Leiden en Westelijk Rijnland
(1944)–E.H. ter Kuile– Auteursrecht onbekend
[pagina 156]
| |
Lisse.Verspreid over de gemeente de volgende watermolens:
Ga naar margenoot+ Molen van den Lageveenschen Polder aan de Trekvaart. Wipmolen met scheprad. Deze molen, in 1842 bij den aanleg van den spoorweg Haarlem - den Haag verplaatst (Teixeira, blz. 362), zou volgens mondelinge inlichting XIX B zijn vernieuwd. De polder was in 1654 gesticht. Molen van den Lisserpoelpolder aan de Ringvaart. Achtkante houten bovenkruier, voorzien van vijzel en hulpmotor, gesticht in 1676 (archief Rijnland). Molen van den Zemelpolder bij de Derde Poellaan. Achtkante houten bovenkruier met scheprad, verkeert in staat van verval. | |
Lisse.Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan de H. Agatha, behoort aan de Hervormde gemeente met uitzondering van den toren die eigendom isAfb. 20. Lisse, Herv. Kerk.
van de burgerlijke gemeente. De kerk is gelegen op een verheven en ommuurd kerkhof.
Ga naar margenoot+ Een parochie Lisse wordt het eerst in 1274 vermeld (v.d. bergh II, no. 282). Het kan evenwel worden betwijfeld, of Lisse destijds al een volledige parochiekerk bezat, daar zij volgens van heussen (blz. 585) eerst in 1460 tot dien rang werd verheven na afscheiding van Sassenheim. | |
[pagina 157]
| |
In den ‘Spaanschen Tijd’ moet de kerk zijn verbrand, waarna de toren vóór 1590, het schip in 1592 en het koor eerst na 1630 werden hersteld (Teg. Staat C., blz. 331. Kab. v. Ned. en Kleefsche Oudh. II, blz. 88; L. Jaarb. 1941, blz. 168). In 1923 werd de kerk vergroot door den bouw van een dwarsarm tegen de Noordzijde van het schip.
De kerk (afb. blz. 156, no. 20; pl. CXLV, nos. 365, 366) bestaat uit eenGa naar margenoot+ toren, een éénbeukig schip met een modernen dwarsarm tegen zijn Noordzijde, en een smaller driezijdig gesloten koor. Het schip reikt niet geheel tot den toren: tusschen beide bevindt zich een smal afgescheiden vak, dat met het schip onder één kap is gebracht. De tegenwoordige hoofdingang bevindt zich in den sluitwand van het koor. De toren is opgetrokken van baksteen, formaat 20 × 10 × 5, met een buitenbekleedingGa naar margenoot+ van tufsteen, behalve aan het bovenste stuk, waar de tufsteen afwisselt met banden van baksteen. Op de hoeken van den toren staan korte, haaks geplaatste steunbeeren. Een diepe spitsboognis omlijst den toreningang en het thans dichtgemetselde venster onmiddellijk daarboven. Schip en koor zijn uitwendig geheel gepleisterd. Tegen de Zuidzijde van het koor is een moderne consistoriekamer met ruimte voor de centrale verwarming opgetrokken. De benedenruimte van den toren wordt overkluisd door een ribloos stergewelf.Ga naar margenoot+ Hoe de bovenruimten van den toren oorspronkelijk bereikbaar waren, is niet duidelijk. Thans voert een ladder naar een gemetselde trap in het vak tusschen kerk en toren, welke trap onmiskenbaar naderhand tegen den Oostgevel van den toren is opgetrokken; sporen van een anderen opgang ontbreken. In het vak tusschen kerk en toren treft men behalve juistgemelde trap een doorgang aan naar de kerk en verschillende kleine afgeschoten ruimten. Schip en koor worden overdekt door een gewelfd stucplafond, dat evenals de bekapping van betrekkelijk recenten datum is. Van de oude kap is nog één spant over aan de Westzijde bij den toren. Boven den triomfboog bevindt zich een topgevel die geheel schuil gaat onder het dak en aan zijn schoongemetselde Oostzijde het jaartal 1592 in verglaasde koppen draagt. bouwgeschiedenis: Het muurwerk van schip en koor zal naar alle waarschijnlijkheidGa naar margenoot+ uit de 15de eeuw dagteekenen. De toren is vermoedelijk eerst in de 16de eeuw tot stand gekomen. Hierop wijzen het riblooze gewelf en de rondbogige galmgaten. Wat de reden mag zijn, waarom de toren niet onmiddellijk tegen het schip is opgetrokken, kunnen wij niet bevroeden. Tot den inventaris van de kerk behooren:Ga naar margenoot+
Preekstoel van roodbruin geverfd eikenhout, blijkens opschrift dagteekenend van 1668 (pl. CXLV, no. 367). Koperen voorzangerslezenaar, XVII B. Portaalbetimmering tegen den Westwand, XVIIc. Koorhek, XVIIc, halverwege het koor onder een moderne galerij geplaatst. Drie oude lichtkronen, één met drie rijen van 8 armen en twee met twee rijen | |
[pagina 158]
| |
van 8 armen. Een van de beide kleine kronen draagt op een schildje het jaartal 1660. Tekstbord van 1617. Ga naar margenoot+ Grafzerk van hardsteen en wit marmer in het koor voor Wilhem Adriaen van der Stel, Gouverneur van Kaap de Goede Hoop, † 1733, en zijn vrouw Maria de Hase † 1723. De zerk is versierd met treurende figuren, engelen, een voorstelling van de Faam en wapens. Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok van 110 cM. middellijn met opschrift: Laudetur Domino Campanis. Me fecit Jan Albert de Grave Amstelodami 1723.
Ga naar margenoot+ DE ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK VAN DE H. AGATHA is een neogothiek gebouw, tot welks inventaris behooren:
Ga naar margenoot+ Kelk van gedreven en verguld zilver (pl. CXLIV, no. 363). Het drijfwerk van den voet is niet oorspronkelijk. Om de cuppa voorstellingen van Mannaregen, Koperen Slang en Paaschlam. Midden XVII, hoog 27 cM. Geringe en onduidelijke overblijfselen van merken. Kelk van gedreven en verguld zilver (pl. CXLIV, no. 364). Op den voet voorstellingen van de Kruisiging, Petrus, Paulus en Johannes, op de cuppa Maria, Apollonia, Nicolaus en Sebastiaan (?). Midden XVII, hoog 25,8 cM.Ga naar margenoot+ In de pastorie bevindt zich een schilderij, de H. Maagd met het Christuskind. Heupstuk in ovale geschilderde omlijsting. Oude herhaling naar de schilderstukken van Paulus Moreelse (1571-1638) te Aschaffenburg en Mosigkau. Paneel, ovaal, 70 × 54.
Ga naar margenoot+ DEVER of HUIS TE LIS. Bouwval van een middeleeuwschen verdedigingstoren ten Zuiden van het dorp even Oostelijk van den Rijksstraatweg. Ga naar margenoot+ litteratuur: j. craandijk, Wandelingen door Nederland, 3e druk, Zuid-Holland, blz. 277; L. Jaarb. 1915, blz. 57; id. 1921/'22, blz. 55; De Ned. Leeuw 1909, blz. 199. Ga naar margenoot+ geschiedenis: Een geslacht De Ever of Dever, waarnaar het huis Dever genoemd schijnt te zijn, komt al in de 13de eeuw voor. Tusschen 1413 en 1417 ging het huis uit dit geslacht over in dat van van Haeften en vervolgens in een reeks andere families. Over de stichting en lotgevallen van het huis is zoogoed als niets bekend. Tegen het midden van de 17de eeuw werd blijkbaar om de halfronde buitenzijde van den alleen overgebleven middeleeuwschen toren een deftig landhuis opgetrokken, dat in het begin van de vorige eeuw in groot verval verkeerde en omstreeks het midden van die eeuw instortte. Sindsdien ligt Dever als een droevige bouwval in het land. De grachten zijn gedempt. Een twaalftal schilderijtjes in het museum De Lakenhal te Leiden beelden Dever af in het midden van de vorige eeuw na de gedeeltelijke ineenstorting. Zie voorts de lithografie bij P.J. Lutgers en W.J. Hofdijk, Gezichten in de omstreken van 's-Gravenhage en Leyden, 1855, no. 3. Ga naar margenoot+ De toren, waarvan de muren ongeveer 2 M. zwaar zijn, heeft een halfronde verdedigingszijde (Afb. blz. 159, no. 21, pl. CXLVI, no. 368). Hij is opge- | |
[pagina 159]
| |
trokken van baksteen, formaat 23 × 11 × 5 cM. De teekeningen op deze bladzijde geven den toestand van 1891 weer, sinds welken tijd buiten het dempen van de omgrachting geen veranderingen van beteekenis zijn voorgevallen. In den overwelfden kelder zijn drie van de vier schietgaten nagenoeg ongerept bewaard gebleven. In den Oostwand van den kelder bevinden zich twee
Afb. 21. Lisse, Bouwval van Dever.
bakovens. De gewelf-aanzetten van de tweede verdieping rusten op kraagsteenen, waarvan enkele duidelijk een vroeg-renaissance ornament vertoonen; de schouw op deze verdieping heeft het karakter van omstreeks 1400. dateering. Op grond van het steenformaat kan men den toren bezwaarlijk ouderGa naar margenoot+ achten dan het laatst van de 14-de eeuw en niet veel jonger dan het begin van de 15de eeuw. Ongetwijfeld heeft hij deel uitgemaakt van een ommuring van een burchtplein of voorburcht. De gewelven van de tweede verdieping zullen te oordeelen naar het karakter van de kraagsteenen eerst in het begin van de 16de eeuw zijn aangebracht. HET HUIS TER SPEKKEN, even ten Z.W. van het dorp is tegenwoordigGa naar margenoot+ een boerderij, maar bevat nog een deel van het muurwerk van een landhuis van dien naam, dat uit de eerste helft van de 17-de eeuw moet hebben gedagteekend en omstreeks 1740 in hoofdzaak werd gesloopt (L. Jaarb. 1941, blz. 177, afb. bij A. Rademaker, Rhijnlands fraaiste Gezichten, no. 8). Aan de voorzijde staat nog het oude koetshuis, XVIII A. Zandsteenen balkdragers en fragmenten van een schouw, XVII A, liggen achter het huis op een hoop. | |
[pagina 160]
| |
Ga naar margenoot+ DE KEUKENHOF is een buitenplaats, die in de 17de eeuw werd gesticht in het voormalig graaflijke ‘Keukenduin van Teilingen’. Het nagenoeg vierkante, zeer sobere huis, dagteekenend uit het midden van de 17de eeuw (pl. CXLVI, no. 369), is in de jaren 1861-1863 vrijwel onherkenbaar verbouwd en vergroot tot een quasi-middeleeuwsch kasteel. Voor afbeeldingen daarvan zie ‘Buiten’ 1913, blz. 88-91 en 101. In de groote kamer op de verdieping een geverfde houten schoorsteen, midden XVII, met Jonische en Korinthische pilasters en gesneden friezen. Schoorsteenstuk: Vischstilleven, XVII. In een kamer daarnaast een schoorsteen met boezembetimmering van omstreeks 1715, waarin een spiegel en een schilderstukje. In den salon beneden een schoorsteen met boezembetimmering uit denzelfden tijd; in de eetkamer een rococo schoorsteen met schoorsteenstuk door D. van der Aa, 1772, gem. links onder. Voorts een aantal oude schilderijen, waaronder portret van Johan de Witt, kniestuk, staande, paneel 47 × 38, door Nicolaas Maes, een 17de eeuwsch gezicht op het huis met zijn omgeving (pl. CXLVI, no. 369) en een reeks portretten uit de geslachten van Lynden, van Pallandt, Steengracht e.a., XVId-XIX, o.a. door Jacob Delff, Nic. Maes en Jan de Baen. Op kaarten gebrachte gegevens berusten op het Rijksbureau voor Kunsthistorische en Iconografische Documentatie te 's-Gravenhage. |
|