Twente
(1971)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdRijsen.naam: Zie nomina geographica neerlandica I blz. 125, 151.Ga naar margenoot+ | |||||||||||||
Voor- en vroeghistorische oudheden.Volgens van der aa zijn in 1828 bij de stad Rijsen op de zoogen. ‘HeidenscheGa naar margenoot+ Rille’ bij een geraamte drie Romeinsche munten gevonden, waaronder één van Vespasianus (69-79) en één van Commodus (180-192). | |||||||||||||
Pomp.Op het Haareinde bij de Walstraat bevindt zich een geverfde zandsteenenGa naar margenoot+ pomp met het stadswapen en het jaartal 1799. | |||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+ DE NED. HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan den H. Dionysius, behoort aan de Ned. Hervormde gemeente. Ga naar margenoot+ Omtrent de geschiedenis van de kerk van Rijsen, de moederkerk van die van Holten en Wierden, is vrijwel niets bekend. In 1275 wordt de plebanus van Rijsen vermeld (joosting-muller I blz. 5.) Waarschijnlijk ging de kerk omstreeks 1598 aan de Hervormden over. Nadat de Romaansche toren in 1826 was ingestort, werd de kerk van een nieuw Westfront voorzien. (ov. almanak 1850 blz. 187 vlg.) Een teekening van de kerk met den toren, in 1834 door P. Lafontaine gemaakt, berust in het Overijsselsch Geschiedk. Museum te Zwolle, en is afgebeeld in g. van wijngaarden, Gids voor Rijssen, z.j., blz. 13. Een slechte lithografie van de kerk met toren in ov. almanak 1850, blz. 187. Afb. 28. Rijsen. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
Ga naar margenoot+ De kerk ligt geheel vrij op een met boomen beplant plein, en is georienteerd met een afwijking van 3o naar het Noorden. Ga naar margenoot+ Het gebouw (zie afb. 28 en pl. LVIII, no. 1, 2) is een gewelfde hallenkerk, die haar tegenwoordigen driebeukigen vorm te danken heeft aan de toevoeging in 1924/'25 van een nieuwen Zuidbeuk aan de beide middeleeuwsche beuken. Tegen den Noordbeuk sluit een koor aan, bestaande uit een nagenoeg vierkante travée met een sluiting van vijf achthoekszijden. Het ondiepere koor van den middenbeuk is gesloten met drie veelhoekszijden aanstootend tegen een voormaligen steunbeer van het Noorderkoor. Na den val van den Romaanschen toren, die zich voor 1826 aan de Westzijde van den Noordbeuk verhief, zijn beide middeleeuwsche beuken ter diepte | |||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||
van één travee naar het Westen verruimd. Tegen de Noordzijde van de kerk zijn eenige moderne aanbouwen opgetrokken. Noord- en middenbeuk worden onderling gescheiden door bogen, rustende achtereenvolgens van West naar Oost op een zwaren pijler, twee zuilen, en een halfronden muurzuil. De Zuidwand van de vierkante travee van het Noorderkoor is met een wijden spitsboog naar het middenkoor geopend. Bij den bouw van den nieuwen Zuidbeuk zijn in den voormaligen Zuidgevel der kerk vier wijde en hooge spitsboogopeningen aangebracht. De pijlers tusschen deze openingen zijn, in afwijking met hetgeen op afb. 28 is weergegeven, grootendeels van modern metselwerk. De Noordwand van de kerk is, met uitzondering van de eerste travee, vanGa naar margenoot+ tufsteen opgetrokken en vertoont, voor zoover niet achter moderne lokalen verborgen, een rondboogfries, in de tweede en de vierde travee doorbroken door latere spitsboogvensters. In de derde travee bevindt zich een geprofileerde, door een latei op consoles gedekten ingang, die is aangebracht in een ouderen Romaanschen rondboogingang, boven welken vóór den aanbouw der