Twente
(1971)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdDelden.naam: Zie nomina geographica neerlandica I, blz. 88, 144, III, blz. 71.Ga naar margenoot+ RAADHUIS. In het voorhuis van dit moderne gebouw is een zandsteenenGa naar margenoot+ opschriftplaat ingemetseld, die in een rococo-omlijsting het wapen van Delden vertoont met het tijdvers (1738): IVs pIetatIs aMor fIDes | |
[pagina 24]
| |
Kerkelijke gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. DE NED. HERVORMDE KERK, voorheen gewijd aan den H. Blasius, is eigendom van de Ned. Hervormde gemeente, de toren behoort aan de burgerlijke gemeente. Ga naar margenoot+ geschiedenis. In 1118 schenkt Godebald, bisschop van Utrecht, aan het kapittel van St. Pieter te Utrecht ‘duas ecclesias quae sunt in Twenta, Dhelden videlicet et Aneschede’ (muller-bouman, no. 289, zie ook no. 293 van 1119). Het kapittel van St. Pieter schonk op zijn beurt de patronaatsrechten in 1294 aan het kapittel van St. Lebuïnus te Deventer (archief aartsbisdom utrecht XXXI, blz. 284). Een opschrift boven den kooringang (zie blz. 26) geeft te kennen, dat in 1464 de eerste steen aan de kerk werd gelegd, waarmee ongetwijfeld wordt gedoeld op een verbouwing. Een opschrift in den toren (zie blz. 24) vermeldt, dat zijn eerste steen werd gelegd in 1516. De meest Westelijke gordelboog van den middenbeuk kwam in 1538 gereed, tenzij het opschrift boven dezen boog (zie blz. 26) betrekking heeft op het smalle verbindingsgewelf tusschen toren en schip. Bij den stadsbrand van 1584 zijn blijkbaar de daken van kerk en toren vernield en mogelijk ook enkele gewelfvakken. Ga naar margenoot+ De kerk ligt geheel vrij op het omheinde kerkhof, en is georiënteerd met een afwijking van 2,5o naar het Noorden. Vóór den ingang van het kerkhof aan de Marktzijde ligt een ijzeren rooster. Ga naar margenoot+ Het gebouw (afb. 6 en 7, pl. XII, XIII) bestaat uit een zwaren Westelijken toren, en een schip van drie even hooge beuken, waarvan de Noordelijke recht is gesloten en de beide andere eindigen in twee even diepe, driezijdig gesloten koren. In den hoek tusschen Noorderzijbeuk en Noorderkoor bevindt zich een sacristie. Ga naar margenoot+ De toren is geheel van Bentheimersteen opgetrokken, en voorzien van een hoog plint en van een waterlijst, die hem in twee geledingen verdeelt. Aan de Zuidzijde is de muur verzwaard ter plaatse van de wenteltrap. Een hooge geprofileerde spitsboognis in den Westgevel omvat een ingang, thans door een baksteenen boog gesloten, en een daarboven liggend, thans met baksteen gedicht venster. Aan de Zuidzijde van den toreningang het volgende opschrift in Gothieke minuskels: int iar uns herē/mvͨ xv een is hir / gelecht de eerste steen. De tweede geleding vertoont aan elk der zijden drie spitsboognissen met blinde harnassen, behalve aan de Zuidzijde, waar de middennis ontbreekt. In den Oostgevel boven het dak van den middenbeuk zijn de nissen korter dan aan de overige zijden. Galmgaten ontbreken, hetgeen een duidelijke aanwijzing is, dat de toren nooit werd voltooid en minstens één geleding hooger was bedoeld.Ga naar margenoot+ De kerk is nagenoeg geheel opgetrokken van Bentheimersteen; alleen de Noorderkoorsluiting bestaat beneden uit tufsteen en boven uit baksteen. De daken der zijbeuken eindigen op het Westen tegen (vernieuwde) topgevels; de sacristie wordt gedekt door een lessenaardak tegen het Noorderkoor. De muren worden geschoord door éénsversneden steunbeeren. De vensters, die alle van afgeschuinde dagkanten zijn voorzien, hebben hun | |
[pagina 25]
| |
Afb. 6. Delden. Ned. Herv. Kerk. Plattegrond en doorsneden.
| |
[pagina 26]
| |
harnassen verloren, behalve het venster van het Noorderkoor, dat bij den bouw van de aansluitende sacristie is dichtgemetseld. In het Noordvak van de sluiting van dit koor ziet men een later aangebracht, thans dichtgemetseld rondboogvenster, ter plaatse waar aan de binnenzijde de epitaaf voor Frederik van Twickelo is aangebracht. De Oostelijke sluitmuur van den Noorderzijbeuk is onder de daklijst voorzien van ledige kraagsteenen. Onder het middenvenster van de Noorderkoorsluiting bevindt zich een thans dichtgemetselde opening (zoogen. hagioscoop, zie pl. XII, no. 3). In de buitenzijden van beide koorsluitingen vindt men verticale groeven, gelijk die o.a. ook aan de St. Plechelmuskerk te Oldenzaal voorkomen (zie blz. 94). De kerk heeft thans drie ingangen, te weten: één in het eerste vak van den Noordgevel, gedekt door een latei op consoles, één in het eerste vak van den Zuidgevel, blijkbaar later aangebracht (XVIII?) en één in het vierde vak van den Zuidgevel. Deze laatste, die niet meer in den oorspronkelijken toestand verkeert, heeft een beschadigde latei, die voor een smaller doorgang bestemd is, en waarin het opschrift is gehakt: int jaer ons herē mcccc/ lxiij un eyn/doe waert tho desser kerckē/ghelecht d eerst steen. De Noorderzijbeuk heeft verder nog twee dichtgemetselde ingangen, en wel een geprofileerde, rechthoekige in den Westgevel en een korfbogige met afgeschuinde kanten in het derde vak van den Noordgevel.Ga naar margenoot+ De gelijkvloersche ruimte van den toren vertoont in de hoeken geprofileerde kraagsteenen met de aanzetten van een verdwenen kruisribgewelf. De Oostwand is naar de zijde van het schip geopend door een wijden geprofileerden spitsboog. De smalle ruimte tusschen dezen boog en den lageren, meest Westelijken gordelboog van den middenbeuk, wordt overkluisd door een gewelf, dat in doorsnede, volgens de as der kerk, een segment, en, dwars op de as der kerk, een spitsboog vertoont. Naar de zijde van het schip is deze smalle ruimte afgesloten door een lateren baksteenen muur (XIX), die de rugzijde van het orgel bedekt. De Noordwand van het torenportaal wordt versierd door twee nissen met ronde bogen; de Zuidwand vertoont één dergelijke nis en den toegang tot de wenteltrap. In den Zuidwand van de smalle ruimte tusschen toren en schip bevindt zich een rechthoekige zandsteenen nis. Boven den boog, tusschen deze ruimte en het schip, is in Gothieke minuskels het opschrift geschilderd: Anno dusent vC xxxviij is dit gesloten. De drie beuken van de kerk worden gescheiden door twee rijen dragers voor de scheibogen. In de Zuidelijke rij zijn dit zonder uitzondering pijlers; de Noorderrij bestaat uit één zuil en één pijler. Tusschen de gewelfvakken van het schip zijn gordelbogen aanwezig. Tegen den Zuidwand rusten de bogen en de gewelfribben op pilasters, tegen den Noordwand, tusschen de twee eerste travéeën, op kraagsteenen en, tusschen de tweede en de derde travée, op een muurverzwaring voor den gordelboog en op een kraagsteen voor de gewelfrib. | |
[pagina 27]
| |
Afb. 7. Delden. Ned. Herv. Kerk. Profielen en Steenhouwersmerken.
