Leiden en Westelijk Rijnland
(1944)–E.H. ter Kuile– Auteursrecht onbekendNoordwijkerhout.Molen van den Hoogeveenschen Polder aan de Trekvaart. Achtkante houtenGa naar margenoot+ bovenkruier, wellicht dagteekenend uit 1655, toen vergunning werd gegeven tot stichting van den polder of van kort daarna. | |
Noordwijkerhout.DE HERVORMDE KERK is vrij gelegen op het nagenoeg ronde voormaligeGa naar margenoot+ kerkhof in het midden van het dorp (Afb. blz. 170 no. 23; pl. CLIII, no. 387). De toren is eigendom van de burgerlijke gemeente. litteratuur: m.j. wuyster, Historische Herinneringen aan de Hervormde GemeenteGa naar margenoot+ te Noordwijkerhout, Leiden 1895. geschiedenis: Omtrent de oprichting van de parochie en den bouw van de kerkGa naar margenoot+ zijn geen gegevens bekend. Omstreeks 1498 en 1508 hadden kerkmeesters lijf- en | |
[pagina 170]
| |
losrenten verkocht en de opbrengst besteed ‘in reparatie van heurluyder kercke’ (Informacie upt stuck der Verpondinghe 1514, uitg. door r. fruin sr., blz. 283). De eerste Hervormde predikant kwam in 1581 te Noordwijkerhout. In 1618 drongen Gecommitteerde Raden aan de ‘ruineus leggende’ kerk ten spoedigste ‘te doen repareeren’ (wuyster, blz. 43, Kerkel. Placaatboek II, blz. 290). Of deze toestand van het kerkgebouw te wijten was aan de verwoestingen die het platteland tijdens het beleg van Leiden had ondergaan of aan een lateren brand, gelijk wuyster vermoedt, is ons niet gebleken. Aan het verlangen van Gecommitteerde Raden schijnt spoedig te zijn voldaan, aangezien het schip den grafkelder bevat van Andries van Bronckhorst en Anna van Woerden, overleden ondersch. in 1620 en 1624 (prins II A, blz. 256). De herbouw bleef echter bepaald tot het schip. De bouwval van het koor werd eerst in het eind van de 18de of het begin van de 19de eeuw opgeruimd. Afb. 23. Noordwijkerhout, Herv. Kerk.
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een toren en een éénbeukig schip, dat den toren aan drie zijden omvat. In tegenstelling met het schip, waarvan de muren naar het schijnt nooit steunbeeren hebben gehad, was het rechtgesloten koor wel van steunbeeren voorzien (zie het prentje in Het Verheerlijkt Nederland, VI, no. 441, gedateerd 1739). Ga naar margenoot+ De baksteenen romp van den toren is gepleisterd en gewit en draagt een slanke achtkante spits. Tot de bovenste van de vier verdiepingen bestaan de muren uit baksteen van het formaat 30/31 × 13 × 6/7, verder uit steen van formaat 21 × 10 × 5. Ter hoogte van den tweeden vloer vertoonen de gevels sporen van een zaagtandlijst van baksteenen op hun korten kant gezet, ter hoogte van den derden vloer van een zaagtandlijst van steenen op hun langen kant, ter hoogte van den vierden vloer resten van een waterlijst. In de bovenste geleding zijn hooge spitsbogige galmgaten aanwezig, welke gelegen zijn in verdiepte velden die onder de spits worden afgesloten door telkens drie halfronde bogen. De rechthoekige ingang van den toren is niet de oorspronkelijke. Ga naar margenoot+ Het schip is grijs gepleisterd en voorzien van rondboogvensters aan de lange | |
[pagina 171]
| |
zijden. In elk van de beide vleugelmuren terzijde van den toren bevinden zich kleine ronde vensters; de muur, waarmee het schip aan de Oostzijde is gedicht, bevat twee rechthoekige vensters. De verdiepingen worden gescheiden door houten zolderingen. Van eenGa naar margenoot+ gewelf zijn zelfs geen sporen te vinden. Een rondboogopening met een halfrond doorhangende beuling boven in den dag vormt de verbinding tusschen de benedenruimte van den toren en de kerk. De derde verdieping, oorspronkelijk kennelijk de bovenste, vertoont in elken wand een dichtgemetseld dubbel spitsbogig galmgat, waarvan uitwendig zoogoed als niets te bespeuren valt. De kerk heeft gewitte wanden en een gewit houten tongewelf. Onder deGa naar margenoot+ orgeltribune is een consistoriekamer ingericht, de beide ruimten terzijde van den toren zijn afgeschoten. In den Oostmuur bevindt zich een dichtgezette boog. Tot de bovenste geleding kan de toren, te oordeelen naar het steenformaat, naarGa naar margenoot+ den vorm van den boog naar het kerkschip en die van de dichtgezette galmgaten, uit de eerste helft of het midden van de 13de eeuw dagteekenen. De bovenste geleding is een toevoeging uit de tweede helft van de 15de of het begin van de 16de eeuw, terwijl de spits ongetwijfeld dagteekent van den herbouw in het begin van de 17de eeuw. Aangezien de muren van het kerkschip in- en uitwendig geheel gepleisterd zijn, is het niet mogelijk over hun ouderdom een oordeel uit te spreken. Vermoedelijk dagteekenen zij in hoofdzaak uit de 15de eeuw. Tot den inventaris behooren:Ga naar margenoot+ Preekstoel van geverfd eikenhout met gecanneleerde Toskaansche pilasters op de hoeken van de zeskante kuip en voorzien van een eenvoudigen koperen lezenaar, alles XVII A. Koperen voorzangerslezenaar, XVIIIa. Vier zeslichts koperen kaarsenkronen, vermoedelijk XVII. Avondmaalszilver, bestaande uit een gladde schaal van 32,5 cM. middellijn, een vierkante schaal van 26 cM. doorsnede met rococo rand, een wijnkan met deksel van 23 cM. hoogte, alsmede een beker van 18 cM. hoogte, alles vervaardigd uit een in 1778 ontvangen legaat. Merken: Holland, Haarlem, jaarletter V, meesterteeken AV. Klok van 87 cM. middellijn, in 1787 gegoten te Amsterdam door Christiaan en Jan van Seest. |
|