Twente
(1971)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdAmbt-Delden.naam: Zie bij Delden, blz. 23.Ga naar margenoot+ | |
Azeloo.De NOORDMOLEN, ook ‘de watermolen van Azeloo’ genaamd, is eenGa naar margenoot+ koren-watermolen op de Oelerbeek ten Noorden van het stadje Delden. Over de geschiedenis zie ter kuile, Watermolens, blz. 45, vlg. Het eenvoudig molengebouwtje, opgetrokken van baksteen met een houten wand aan de waterzijde, wordt gedekt door een pannen tentdak. In 1917 werd het gebouwtje hersteld; sinds lang is de molen echter niet meer in gebruik en zijn de schepraderen verdwenen. | |
[pagina 10]
| |
Deldeneresch.Ga naar margenoot+ HUIS TWIKKEL is een voormalige havezate, gelegen op korten afstand te N.O. van het stadje Delden. Afb. 3. Twikkel, Plattegrond der kelderruimten hoofdgebouw.
Ga naar margenoot+ literatuur: Zie ter kuile, Havezathen, blz. 211. | |
[pagina 11]
| |
een steen boven den ingang (zie blz. 12) noemt het jaar 1551 voor den bouw van ‘desse port’. In 1847 werd aan het gebouw de Westelijke vleugel met torentje toegevoegd; in de jaren 1912-1922 is het gebouw grondig hersteld. Afb. 4. Twikkel, Plattegrond gelijkvloers hoofdgebouw.
beschrijving (zie afb. 3 en 4 en de platen V en VI) Het hoofdgebouw en hetGa naar margenoot+ voorplein met de stal- en economiegebouwen liggen als twee eilanden in de grachten. Zij zijn onderling verbonden door een zandsteenen brug van twee bogen, terwijl het voorplein van den vasten wal toegankelijk is door middel van een moderne houten ophaalbrug. | |
[pagina 12]
| |
Ga naar margenoot+ Het hoofdgebouw is gebouwd om een binnenplaats, waarvan het den vooren één zijkant geheel, en den anderen zijkant gedeeltelijk inneemt. Dit hoofdgebouw bestaat uit vier deelen, die uit verschillende tijdperken dagteekenen, te weten: 1o. aan de frontzijde, een langgerekten vleugel, met een vierkanten toren aan den linker (Oost-)hoek, beide midden-XVI, 2o. aan de linkerzijde van de binnenplaats een vleugel (XVII A) die met een rechten hoek tegen het frontgebouw aansluit, 3o. een verdubbeling van het frontgebouw aan de zijde van de binnenplaats, aan weerszijden in de hoeken der binnenplaats voorzien van vierkante, uitspringende hoekpaviljoens (1692), 4o. aan de rechterzijde van de binnenplaats een korten vleugel met toren (1847). Ga naar margenoot+ Het 16de-eeuwsche front is opgetrokken van baksteen met banden en sierstukken van zandsteen en verheft zich uit de gracht op een hoogen zandsteenen voet. Ongeveer in het midden van den voorgevel, boven den ingang, bevindt zich een spitse topgevel. Aan weerszijden van den ingang zijn zandsteenen arkels over de gracht uitgekraagd, met zandsteenen dakvensters er boven. De ingang wordt gevormd door een korfboog binnen een rechthoekige omlijsting, alles van zandsteen. Boven den ingangsboog prijken, in een rijke omlijsting van Korinthische zuilen met hoofdgestel en fronton, de wapens-van Raesfelt en -Twickelo, terwijl onder het wapen een moderne copie van een oude inscriptie luidt: IN 'T JAAR MCCL VNDE EIN HEFT GELACHT GOSSEN VAN RAESFELT IN DER TID DROEST SLANTS VAN TWENT VNDE AGNES VAN TWICKELO SYN ELIGE HVSFROV AN DESSE PORT DEN ERSTEN STEEN. Aan weerszijden van den ingang dragen Korinthische halve zuilen de beelden van Adam en Eva, die den indruk maken copieën (XIX) van de oorspronkelijke te zijn. Onmiddellijk boven het fronton van den wapensteen is in zandsteen de Boom der Kennis met den Slang aangebracht, daarboven een voorstelling van de Aanbidding der Koningen met de resten van een overhuiving en geflankeerd door kleine kraagsteenen, en boven dezen steen, in den top, een relief van een ster. Gedrongen tusschen den wapensteen en de beelden van Adam en Eva bevinden zich twee vensters in rijke 16de eeuwsche omlijsting met frontons, waarin koppen; in den top zijn weer twee dergelijke vensters juist boven eerstgenoemde geplaatst. De topgevel staat eenigszins scheef boven den ingang en vertoont aan de linkerzijde een steiler helling dan rechts. De geprofileerde afdeklijst ontspringt aan weerszijden op een leeg basement, gedragen door voluutvormige kraagsteenen, en wordt verder aan weerszijden door nog twee dergelijke kraagsteenen gebroken. De geveltop eindigt in een later aangebrachten schoorsteen. De frontonbekroning van het linker topvenster wordt afgesneden door de deklijst van den gevel. De zandsteenen arkels worden gedragen door zandsteenen overkragingen | |
[pagina 13]
| |
met laat-Gothieke profielen. Deze arkels vertoonen in de zijkanten en de voorzijden elk twee vensters, het een boven het ander geplaatst, en worden geleed door slanke Jonische pilasters. In de rechthoekige vakken onder de vensters vindt men wapens, welke in cement zijn bijgewerkt. De gevels der dakvensters boven de arkels eindigen in frontons. De beide vensters op de verdieping, links en rechts van de arkels, vertoonen boven hun vlakke 18de-eeuwsche vensteromlijstingen driehoekige frontons met manskoppen; de overige vensters in den frontvleugel hebben onversierde 18de-eeuwsche vensteromlijstingen. De Oostelijke hoektoren heeft in een gedeelte van zijn aan het frontgebouwGa naar margenoot+ grenzenden Noordgevel nog oorspronkelijk muurwerk bewaard, waarvan de zandsteenen banden doorloopen in den gevel van het frontgebouw. Overigens is deze toren in de 19de eeuw geheel met baksteen van klein formaat bekleed. Blijkens een teekening, in 1786 door Tavernier gemaakt, en nu in het Museum te Zwolle berustend (afgebeeld bij ter kuile, Havezathen, blz. 218), waren toen de zandsteenen banden nog in al de muren van den toren zichtbaar. Volgens deze teekening waren in den voorgevel van den toren drie vensters aanwezig, alle boven elkaar geplaatst en waarvan twee door frontons waren gedekt; de tegenwoordige vensters zijn blijkbaar later aangebracht en gedeeltelijk voorzien van de oorspronkelijke frontons. Volgens teekeningen van A. de Haan (in het Museum te Zwolle, één afgebeeld bij ter kuile, Havezathen, blz. 216) droeg de toren in 1727 nog een ingesnoerde achtzijdige spits, die op de teekening van Tavernier heeft plaats gemaakt voor een plat met balustrade. Dat de frontgevel, het oudste gedeelte, ons niet in zijn oorspronkelijke gedaante is bewaard gebleven, blijkt duidelijk uit den scheeven topgevel met de onorganisch in de deklijsten aangebrachte consoles, voorts uit het afsnijden van een der vensterfrontalen, de benauwde plaatsing der vensters aan weerszijden van den grooten wapensteen, waarbij de profielen danig in het gedrang komen, de afgebroken zandsteenbanden in het metselwerk en den toog, die in het muurwerk, links van het beeld van Adam, zichtbaar is. Vreemd is ook de gehavende omlijsting van het relief der Aanbidding tusschen de topvensters en de slordige wijze waarop de geprofileerde daklijsten tegen de aanzetten van den topgevel doodloopen. Wat de stijlvormen van al de geornamenteerde deelen betreft, deze staan met elkaar in nauw verband, en stemmen zeer goed overeen met het jaartal 1551, vermeld in den stichtingssteen boven den ingang. Uit den verderen tekst van dit opschrift zou men kunnen lezen, dat deze stichting alleen de poort of het poortgebouw betrof; het muurwerk van den geheelen gevel moet echter uit eenzelfden tijd dagteekenen, behoudens herstellingen tengevolge van verzakkingen of andere beschadigingen. De geheele gevel met den hoektoren dient dus in één verband te worden beschouwd. De voornaamste moeilijkheid biedt de topgevel, die blijkbaar een fragment is van een grooter stuk muurwerk. Dat de middenpartij oorspronkelijk een meer indrukwekkend figuur moet hebben gemaakt in den langen gevel blijkt al uit den kelder-plattegrond, die voor dit gedeelte veel zwaarder muurwerk aanwijst dan elders in het frontgebouw voorkomt. Wij meenen dan ook, dat de middenpartij oorspronkelijk hooger opgetrokken zal zijn geweest, niet als toren, maar als weidsche topgevel met in- en uitgezwenkte voluten, onder- | |
[pagina 14]
| |
broken door pinakels of beelden op piedestals, waarvan de resten nog aanwezig zijn bij den aanzet van den tegenwoordigen topgevel, en in de consoles der deklijsten. Aan de linkerzijde zal deze oorspronkelijke gevel een weinig breeder zijn geweest, waardoor de beide topvensters symmetrisch zouden zijn geplaatst. Het relief met de Aanbidding der Koningen heeft dan waarschijnlijk hoog in den gevel deel uitgemaakt van een uitgebreider ornamentatie, evenals het sterrelief. De wijze, waarop de zuilen met hun beelden, het wapenrelief boven den ingang en de tusschengelegen vensters op elkander zijn gehoopt, is zeker niet oorspronkelijk. Het omloopen van den gevellijst over de zuilkapiteelen (de lijst, waarvan het uitstekend profiel was afgekapt, is bij de herstellingen in de jaren 1912-1922 vernieuwd), doet vermoeden, dat de zuilen tot den oorspronkelijken bouw behooren. Van den ingang nemen wij dit ook aan, zoodat wij onderstellen, dat de vensters later van elders zijn overgebracht. Mogelijk zijn zij omstreeks 1690 uit den achtergevel van den frontvleugel overgebracht, toen deze door de verdubbeling aan de zijde van de binnenplaats werd ingebouwd. Wellicht nemen deze vensters thans de plaats in, waar zich oorspronkelijk de sleuven bevonden voor de boomen van een ophaalbrug. Dat wij het wapenrelief boven den ingang ten slotte nog geheel in zijn oorspronkelijken toestand zien, komt ons twijfelachtig voor. De plaatsing in de ingezwenkte omlijsting doet vreemd aan; ook de bewerking van het tympaan is vrij grof tegenover het fijne beeldhouwwerk van het groote relief. De oorspronkelijke plaatsing van het wapenrelief is echter bezwaarlijk vast te stellen. De arkels hebben in den loop der tijden ernstig geleden: zoo zijn de oorspronkelijke vensterkozijnen geheel verdwenen. Waarschijnlijk zijn de arkels indertijd wel eens opnieuw gesteld, waardoor te verklaren zou zijn, dat de lijst tusschen de beide verdiepingen van den gevel een weinig hooger ligt dan de correspondeerende lijst der arkels; de onderste lijst van den gevel toch sluit wel aan bij de voetlijst der eerste pilasterstelling van de arkels. Ga naar margenoot+ De onder 2o. genoemde vroeg-17de-eeuwsche vleugel langs de linkerzijde van de binnenplaats is eveneens opgetrokken van baksteen met banden en een cordonlijst van natuursteen boven een zandsteenen onderbouw die uit de gracht oprijst. De gevel aan de binnenplaats vertoont gelijkvloers dichtgemetselde vensters met korfbogen; op de verdieping is deze gevel ± 1700 beklampt. De vensters van dezen vleugel hebben alle hun oorspronkelijke gedaante verloren, behalve die van de kelders, welke van halfronde ontlastingsbogen zijn voorzien. Ga naar margenoot+ De onder 3o genoemde verdubbeling van het frontgebouw aan de zijde van de binnenplaats is in 1692 opgetrokken blijkens een stichtingssteen met het wapen-van Wassenaer en daaronder: MDCXCII. Gelijkvloers hebben de vensters ronde bogen; op de verdieping zijn zij rechthoekig. Vóór de deur naar de binnenplaats bevindt zich een 19de-eeuwsch balcon op zuilen. Ga naar margenoot+ Inwendig is het gebouw sinds het midden der vorige eeuw sterk gemoderniseerd. De kelderverdieping is geheel voorzien van vlakke kruisgewelven op middenpijlers (waarschijnlijk alles XVIId). In het middenvak van het gewelf in den vleugel van 1692 zijn in stuc de wapens-van Raesfelt en -van Wassenaer uitgevoerd. In een der gelijkvloersche vertrekken is in 1897 een rijk bewerkte marmeren schoorsteen aangebracht, afkomstig van het huis ‘Portugal’ aan de Oude Delft no. 24 te Delft (afgebeeld bij ter kuile, Havezathen, blz. 223). Het wit-marmeren relief van den schoorsteenboezem, verbeeldende Minerva | |
[pagina 15]
| |
ten troon gezeten, is in 1737 gemaakt door J.P. van Baurscheit de jonge (Verg. k. sluyterman, Het huis van ouds genaamd Portugal te Delft, blz. 25). In een vertrek rechts van den ingang achter den arkel, een witmarmeren rococo-schoorsteenmantel, waarboven een ‘grauwtje’, geteekend J. de Wit, in een gesneden rococo-omlijsting. Tegenover dezen schoorsteen bevindt zich een buffetnis met rococo-stucwerk. De traphal wordt overdekt door een koepelvormig stucplafond (± 1700). Op het huis bevindt zich een verzameling schilderijen, voornamelijk portrettenGa naar margenoot+ (XVI-XIX) van leden der geslachten van Flodroff, van Heeckeren, van Pallandt, van Raesfelt, van Renesse van der Aa en van Wassenaer, o.a. door: G. Honthorst, N. Maes, C. Netscher (1646, 1680), A. Boonen, J. Vollevens, J. Verkolje, F. B(?) Douven (1739), G. de Marees (1745), J. Palthe (1765), J.B. van der Hulst (1829, 1832, 1835). Voorts: Portret van Jacob van Wassenaar (1610-1665) Heer van Obdam, Lt. Admiraal van Holland en West-Friesland. Halffiguur n. rechts, blootshoofds, geharnast met commandostaf. Doek 81,5 × 65. Door A. Hanneman, 1656. Moes, Iconogr. Batava, no. 88933. Portret van denzelfde, levensgroot ten voeten uit, blootshoofds in harnas met platte kanten kraag en ruiterlaarzen. In de rechterhand een bevelhebbersstaf, dien hij op een steenen tafel steunt, waarop een helm. Links achter zuil met draperiën, rechts uitziende op tenten en ruiters. Doek 210,5 × 121. Door G. Honthorst. Moes, Iconogr. Batava, no. 88922. De stal- en dienstgebouwen, die zich aan weerszijden op het voorplein bevinden,Ga naar margenoot+ dagteekenen uit het midden der XVIIIde eeuw. Elk van hen is in het midden voorzien van een zandsteenen poort, in een omlijsting van Jonische pilasters, die een fronton dragen. Op het voorplein staan twee bronzen kanonnen van 1775. In de tuinen aan de Noordzijde bevinden zich twee rijk-bewerkte zandsteenen siervazen (XVIII A) en een zonnewijzer op hardsteenen voetstuk (midden XVIII). | |
Hengevelde.In de moderne ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK bevindt zich een eikenhoutenGa naar margenoot+ stuk beeldhouwwerk (midden XVI) hoog 90 cM. voorstellende deGa naar margenoot+ Nood Gods (Pl. VI, no. 2). De polychromie is modern. Bij de kerk bevindt zich een herberg (genummerd G 38), waarin een steen hetGa naar margenoot+ opschrift draagt: HieR VerKooPt | |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+ Aan den zandweg van Hengevelde naar Bekkum staat een baksteenen windmolen, bovenkruier (XIXa). De sluitsteen van de ingangspoort draagt de initialen A.T.H. en het jaartal 1820. |
|