| |
[pagina 28]
| |
Het Zuiderkoor, de eerste travée van den middenbeuk en de laatste travée van den Noorderzijbeuk missen hun oorspronkelijke overwelving; overigens wordt de kerk overkluisd door kruisribgewelven en, in de Noorderkoorsluiting, door een stergewelf, alle uitgevoerd in baksteen op zandsteenen ribben. De eerste travée van het schip is overdekt door een gewelf van pleister op houten ribben, de laatste travée van den Noorderzijbeuk en het geheele Zuiderkoor hebben houten zolderingen. De pijlers en pilasters, die de scheibogen dragen, vertoonen alle sporen van de herhaalde verbouwingen, die de kerk in den loop der tijden heeft ondergaan. De pilasters tegen den Westwand van het schip zijn gedeeltelijk in het latere metselwerk van dezen wand verborgen. De Noordelijke van deze beide draagt te halverhoogte op zijn oorspronkelijke deklijst een halve zuil, die correspondeert met den zuil, die de eerste scheibogen van de Noordelijke rij draagt. De Zuidelijke pilaster is gedeeltelijk weggehakt, blijkens het nog aanwezige afgeschuinde plint. De eenige pijler van de Noorderrij draagt, op overeenkomstige wijze als de Noordelijke pilaster van den Westwand, te halver hoogte, op een oorspronkelijke deklijst, een halve zuil. Onder den gordelboog van den Noorderzijbeuk ziet men tegen dezen pijler de sporen van een lageren, weggehakten boog. De pilasters van den Zuiderzijbeuk en de meeste pijlers zijn voorzien van geprofileerde deklijsten: de zuil en de beide halve zuilen tusschen midden- en Noordbeuk hebben lijstkapiteelen. De beide koren, die, behalve de sluiting, ieder één rechthoekige travée tellen, zijn voorzien van slanke schalken met lijstkapiteelen. In de sluiting van het Noorderkoor zijn onder de vensters korfboognissen uitgespaard. De sacristie wordt gedekt door een kruisribgewelf op kraagsteenen, waarvan er een is weggehakt. Ga naar margenoot+ In 1918 werden resten van muurschilderingen ontbloot, en wel, op den Oostwand van den Noorderzijbeuk en op den Noordwand van het Noorderkoor, eenige onontwarbare kleurvlekken. Op verscheiden plaatsen zijn wijkruisen zichtbaar. In de Z.O. nis van de Noorderkoorsluiting ziet men een teekening van den gekruisigden Christus (XVI A?); in de nis van het middenvak dezer koorsluiting een grootendeels uitgewischt grafschrift in rood krijt (1614). Ga naar margenoot+ De kern van het tegenwoordige gebouw wordt gevormd door de overblijfselen van een Romaansche basiliek, waarschijnlijk dagteekenend uit het eind van de XIIde eeuw. Deze Romaansche basiliek moet een schip hebben gehad van twee middenbeukstraveeën, opgetrokken volgens het ‘gebonden stelsel’. Of het een zuivere pijlerbasiliek is geweest, dan wel een gebouw met zuilen tusschen de hoofdpijlers (alterneerend stelsel), is bij gebrek aan gegevens niet vast te stellen. Vermoedelijk bezat de kerk in den Romaanschen tijd geen dwarspanden, en vormde de derde travée van den tegenwoordigen middenbeuk oorspronkelijk de koortravée. Of het Romaansche koor recht dan wel halfrond was gesloten, is uit de voorhanden overblijfselen niet meer op te maken. In de eerste helft of omstreeks het midden der XVde eeuw moet het oude koor zijn vervangen door het tegenwoordige Noorderkoor, | |
[pagina 29]
| |
dat gedeeltelijk is opgetrokken van tufsteen, ongetwijfeld verkregen bij de slooping van de Romaansche koorsluiting. Vervolgens maakte men een aanvang met de verbouwing van de oude basiliek tot een hallenkerk. Allereerst verving men den Romaanschen Zuiderzijbeuk door een nieuwen Gothieken zijbeuk, die in Oostelijke richting werd voortgezet in een Zuiderkoor. Wanneer de latei van den ingang van het Zuiderkoor (zie blz. 26) inderdaad in dit deel van de kerk thuis hoort, moet deze uitbreiding omstreeks 1464 worden gesteld. Omstreeks denzelfden tijd werd aan de Noordzijde, tegen de oorspronkelijke Romaansche koortravée, een kapel uitgebouwd, die men als pseudo-Noorderdwarspand zou kunnen karakteriseeren. Het is evenwel mogelijk, dat dit slechts een verbouwing was van een ouder bouwdeel. Spoedig daarna werd dit pseudo-dwarspand in Westelijke richting verlengd tot een nieuwen Noorderzijbeuk. Omstreeks 1500 werd de sacristie aan het koor toegevoegd. De laatste belangrijke periode wordt gevormd door den bouw van den toren, waarmee men blijkens den stichtingssteen (zie blz. 24) in 1516 een aanvang maakte. Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen:
Fragment van een zandsteenen sacramentshuisje (± 1500, zie pl. XIII, no. 2),Ga naar margenoot+ opgesteld in het Zuiderkoor. Eikenhouten preekstoel met doophek en doopbanken, alles XVIId. De preekstoelGa naar margenoot+ is voorzien van een koperen lezenaar met het jaartal 1683 en de wapensvan Wassenaer en -van Raesfelt, een koperen zandlooperhouder met dezelfde wapens, alsmede twee verstelbare koperen blakers. Naast den lezenaar van den voorzanger op het doophek bevindt zich een dubbele, verstelbare blaker. Orgel, in 1847 vervaardigd door C.F. Naber. Vier eenvoudige eiken gestoelten met overhuivingen, alle XVIId-XVIII A, waarvan één geplaatst voor het Noorderkoor, één tegen den Oostwand van den Noorderzijbeuk, één voor het Zuiderkoor en één tegen den tweeden pijler van de Zuidzijde. Verder bevinden zich binnen het doophek vijf notenhouten stoelen (midden XVII), waarvan twee met gedraaide pooten, alle vijf bekleed met rood laken. Epitaaf (zie pl. XIV, no. 1) van Frederick van Twickelo († 1545), bestaandeGa naar margenoot+ uit een plaat van fijnkorrelige zandsteen, tegen den Noordwand van de Noorderkoorsluiting, geplaatst op een later voetstuk en in een latere omlijsting (XIX A). De overledene is in hoog relief weergegeven in een nis, waarvan de boog rust op twee Korinthische zuilen. Om deze nis loopt een rand met hermen, putti, ranken en kwartierwapens, terwijl aan de onderzijde een cartouche het grafschrift bevat (voor grafschrift en wapens zie prins, blz. 43, no. 5). De zerk is afkomstig uit de kapel van Hengeloo (zie ter kuile, Havezathen, blz. 124). De geheele epitaaf is met een grijze kleurlaag overdekt. Epitaaf (zie pl. XIV, no. 2) van Johan van Raesvelt tot Twickelo († 1604) bestaande uit een zandsteenen plaat met de wapens-van Twickelo en -Raesvelt, acht kwartierwapens, en een cartouche met opschrift. (Zie prins, blz. 42, no. 1). Deze epitaaf is opgesteld in de Zuiderkoorsluiting en, evenals de voorgaande, geplaatst op een voetstuk en in een omlijsting van later datum (XIX A). | |
[pagina 30]
| |
Vele grafzerken (XV-XIX), grootendeels sterk afgesleten, beschadigd en gedeeltelijk onder banken verborgen. (Beschreven bij prins, blz. 42 vlgg.)Ga naar margenoot+ Twee koperen kaarsenkronen, elk met twee rijen van 6 armen en inscriptie: 1781. Negentien koperen lichtarmen (XVII B?) met later aangebrachte houders voor petroleumlampen. Ga naar margenoot+ Geverfde eikenhouten geldkist met laat-Gothiek beslag (XVI A), staande in de voorm. sacristie. Ga naar margenoot+ Twee zilveren avondmaalsbekers (waarschijnlijk XVIIb), elk hoog 18,5 cM. Om den rand, gegraveerde arabesken met afhangende ranken en vruchtfestoenen. Ieder der bekers vertoont verder een grove, later aangebrachte, gegraveerde voorstelling van de kerk van Delden. Merken: een adelaar (ongetwijfeld Deventer), een schild met de letter H, geplaatst boven de letter M, en een K. Ga naar margenoot+ In den toren hangen drie klokken, waarvan de oudste een middellijn heeft van 92 cM. en tusschen arabesken en gothieke bladranden het opschrift in Latijnsche kapitalen draagt: I.H.S. NIET SPOT MET GOT MAER VREEST MEH (sic) ENDE HOVT SIIN GEBODT / JOH. V RAESVELT OK. WILH RIPPERDA. NIC CHR V BEVERVOERDE IOH DE BAEKE. en daaronder: STAT DELDEN 1632. De grootste, met een middellijn van 137 cM., is zeer slordig gegoten en draagt het opschrift: DIE HOOGH ED. GEB. HEER CAREL GEORG GRAAF VAN WASSENAER HEER TOT TWICKEL / OVERSTE KERCKMEEST. / DIE WEL ED. EN GEST. COENR. IAN VAN MULART CORN. IOH. ET ISAB. MECHT. MAHONY HEER EN DAMES VAN HENGELO / I.C.W.U.V. MUNCKHUSEN HEERE V. OLDEMOLE. - ALEXIUS PETIT EN ZOONS ME FECERUNT DELDEN SOLI DEO GLORIA Ao 1786. Het lijf dezer klok draagt een medaillon met het wapenvan Wassenaer-van Raesfelt. De jongste klok heeft een middellijn van 98 cM. en draagt tot tekst: ALEXIUS PETIT EN ZOONEN ME FECERUNT DELDEN SOLI DEO GLORIA Ao 1786. Op het lijf dezer klok is in relief het zegel der stad afgebeeld (zie blz. 23) met onderschrift: STAD DELDEN.
Ga naar margenoot+ 2. DE ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK van de H.H. Blasius en Josephus is een modern gebouw, tot welks inventaris de volgende voorwerpen behooren: Ga naar margenoot+ Monstrans van verguld zilver (XVIa, pl. XIV, no. 3), hoog 71 cM. Op een later aangebrachten, zeslobbigen voet (XVII?) verrijst de ronde, met gegraveerde ranken versierde stam, waarvan de nodus open traceerwerk en facetten met rozetten vertoont. De luna bevindt zich op een zeszijdig uitloopende basis en wordt geflankeerd door twee contrefort-architecturen met heiligenbeeldjes, engelen en putti, welke de overhuiving dragen. Deze over- | |
[pagina 31]
| |
huiving, aan den voet omgeven door een krans van fialen en bogen, tegen welke zes heiligenbeeldjes zijn bevestigd, bevat een open verdieping, waarin het beeld van den H. Blasius met zijn twee kaarsen voorkomt, en wordt bekroond door een peervormige doorbroken spits, omgeven van fialen en wimbergen. De monstrans is indertijd gerestaureerd door Jan Brom te Utrecht (kalf, blz. 499) en omstreeks 1928 nieuw verguld door Gebrs. van Roosmalen te Utrecht. Kelk van verguld zilver (XVIa, pl. XV, no. 1), hoog 17 cM. De achtpuntigeGa naar margenoot+ voet, versierd met een gegraveerde kruisbeeldvoorstelling, draagt de cuppa op een achtzijdigen stam, waarvan de nodus spitsboognisjes en facetten met rozetten vertoont. Kelk van verguld zilver (midden XVI), hoog 20 cM. De zeslobbige, kegelvormig omhoog gaande voet, loopt uit in een zeszijdigen stam, versierd met gegraveerde ranken, en voorzien van een zeszijdigen nodus, eveneens met gegraveerde ranken versierd en met facetten, die de letters J.H.E.S.U.S. dragen. De ronde cuppa is aan den rand buitenwaarts uitgebogen. Onder den voet leest men het opschrift XXX............... VIRDELMIN...... (waarschijnlijk doelende op het gewicht). Kelk van verguld zilver (XVII A, pl. XV, no. 2). De zeslobbige voet is versierd met gedreven voorstellingen van de Kruisiging en van de H.H. Willebrordus, Bonifacius, Stephanus, Agnes en Franciscus. De stam, welks vorm sterk aan de Gothiek herinnert, is voorzien van een nodus, die aan onderen bovenzijde reliefvoorstellingen vertoont van de Lijdenswerktuigen. Merken: een schild met het cijfer 4 in spiegelbeeld, de letter N en de letter G (?). | |
Particuliere gebouwen.1. Markt 1. Halsgevel met gebogen fronton, waarop een kroon is gebeiteld met het jaartal 1764 en het onderschrift: IN DE KROON. Een weinig lager ziet men een steen, waarop een posthoorn is afgebeeld. 2. Hengelooscheweg 17. (Rentmeestershuis van Twikkel). Rechthoekig baksteenen woonhuis met zandsteenen deuromlijsting, waarin het jaartal MDCCXXVI. In 1867 is het huis voorzien van een verdieping en een torenvormigen aanbouw. In den gang een gestuct plafond (XVIII A). 3. Vossenbrink no. 1. Boerenhuis van vakwerk met vullingen van baksteen. Voorzijde geheel verbouwd. De achterzijde vertoont onder den houten geveltop een houten inrijpoort met het opschrift: TOT HIER TOE HEEFT ONS DE HEERE GEHOLPEN I SAM VII VER. 12, en: CIƆCICCLIIII (1754) 26 AUG. |
|