consistoriekamer in 1899 nog een dichtgemetseld rondboogvenster zichtbaar was (pl. LVIII, no. 1 naar een foto in Augustus 1899 genomen). Het Noorderkoor is opgetrokken van tufsteen op een grondslag van veldkeien, die gedeeltelijk boven den grond uitsteken (afb. 28 en pl. LVIII, no. 2). Het middenkoor, eveneens op groote keisteenen gefundeerd, is beneden opgetrokken van tufsteen, hoogerop van baksteen met lagen tufsteen. Beide koren zijn voorzien van schuinafgedekte steunbeeren, waarvan die van het middenkoor naderhand zijn vernieuwd (XIX). De vensters van de oude deelen der kerk bezitten meest alle hun oorspronkelijke harnassen, bestaande uit een in den top gesplitsten middenstijl; alleen het middenvenster van de Noorderkoorsluiting is driedeelig en vertoont flamboyant traceerwerk. Onder dit venster bevindt zich een naderhand gedichte rechthoekige opening, een zoogen. hagioscoop. Het XIXde eeuwsche frontgedeelte ter diepte van één travee is geheel van baksteen opgetrokken; de moderne Zuiderzijbeuk van baksteen en tufsteen in vormen, welke die van den vroegeren Zuidgevel in groote trekken herhalen. De pijlers en zuilen van het geheel gewitte inwendige dragen spitse scheibogen.Ga naar margenoot+ De drie koren en de beide XIXde eeuwsche fronttraveeën worden van de overige deelen gescheiden door spitse gordelboogen. Twee bogen die den meest Westelijken pijler van de Noordzijde met den Westgevel verbinden, verdeelen het frontgedeelte in twee trapezia en een driehoekig vak. De geheele kerk is overwelfd met kruisribgewelven over de rechthoekige vakken en met straalgewelven over de koorsluitingen. Tegen de wanden ontspringen de ribben op geprofileerde kraagsteenen met maskers. De zuilen zijn voorzien van lijstkapiteelen. In het Noorderkoor zijn boven de spitsboogopening naar het middenkoor flauwe sporen zichtbaar van een gedicht venster. | |||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||
Ga naar margenoot+ Het tufsteenen deel van den Noordmuur van het schip is ongetwijfeld een overblijfsel van een eenbeukig Romaansch kerkje, vermoedelijk dagteekenend uit de 12de eeuw. Tegen de Oostzijde van dit Romaansche schip werd in de tweede helft der 15de eeuw een overwelfd koor opgetrokken. Het aldus vergroote gebouw werd in de eerste helft der 16de eeuw nogmaals uitgebreid door toevoeging van een geheel overwelfden tweeden beuk met koor tegen de Zuidzijde. Bij deze gelegenheid kreeg het Romaansche schip waarschijnlijk ook de steenen kruisribgewelven. Tot den inventaris der kerk behooren:
Ga naar margenoot+ Afgesleten altaarsteen, thans liggende in den vloer van het Noorderkoor.Ga naar margenoot+ Romaansche doopvont van zandsteen (± 1200, pl. LIX, no. 1) hoog 96 cM. De korte ronde stam op een vierkanten voet is aan de hoeken voorzien van dierfiguren, die de ronde kuip schijnen te torsen. Deze is versierd met een rankenfries en een fries van bogen en palmetten, afgezet door koorden. De doopvont is in twee deelen gebroken die voor eenige jaren met cement zijn samengevoegd. (Zie ook: Gildeboek 1928, blz. 58). Ga naar margenoot+ Gestoelte van den Oosterhof, tijdens de vergrooting van de kerk hersteld en tegen den Zuidmuur geplaatst. De rugzijde vertoont laat-Gothiek stijl- en regelwerk met briefpaneelen; de uiterste stijlen eindigen in onbeholpen gesneden leeuwenfiguren die het wapen-van Langen houden (XVI A). Ook de deurtjes bevatten briefpaneelen, het overige is modern. Gestoelte (midden XVIII) van den Grimberg, geplaatst tusschen de beide oude koorsluitingen, voorzien van een overhuiving met rococo-snijwerk, vlakke wapenschilden van alliantiewapens. Ga naar margenoot+ Zandsteenen grafmonument (XVIIIb zie pl. LIX, no. 2) voor Frederica van Ittersum tot de Gerner, † 1729, tegen het middenvak van het middenkoor. Twee Jonische pilasters, verbonden door een boog van lofwerk, omlijsten een memoriesteen, geflankeerd door kwartierwapens en bekroond door alliantie wapens en een grof bewerkt relief, voorstellende de Opstanding. Voor de wapens zie: prins, blz. 197. Ga naar margenoot+ Enkele zeer afgesleten grafzerken (XVI-XVII) liggen in de beide oude koorsluitingen. Ga naar margenoot+ Twee zilveren bekers (XVII), elk hoog 15,5 cM. en versierd met gegraveerde vruchtfestoenen. De één vertoont voorts een latere, grove, gegraveerde voorstelling van de stad Rijsen met onderschrift: Gegeven uit stadts middelen ten dienste van de kercke; de ander een voorstelling van de kerk met onderschrift: Gegeven uit de Diaconie van Rijssen ten dienste van deszelfs kerke. Merken: Deventer, een huismerk en jaarletter B. Twee eendere zilveren bekers, hoog 15 cM., met opschrift en het jaartal 1820. Ga naar margenoot+ Een tinnen kan, een tinnen schaal en drie tinnen borden (XVIII). Ga naar margenoot+ In het houten torentje op de Westzijde van het dak hangt een klok van 104 cM. middellijn met opschrift: ME FECIT CIPRIANUS CRANS JANSZ. AMSTELODAMI ANNO 1743. | |||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||
Particuliere gebouwen.
Het gebouw bestaat uit een langestrekt frontgebouw, aan de achterzijdeGa naar margenoot+ geflankeerd door een vleugel ter linker- en een kleinen uitbouw ter rechterzijde. In zijn tegenwoordigen toestand dagteekent het huis vrijwel geheel uit de tweede helft der XVIIIde eeuw, enkele stukken metselwerk met banden van natuursteen in den linkerzijgevel en een dichtgemetseld venster met zandsteenen kruiskozijn en segmentvormigen ontlastingsboog in den achtergevel boven den uitbouw dagteekenen uit vroegeren tijd (XVI-XVII). Tegen den muur van den zijvleugel bij de keuken is een bel aangebracht met opschrift: J.B. Le Vache 1734. De gracht, die oorspronkelijk het huis aan alle zijden omgaf, is langs den voorgevel en den zijvleugel gedempt. Aan de rechterzijde voor het heerenhuis staat een gepleisterd bouwhuis. Op den boog van de inrijpoort het opschrift: ANNO MDCLII en daarboven een steen met opschrift: RENOVATO (sic) 1737. Inwendig bevat het huis in een kamer gelijkvloers links van den ingang eenGa naar margenoot+ schoorsteen met een boezem van geverfd stuc (XVII B) en modernen schoorsteenmantel. Tegen den boezem is het hieronder onder no. 1 genoemde schilderij aangebracht. In het trappenhuis een eenvoudig bewerkt stucplafond (midden XVIII). In twee kamers op de verdieping van het frontgebouw geprofileerde zandsteenen schoorsteenmantels (XVIII A). Op het huis worden bewaard een kwartierbord van Ernst van Ittersum † 1672, afkomstig uit de kerk te Rijsen, en een verzameling portretten (XVIIa-XIX A) voorstellende meest leden van het geslacht Van Ittersum (o.a. in de manier van J. de Baen en H. ten Oever, en door P. Boeckers), en voorts: | |||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||
1. Prins Willem I van Oranje. Halffiguur. Paneel, 102 × 85 cM. In de manier van M. van Mierevelt. (e.a. van beresteyn, Iconographie van Pr. Willem I, 1933, no. 25). Afb. ter kuile, Havezathen, blz. 169. 2. Prins Maurits van Oranje. Halffiguur. Paneel, 102 × 90 cM. In de manier van M. van Mierevelt. |
|