had de kerk een houten gewelf in de kap, thans heeft zij eenGa naar margenoot+ vlakke zoldering.
Tot den inventaris behooren:Ga naar margenoot+
Eikenhouten preekstoel met fijn geprofileerde lijstwerken, ongetwijfeld dagteekenend uit den tijd van den bouw van de kerk. Koperen doopbekkenhouder, XVII. Twee koperen kaarsenkronen, elk van 12 armen, geschonken in 1801 (kloos, blz. 162). Tien koperen wandluchters (XVIII?). Twee gladde zilveren avondmaalsbekers, een schaal en twee borden, alle geschonken in 1769. Merken: Holland, Leiden, jaarletter L, meesterteeken: de letters A en F gekoppeld. In het torentje hangt een klok van 80 cM. middellijn met opschrift: Alewijn Crombosch Amsterdam Ao1746. |
|