Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdZevenaarBabberikBABBERIK, ook genaamd BABBERICH of HALSAF is een witgepleisterd omgrachtGa naar margenoot+ herenhuis, dat in plattegrond de gedaante heeft van een hoofdletter L, of, wanneer men de ermee verbonden bijgebouwen in aanmerking neemt, van een letter U. Pl. CL afb. 446. R.J.K.M. de Nerée tot Babberich, De Lijmers en hare havezathen, in voce Babberich, Gelre XX,Ga naar margenoot+ 1917, blz. 39. Het huis is, naar bleek bij herstellingswerkzaamheden, in 1785 niet geheel nieuw gebouwd,Ga naar margenoot+ zoals ons de herdenkingssteen met opschrift boven de ingangsstoep wil doen geloven, maar met gebruikmaking van gedeelten van het oude muurwerk. De huidige vensterramen en de bepleistering dagtekenen ongetwijfeld uit de vorige eeuw. De gevel aan de achterzijde is voorzien van een fronton. Wat het inwendige aangaat, de trap heeft een eenvoudige Lodewijk-XVI-leuning, en in de zaal aan de zuidzijde bevindt zich een schoorsteen van wit marmer die met kleurige marmersoorten is geïncrusteerd, een en ander uit de tijd van de grote ververnieuwing van 1785. In de oorlog 1940-'45 heeft de commandant van de Duitse bezetting van het huis de wandschilderingen van de grote zaal onder witkalk bedolven. Na de bevrijding is daarover een behangsel aangebracht. Deze decoratieve beschildering bestond uit een wandgeleding door middel van pilasters en figuren van de klassieke godenwereld ‘en camaieu’ in de aldus gevormde vakken. Op het huis bewaart men een ingelijste kaart van de bezitting bij de aankoop in 1785, met daarop gedrukt de tekst van een brief van Frederik de Grote als hertog van Kleef aangaande de vestiging van de Nerée in zijn gebied en met de pen getekend een voorstelling van het nieuwe huis Babberik. | |
[pagina 182]
| |
Oud-ZevenaarGa naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK van St. Martinus is een laatgotisch gebouw, prijkend met een kloeke toren. Fig. 49; pl. CL afb. 447 en 448 en CLI afb. 449 en 450. Ga naar margenoot+ Litteratuur: J.H. Hofman, De beide Zevenaren, in Archief Aartsbisdom Utrecht II blz. 276; A.J.M. van Nispen tot Pannerden, Losse schetsen uit de Liemers, Zevenaar 1953. Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een grotendeels ingebouwde toren, een schip waarvan de middenbeuk wordt begeleid door een smallere en lagere noorderzijbeuk en een zuidernevenschip dat in hoogte en breedte vrijwel overeenkomt met de hoofdbeuk, en tenslotte | |
[pagina 183]
| |
een koor waarvan de sluiting wordt gevormd door drie zijden van een benaderendregelmatige achthoek. Kerk en toren voor zover oud bestaan uit baksteen van het formaat 29/30 × 14 × 6.Ga naar margenoot+ Van de toren zijn de eerste twee geledingen met tufsteen bekleed, het koor heeft eveneens een uitwendige bekleding van tufsteen met uitzondering van de vensterbogen die alle geheel in baksteen zijn uitgevoerd. De toren telt drie geledingen, waarvan de beide eerste op de vrijstaande hoeken zijnGa naar margenoot+ voorzien van overhoekse steunberen. De romp wordt gedekt door een korte achtkante spits. De ingang op het westen is met een venster daarboven gevat in een diepe spitsboognis. Rechtstanden en latei van de ingang zijn van trachiet, het venster heeft een nieuw stenen harnas. De tweede en de derde geleding worden verlevendigd door slanke tweedelige spitsboognissen waarvan die in de bovenste geleding gedeeltelijk open zijn om galmgaten te vormen. Aan de zuidzijde is een wenteltrap uitgebouwd, die naar de eerste verdieping voert. De spits draagt een leliekruis. Het stuk muur van de hoofdbeuk, dat bloot kwam toen men in 1863 het dak van deGa naar margenoot+ zijbeuk aanmerkelijk verlaagde, is bij die gelegenheid voorzien van spitsboogvensters. Het is duidelijk te zien, o.a. aan de torenmuur, dat de kap van de zijbeuk oorspronkelijk tot de voet van het hoge dak reikte, gelijk trouwens is afgebeeld op het prentje in Het Verheerlijkt Kleefsland. Alle vensterharnassen zijn neo-gotiek. Aan de zuidzijde van het koor bevindt zich een neo-gotieke sacristie. De overwelfde benedenruimte van de toren staat door wijde spitsbogen in verbindingGa naar margenoot+ met de kerkruimte. Op de verdieping vertonen de wanden inkassingen voor een gewelf, dat kennelijk nooit is uitgevoerd geweest. De trapkoker aan de zuidzijde is voorzien van een dichtgemetselde uitgang, die eertijds moet hebben geleid naar de zolder van een lage zijbeuk. De noorderzijbeuk heeft nog de oorspronkelijke gewelven; de overige zijn alle nieuw.Ga naar margenoot+ Uit het feit dat de muren van het middenschip boven de gewelven gewit zijn, valt op te maken dat het middenschip een tijdlang onoverwelfd in gebruik is geweest. Enkele draagstenen der gewelven van de noorderzijbeuk zijn versierd met vrij grove maskers. De toren, de oorspronkelijke delen van het middenschip, de noorderzijbeuk en het koor schijnenGa naar margenoot+ tezamen tot eenzelfde bouwperiode te behoren, op welke bouwperiode de schenking voor de toren van 1454 betrekking moet hebben. Zonder enige twijfel was de toen gebouwde kerk een pseudobasiliek van het gewone type in deze streken, en waren de noorder- en de zuiderzijbeuk volkomen overeenstemmend. Wat later, wellicht XVI A, moet men de smalle zuiderzijbeuk hebben vervangen door de brede z.g. Mariakerk. Foto's, gemaakt onder de verbouwing van 1909, laten aan de zuidzijde dichtgemetselde scheibogen zien, die veel hoger reikten dan de noordelijke en die kennelijk in het muurwerk waren uitgekapt bij het optrekken van de ‘Mariakerk’. Sporen van een stenen gewelf over de ‘Mariakerk’ zijn op deze foto's niet te onderscheiden. Te onderstellen dat ‘de Mariakerk’ dus geen gemetseld gewelf heeft gehad, lijkt ons echter gewaagd; dit zou geheel strijdig zijn met de gewoonte van deze streek, en het is denkbaar dat de gewelven geen moeten hebben achtergelaten. Als bouwval is de ‘Mariakerk’ te zien op het prentje van Rademaker in het Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden. De middenbeuk heeft ongetwijfeld gemetselde gewelven gehad vóór de torenbrand van 1572 of daaromtrent. Bij de herstelling van 1616 zal men gewelven achterwege hebben gelaten. Tot de inventaris van de kerk behoren: Doopvont van gedreven koper op houten drievoet, 1650. Pl. CLII afb. 452.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 184]
| |
Altaar in de noorderzijbeuk, gesticht in 1664 door pastoor Lengell, pl. CLII afb. 454. Het altaarstuk is uit het retabel verdwenen. Op dit altaar vier gegoten koperen kandelaars, midden XVII. Ga naar margenoot+ Albasten groep, de Nood Gods, hoog 30 cm, pl. CLIII afb. 458. Het stuk behoort tot de soort die Swarzenski als Rijns-Italiaans kenmerkt, en moet uit de jaren omtrent 1440 dagtekenen. Zie Bouvy blz. 64 en de aldaar aangehaalde litteratuur alsmede W. Körte, Deutsche Alabasterplastik des 15-ten Jahrhunderts in Jahrbuch der Bibliotheca Herziana I blz. 1937 en in het bijzonder blz. 41. Mogelijk is deze ‘Nood Gods’ het Mariabeeld dat oudtijds hier ter plaatse verering genoot. De groep is geplaatst in het midden van het neo-gotieke retabel van het Maria-altaar in de Zuiderzijbeuk. Gesneden en nieuw gepolychromeerd beeld voorstellende St. Barbara, waarschijnlijk eind XV, hoog 65 cm, opgenomen in het juistvermelde neo-gotieke altaarretabel, pl. CLIII afb. 455. Niet bij Bouvy vermeld. Gesneden en nieuw gepolychromeerd beeld voorstellende St. Elisabeth, begin XVI, hoog 57 cm, eveneens opgenomen in het retabel van het Maria-altaar, pl. CLIII afb. 457. Niet bij Bouvy vermeld. Gesneden eikenhouten beeld, voorstellende een bisschop zonder attributen (St. Norbertus?), omstreeks 1500, pl. CLIII afb. 456. Niet bij Bouvy vermeld. Ga naar margenoot+ Gedreven zilveren kelk met tijdvers Me DonaVerUnt LangeLLII (1662). Merken ontbreken. Pl. CLII afb. 451. Altaarkruis met zilveren beslag, XVIII, voorzien van gegraveerd alliantiewapen en de namen Constein en Heyendael. