Twente
(1971)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdOotmarsum.Ga naar margenoot+ naam: Zie nomina geographica neerlandica I, blz. 120, 150. | |
[pagina 109]
| |
gers, mits zij binnen drie jaren een gracht om de stad maken en deze verder versterken (versl. en meded. o.r.g. XXXII, 1916, blz. 85). Nadat de Gelderschen Ootmarsum in 1510 hadden gebrandschat, liet bisschop Philips van Bourgondië het in 1518 ontmantelen. (j.i. van doorninck, Overijsel onder Karel V, blz. 169, 171, nagge I, blz. 412). Het RAADHUIS is een rechthoekig gebouw (pl. LIII, no. 1), kort na 1778Ga naar margenoot+ opgetrokken volgens ontwerp van Egbert Schrader (snuif, blz. 305.) De voorgevel is met Bentheimersteen bekleed en vertoont eenige rococo ornamenten en boven den ingang het stadswapen; de overige gevels bestaan geheel uit baksteenmetselwerk. Op het dak een klokloos torentje (1840); tegen den rechterhoek van den voorgevel een zandsteenen pomp. In een zeer eenvoudigen schoorsteenmantel (XVIIId) op de verdieping is een steen opgenomen met het wapen der stad en het jaartal 1609.
Op het Raadhuis berusten de volgende voorwerpen: Eikenhouten geldtafel (XVII A), hoog 80 cM., met nieuw blad. Schilderstuk, doek, 99 × 78 cM., XVII B, voorstellende volgens het opschrift:Ga naar margenoot+ ‘Odemarus, Koninck der Francken, Fundator der stadt OthmersheimGa naar margenoot+ so gestorven is Anno 126’, met rechts in het verschiet een gezicht op de stad. Zilveren bekertje, hoog 8,5 cM., waarop gegraveerd het stadswapen en: S. Oetmarscheim 1670. Merken: twee keer de letters L en S in een ovaal.Ga naar margenoot+ Twee overeenkomstige gladde zilveren bekertjes (XVII B), hoog 9 cM. Merken: een anker met de letter W. Drinkhoorn met zilveren beslag en ketting. De breede zilveren band aan den mond is versierd met een gegraveerde jachtvoorstelling, de smallere band in het midden vertoont eveneens een jachtvoorstelling en het wapen der stad met onderschrift: Anno 1663. Eenig tinwerk, te weten een kannetje met deksel, hoog 17 cM., en een dergelijk kannetje, hoog 11,5 cM., beide gemerkt met een adelaar, en: 1786; een wijnkanGa naar margenoot+ (XVIII), hoog 18 cM,, een inktkoker, en twee kandelaars in den vorm van Korinthische zuilen (alles XVIIId). Insigne van den vroegeren Stadspijper(?), bestaande uit een reep fluweel, waarop in losse zilveren letters: Stadt Oethmersheim.Ga naar margenoot+ Grootendeels vergaan vaandel, indertijd door de Ootmarsumsche klootschieters op de Oldenzaalsche buitgemaakt, beschilderd met het wapen vanGa naar margenoot+ Oldenzaal en het jaartal 16..? Slingeruurwerk (XVII B), afkomstig van den vroegeren kerktoren.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 110]
| |
Afb. 23. Ootmarsum. R.-K. kerk. Plattegrond en lengte doorsnede.
| |
Kerkelijke gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. De ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK van de H.H. Simon en Judas, behoort aan de parochie van dezen naam. Ga naar margenoot+ literatuur: kalf, blz. 36-40, f.a.j. vermeulen, Handboek tot de geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst, blz. 338, 444. | |
[pagina 111]
| |
Afb. 24. Ootmarsum. R.-K. kerk. Dwarsdoorsneden.
Afb. 25. Ootmarsum. R.-K. kerk. Details van het inwendige.
geschiedenis: Volgens de Vita S. Radbodi (zie blz. 108) was in het begin der XdeGa naar margenoot+ eeuw al een oratorium te Ootmarsum aanwezig. In 1162 schonk bisschop Godfried de kerk van Ootmarsum aan het kort tevoren opgerichte klooster te Weerseloo (muller-bouman no. 436). Door het bericht omtrent het verbranden van Ootmarsum in 1195 of 1196 in verband te brengen met de omstandigheid, dat een buurt ten N. van het stadje den naam ‘Oude Ootmarsum’ draagt, heeft men wel ondersteld, dat Ootmarsum na dien brand zou zijn verplaatst, en dus den bouw van de tegenwoordige kerk kort na 1196 laten aanvangen (aldus kalf, blz. 37). | |
[pagina 112]
| |
Ga naar margenoot+ ligging. De kerk ligt geheel vrij op het met boomen beplante kerkplein, en is georienteerd met een afwijking van 11.5o naar het Z.
Ga naar margenoot+ plattegrond. De geheel in steen overwelfde kerk (zie afb. 23-25 en pl. LIII-LV) bestaat uit een pseudobasilikaal, volgens het gebonden stelsel opgetrokken schip, waarvan de middenbeuk twee, en de beide zijbeuken ieder vier traveeën tellen, een transept van drie traveeën, dat naderhand is verdubbeld door de oorspronkelijke, rechthoekige travee van het koor Noord- en Zuidwaarts met telkens één travee te flankeeren, een absis, gevormd door vijf zijden van den achthoek, en een sacristie aan de Noordzijde van de absis. De kerk heeft drie ingangen: in het midden van den Westgevel, in de tweede travee van den Noorderzijbeuk en in de derde travee van den Zuiderzijbeuk. Ga naar margenoot+ De kerk is opgetrokken van Bentheimersteen met uitzondering van de gewelfschelpen van het Oostelijk transept, het koor en de sacristie, die in baksteen op de Bentheimersteenen ribben zijn gemetseld. Schip en Westelijk transept zijn zeer onregelmatig van plattegrond; de wanden, vooral de transeptgevels, hellen sterk buitenwaarts. Ga naar margenoot+ De muren van den middenbeuk verheffen zich slechts weinig boven de lessenaardaken van de zijbeuken. Onder de daklijsten van schip en transept en aan de boven de gewelven nog aanwezige deelen der buitenmuren van de oorspronkelijke rechthoekige koortravee bevinden zich boogfriezen van afwisselende teekening (zie afb. 26). De boogfriezen van de lange zijbeuksgevels eindigen boven de steunbeeren op de Westelijke hoeken ieder met een dierfiguur (afb. vermeulen, Handboek, Platen, I no. 267). | |
[pagina 113]
| |
Afb. 26. Ootmarsum. R.-K. kerk. Details van het uitwendige en steenhouwersmerken.
| |
[pagina 114]
| |
Ga naar margenoot+ De lange gevel van den Zuiderzijbeuk wordt geleed door lisenen; op den Z.W. hoek is de liseen naderhand vervangen door een overhoekschen steunbeer. De Noorderzijbeuk heeft alleen een liseen op de scheiding tusschen de derdeGa naar margenoot+ en de vierde travee. Ter hoogte van de tweede travee vertoont de gevel een verzwaring om ruimte te vinden voor een diepen ingang (pl. LIV, no. 1). Deze ingang wordt gevormd door een reeks telkens terugspringende spitsbogen, afwisselend bekleed met veelhoekige staven en een beuling, en rustend op de imposten van ingehoekte rechtstanden, tegen welke aan elke zijde drie kolonnetten zijn geplaatst. Deze kolonnetten, van welker schachten er vier rond zijn en twee, niet tegenover elkaar staande, achtkant, vertoonen kapiteelen met beschadigd vroeg-Gothiek bladornament. De ingangsopening wordt overspannen door een met een rondboog ontlasten, verminkten klaverbladboog. De muurverzwaring wordt even boven ingang afgesloten door een boogfries met krachtig geprofileerde deklijst. Ga naar margenoot+ De rondboogingang aan de Zuidzijde (pl. LIV, no. 2) wordt gevormd door drie telkens terugspringende spitsbogen op ingehoekte rechtstanden. Aan weerszijden bevinden zich in de hoeken der rechtstanden drie zuiltjes met geprofileerde bases, ronde schachten en vroeg-Gothieke bladkapiteelen, die drie ronde staven tegen de bogen dragen. De ronde boog van den doorgang is in de dagzijde voorzien van een profiel, dat ook langs de rechtstanden is doorgevoerd. Ga naar margenoot+ Boven het Zuiderportaal bevindt zich een spitsboogvenster, waarvan de boog niet alleen door het boogfries, maar zelfs door de daklijst van den gevel breekt. De boog van het venster is voorzien van een smal hol tusschen twee ronde staven, onder welke laatste aan weerzijden de vroeg-Gothieke bladkapiteeltjes van verdwenen kolonnetten zichtbaar zijn. Het venster is naderhand benedenwaarts verlengd. Eén laag boven den tegenwoordigen vensterdorpel springt het muurvlak dezer travee om ons niet duidelijke reden een weinig naar buiten. In de eerste en de derde travee van den Noorderzijbeuk en in de eerste en de tweede travee van den Zuiderzijbeuk bevindt zich telkens een spitsboogvenster met eenvoudig zandsteenen harnas. Deze vensters zijn blijkbaar alle later ingebroken en vervangen ongetwijfeld kleinere vroeg-Gothieke vensters. In hun tegenwoordige gedaante komen deze vensters reeds voor op de bovengemelde teekeningen van 1729 en 1733 in het Museum te Zwolle. In den Zuidmuur van den Zuiderzijbeuk is een ijzeren kogel ingemetseld, waaronder het jaartal 1597, herinnerende aan het beleg van Ootmarsum in dat jaar door Prins Maurits. Ga naar margenoot+ De transepten worden gedekt door twee evenwijdige zadeldaken tusschen topgevels, waarvan elk wordt bekroond door een sterk verweerd steenen kruis. Op de hoeken twee keer versneden overhoeksche steunbeeren. In den Noordgevel van het Westelijk transept bevindt zich een wijd rondboogvenster (XIXa?), boven hetwelk in het muurwerk overblijfselen van drie ronde | |
[pagina 115]
| |
bogen zichtbaar zijn; de middenboog hooger gelegen dan de beide andere. Volgens de twee meergenoemde teekeningen in het Museum te Zwolle was in het begin der XVIIIde eeuw in den Noordertranseptgevel nog een driedeelig venster aanwezig, waarvan deze bogen ongetwijfeld deel hebben uitgemaakt, en was onder het venster een ingang ter plaatse waar de muur thans nog onregelmatigheden vertoont. Ook de Zuidergevel van het oudste transept bevat een wijd rondboogvenster. De boog is in den dag voorzien van een ronden staaf, en heeft blijkens het beloop der voegen oorspronkelijk behoord tot een cirkelrond venster, dat in de XVde of XVIde eeuw is vergroot. In elk der beide geveltoppen van het oorspronkelijke transept een rondboogopening en daarboven een kruisvormig lichtgat. Noord- en Zuidgevel van het Oostelijk transept zijn ieder voorzien van een hoog, geprofileerd spitsboogvenster met flamboyant zandsteenen harnas. De absis heeft steunbeeren met ezelsrugfrontalen tegen de afdekkingen; in deGa naar margenoot+ velden dezer frontalen vlakke wapenschildjes. Geprofileerde spitsboogvensters met zandsteenen harnassen (afb. 26). Onder het venster van het middenvak der sluiting bevindt zich een rechthoekige, naderhand dichtgemetselde opening (zoogen. hagioscoop) en tusschen deze opening en den vensterdorpel een steen met een drieregelig opschrift in Gothieke minuskels, waarvan de eerste regel luidt: ...nno dni mccccxci, en de overige regels door verweering onleesbaar zijn. De sacristie wordt gedekt door een lessenaardak tegen het koor; de overhoekscheGa naar margenoot+ steunbeer is tot schoorsteen verbouwd. In de Oostgevels van het Zuiderdwarspand en van de sacristie zijn duidelijk zichtbaar steunbeeren van de koorsluiting vermetseld; zij zijn dus van later dagteekening dan deze koorsluiting. Op de laat-Gothieke deelen der kerk (absis, sacristie, transeptverdubbeling enGa naar margenoot+ steunbeeren) komen steenhouwersmerken voor (zie afb. 26). In de Zuidgevels van de kerk zijn op verscheiden plaatsen ongeveer 1 M.Ga naar margenoot+ boven den grond verticale groeven uitgeslepen, overeenkomstig die aan de kerken van Delden, Denekamp, Enschede en Oldenzaal. De kerk is inwendig geheel gepleisterd en gepolychromeerd. Het plaveisel isGa naar margenoot+ modern. De drie beuken van het schip worden gescheiden door hoofd- en tusschenpijlers,Ga naar margenoot+ die spitse scheibogen, alsmede de muralen van den middenbeuk, de gordelbogen en de diagonale gewelfribben dragen. De middenbeuk wordt overkluisd door twee koepelvormige gewelven vanGa naar margenoot+ omstreeks 40 cM. dikte, welke zijn voorzien van diagonale ribben en kruinribben, die in sluitringen samenkomen. Deze ribben gaan door de volle dikte van de gewelven. De gewelfschelpen zijn niet op, maar tegen de ribben gemetseld met dezelfde straal als deze, zoodat de gewelven aan de bovenzijde een nagenoeg zuiveren bolvorm vertoonen. De lagen der schelpen loopen ongeveer concentrisch met den sluitsteen als middelpunt. De kruinribben | |
[pagina 116]
| |
ontspringen op kraagsteenen boven de toppen der van ronde staven voorziene muraal- en gordelbogen. Slanke kolonnetten met geringde schachten en kelkkapiteelen reiken van de imposten der tusschenpijlers tot de toppen der muraalbogen. De ingehoekte hoofdpijlers zijn ieder aan weerszijden bezet met drie slanke kolonnetten. Deze kolonnetten zijn voorzien van hoekblaadjes tegen de omgaande basementlijsten, van bladkapiteelen aan de Zuidzijde en doorgaans gladde kelkkapiteelen aan de Noordzijde. De impost van den muurpijler onder den eersten scheiboog van de Zuidzijde is getand op overeenkomstige wijze als sommige imposten der Plechelmuskerk te Oldenzaal; de overige zijn geprofileerd. De meest Westelijke scheiboog van de Noordzijde heeft in de dagzijde een verdubbeling van rechthoekige doorsnede, de zware halfronde staaf van den correspondeerenden scheiboog aan de Zuidzijde rust tegen den tusschenpijler op een kraagsteen met masker. Ga naar margenoot+ De muraal- en de gordelbogen rusten tegen de wanden op muurpijlers. De diagonale ribben der gewelven, welker schelpen lichtelijk zijn gebombeerd, rusten op slanke kolonnetten in de hoeken van de pijlers en wandpijlers, met uitzondering van den N.O. hoek van den Noorderzijbeuk en den Z.O. hoek van den Zuiderzijbeuk, waar zij op kraagsteenen neerkomen. De ribben van de eerste travee van den Zuidbeuk zijn rechthoekig van doorsnede, de overige geprofileerd (zie afb. 25). In de derde travee van den Zuiderzijbeuk is elk der beide ribben voorzien van vier rozetten. De kolonnetten hebben hoekblaadjes tegen de omgaande basementlijsten der pijlers en bladkapiteelen onder de omgaande imposten, met uitzondering van de kolonnetten tegen de pijlers van den Noorderzijbeuk en die tegen den tweeden pijler van den Zuiderzijbeuk, welke gladde kelkkapiteelen vertoonen. Een trap in den Westmuur van den Noorderzijbeuk, waarvan de ingang in de eerste travee is gedicht, leidde oorspronkelijk naar de ruimte boven de gewelven van dezen zijbeuk. Ga naar margenoot+ De vier kruispijlers en de muurpijlers in de hoeken van het oorspronkelijk transept zijn bezet met halve zuilen en slanke kolonnetten. Zij hebben basementen, die in profileering afwijken van die van het schip, en zijn voorzien van kapiteelen en friesbanden van blad-, rank-, spiraal- en andere motieven (zie afb. 25 en pl. LV, nos. 2 en 3). Deze pijlers en muurpijlers dragen de vier kruisbogen, de muraalbogen, en de gewelfribben. De boog, die het schip scheidt van de kruistravee is verdubbeld en in de hoeken voorzien van te halver hoogte en in den top geringde staven. Ter plaatse waar de staven geringd zijn, springen in den dag van den boog dwarse lijsten uit. De drie andere kruisbogen zijn enkelvoudig en in den dag bekleed met een forschen halfronden staaf. De sluitsteen van den Zuidelijken kruisboog vertoont aan de Zuidzijde een manskop met langen baard. De schelpen van het gewelf over de kruising zijn lichtelijk gebombeerd, overigens komen de gewelven van het oorspronkelijke transept in wijze van | |
[pagina 117]
| |
uitvoering overeen met die van den middenbeuk. De ribben van den Noordarm eindigen in lelievormen om een doorhangenden sluitsteen. De rechthoekige oorspronkelijke koortravee, die naderhand is opgenomen in de transeptverdubbeling, had een grooter breedte dan middenbeuk en kruistravee, naar blijkt uit de overblijfselen van Noord- en Zuidwand, die boven de gordelbogen naar de flankeerende traveeën nog aanwezig zijn. De ribben der laat-Gothieke gewelven van deze travee komen in profileering overeen met die van de absis, de ribben der flankeerende traveeën zijn een weinig eenvoudiger behandeld. Al deze ribben der transeptverdubbeling rusten op geprofileerde kraagsteenen. Het straalgewelf der absis ontspringt op slanke schalken met geprofileerdeGa naar margenoot+ kapiteelen, die door geprofileerde muralen zijn verbonden. De ribben van het gewelf der sacristie rusten op geprofileerde kraagsteenen.Ga naar margenoot+ In den Noordwand bevindt zich een piscina, bestaande uit een rechthoekige nis bekroond door een ezelsrugboog, waarvan de boogtrommel is versierd met traceerwerk. De ruimten boven de gewelven worden tegenwoordig bestegen door middelGa naar margenoot+ van een trap, die van de orgeltribune tegen den Westgevel door een gat in het gewelf naar boven leidt. De muren van den middenbeuk zijn boven de gewelven aan beide zijden ruw opgetrokken. Boven de gewelven van de beide eerste traveeën van den Noorder zijbeuk springt de middenbeuksmuur te halver hoogte een weinig terug (zie afb. 24). Schip en oorspronkelijk transept vertoonen al de eigenaardigheden, die de WestfaalscheGa naar margenoot+ bouwkunst omstreeks het midden van de XIIIde eeuw kenmerken. kalf (blz. 39) heeft gewezen op de overeenkomst tusschen het schip van Ootmarsum en dat van Legden in Westfalen. De buitengewoon zware, zelfs logge afmetingen van pijlers en muren gaven hem aanleiding het schip van Ootmarsum voor ouder te houden dan dat van Legden, en hebben zelfs de meening doen postvatten, dat men hier te doen heeft met een vroeg-Gothieke verbouwing van een laat-XIIde eeuwsche basiliek (Voorl. Lijst Overijsel, blz. 118, vermeulen I, blz. 338). Voor deze laatste meening bestaat naar ons inzien echter geen grond. | |
[pagina 118]
| |
van tijdsverschillen. De eigenaardigheden dan van den plattegrond en de vormen van muren, pijlers en ingangen geven reden te onderstellen, dat het schip met uitzondering van de gewelven omstreeks 1230 moet zijn opgetrokken, een dagteekening, die echter slechts benaderend juist kan zijn en onder alle reserve wordt gegeven. De gewelven van het Westelijk transept moeten een weinig jonger zijn dan die van het schip, te oordeelen naar de veranderde profileering der ribben. Ook kan het ontbreken van kruinribben op een iets latere periode wijzen. Om deze reden zijn zij afzonderlijk gearceerd, en, terwijl overigens het transept op de afbeeldingen op ± 1250 is gesteld, als XIIIc aangeduid. Tot de kerk behooren de volgende meubelen en voorwerpen:
Ga naar margenoot+ Orgel met orgeltribune, dagteekenend van 1811/1812 (geerdink, blz. 244). Ga naar margenoot+ Eikenhouten beeld van de H. Maagd (XVIa, pl. LVI, no. 2,), hoog 91 cM. schoongemaakt in 1929 (Gildeboek 1931, blz. 12). Ga naar margenoot+ Verguld zilveren monstrans (± 1400, zie pl. LVI, no. 1), hoog 80 cM., ongetwijfeld Westfaalsch werk, volgens geerdink (blz. 244) in 1404 door den graaf van Bentheim geschonken aan het klooster te Frenswegen (graafsch. Bentheim), en bij de opheffing van dit klooster in 1809 door de kerk van Ootmarsum verworven.Ga naar voetnoot1) De zeszijdige stam verrijst op een zeslobbigen, met gegraveerde ranken versierden voet, en is voorzien van een nodus, die aan elk der zijden een nis met een heiligenbeeldje vertoont. De glascylinder om de luna wordt geflankeerd door rijk bewerkte contreforten, die ieder met zes gegoten apostelbeeldjes zijn versierd en een hooge torenvormige overhuiving dragen, die van zeszijdig in vierzijdig overgaat. De eerste geleding van de overhuiving bevat de beelden van de H. Maagd en van de H. Catharina, benevens vier engelen met de Lijdenswerktuigen. Daar boven staan de vier Latijnsche kerk- | |
[pagina 119]
| |
vaders op voetstukken in den vorm van poortgebouwtjes. De vierzijdige, doorbroken spits eindigt in een kruisbeeld. De monstrans is indertijd bij Brom te Utrecht gerestaureerd. Literatuur: Catalogus der Tentoonstelling van kerkelijke kunst, 's-Hertogenbosch 1913, no. 468. Zonvormige zilveren monstrans (XVIII B), hoog 68 cM. Merken: een schild met onduidelijke vulling en de letters G.S. in een ovaal. Verguld zilveren kelk (XVIII B), hoog 22 cM. Merken: een schild met dwarsbalkGa naar margenoot+ en de letters I en H. Zilveren wierookvat, hoog 28 cM., met bijbehoorend wierookscheepje, hoogGa naar margenoot+ 15 cM. (beide XVIII B), merken: letter P, verder onontcijferbaar. Koorkap van gebloemde witte zijde (1749), hersteld in 1901, bij welke gelegenheidGa naar margenoot+ schild en randen zijn vernieuwd. Aan de onderzijde is een wapen geborduurd met onderschrift: B.E. Fabri 1749. Een kazuifel van wijnrood zilverbrokaat (XVII), waarop het wapen-van ReedeGa naar margenoot+ met het onderschrift: ‘Saesfelt’ (afb.: Gildeboek 1931, blz. 52) en bijbehoorende stola, manipel en kelkvelum bevinden zich als bruikleen der parochie in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht, evenals een kazuifel van groen zijdedamast met bijbehoorend manipel en kelkvelum (XVII). In het torentje hangen twee klokken, onderscheidenlijk van 77 cM. en 99 cM.Ga naar margenoot+ middellijn, elk met opschrift: PETIT ET FRATER EDELBROCK ME FUDERUNT 1846.
2. De NED. HERVORMDE KERK aan de Ganzenmarkt is een eenvoudigGa naar margenoot+ zaalgebouw (1810). De begrooting voor den bouw werd gemaakt door den architect G. Hagel te Gildehaus (graafsch. Bentheim), die waarschijnlijk ook de ontwerper is geweest (versl. en meded. o.r.g. XXVIII, 1912, blz. 138 vlg.). beschrijving (zie afb. 27 en pl. LVII,Ga naar margenoot+ Afb. 27. Ootmarsum. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
no. 1). De voorgevel van het baksteenen gebouw is bekleed met Bentheimersteen en wordt geleed door vier vlakke Toskaansche pilasters, die een driehoekig fronton dragen. Het deel van den gevel boven het fronton is aan weerszijden kwartrond afgesloten en draagt in het midden een koepelvormig klokketorentje. Op den architraaf van den ingang het jaartal MDCCCX.
De kerk bezit de volgende meubelen en voorwerpen: Eikenhouten preekstoel (pl. LVII, no. 2) met Jonische zuiltjes op de hoekenGa naar margenoot+ van de zeszijdige kuip. De hooge kroonlijst van het eveneens zeszijdige klankbord is versierd met opgelegd paneelwerk. Op den voet is het jaartal 1674 | |
[pagina 120]
| |
ingelegd. Aan den preekstoel is een koperen lezenaar (XVIII B) bevestigd met de alliantiewapens-van Heyden-van Riedesel d'Eisenbach. Geverfd ijzeren voorzangerslezenaar, opengewerkt met het wapen der stad Ootmarsum, het jaartal 1687 en de letters H.K. Het orgel bevat waarschijnlijk een gedeelte van het oude orgel, dat in 1781 werd vernieuwd. Uitwendig is het hoogst eenvoudig en vertoont het geen stijlkenmerken van bijzonderen ouderdom. Ga naar margenoot+ Een grafzerk (1669) van ‘Joan Diderich Baron van Heyden tot Schoenradt Bruch, Boech en Rhade, Heere des Huyses Oetmarssen’, versierd met wapens en kwartierwapens (zie prins, blz. 187), lag tot 1910 vóór den preekstoel en is sindsdien opgesteld tegen den voormuur onder de orgelgalerij. Grafzerk en bovengemelde meubelen zijn in 1810 uit de oude parochiekerk overgebracht. Ga naar margenoot+ Zilveren beker (XVII A, pl. LVII, no. 3), hoog 23,5 cM., tot in onderdeelen overeenkomend met den zilveren avondmaalsbeker der Ned. Herv. Gemeente van Oldenzaal (zie blz. 103 en pl. LI, no. 2), met dit verschil, dat opschriften en wapens ontbreken. Geen merken. Zilveren beker (pl. LVII, no. 4), kelkvormig op vierzijdigen voet, hoog 22 cM. Op den voet het opschrift: H.K. CRAMER ME DEDIT MDCCCXV. Zilveren schaal (XVIII B?) van 28,5 cM. middellijn, waarop het wapen-van Heyden is gegraveerd. Geen merken. Tinnen schenkkan (XVIII), hoog 21,5 cM. Zilveren schenkkan met ebbenhouten handvat, hoog 31 cM., met opschrift: Ter gedachtenis door J.H. Hora Buma en Janke Simons Ootmarssum 11 Febr. 1839. Ga naar margenoot+ In het torentje een klok van 87 cM. middellijn met opschrift: PETIT ET FRATR. EDELBROCK ME FECERUNT 1844. | |
Kerkhof.Ga naar margenoot+ Op den top van den Kuipersberg bevindt zich het kerkhof der voormalige Israelietische gemeente van Ootmarsum. | |
Particuliere gebouwen.Ga naar margenoot+ Marktstraat A 67. Baksteenen topgevel (pl. LIII, no. 2) met plint, banden, blokken, lijsten en sierstukken van zandsteen. De top is voorzien van trappen met klauwstukken en siervazen en wordt bekroond door een fronton met pijnappel. Gelijkvloers een zandsteenen inrijpoort, met een leeuwenmasker op den sluitsteen. Boven de gewijzigde vensters halfronde ontlastingsbogen met blokken. In den top een ovaal venster in een omlijsting van vruchtfestoenen. Daaronder een steen met twee huismerken en het jaartal 1656. Vijftien sierankers. | |
[pagina 121]
| |
Marktstraat A 72. Baksteenen halsgevel met verknoeide pui. In den top een steen met het jaartal MDCCXXXXVII. Walstraat A 144. Gevel (XVIIId) met half opgaanden top, geflankeerd door zandsteenen vleugelstukken en afgedekt met een rechte kroonlijst. Aan de voorzijde op det dak een houten schoorsteenvormige bekroning, versierd met een wapen. Eenige oude, grootendeels vernieuwde huizen in de stad hebben nog hunGa naar margenoot+ oude houten, met opschriften versierde inrijpoorten behouden: Putstraat A 100. In een vernieuwden gevel een boogvormige houten inrijpoort met opschrift: SI DEUS PRO NOBIS QUIS CONTRA NOS ANNO 1631 DEN...... JUNIJ. Kloosterstraat A 124. Dergelijke inrijpoort met opschrift: LAUS DEO SEMPER ANNO DI 1655(?) DEN 16 JUNI H.C.-A.S. Keerweer A 143. Dergelijke inrijpoort met opschrift: 1657 28 JANUA. H.V.B. GODT BEWARE ONSEN INGANCK UNDE UUTGANCK. S.W. |
|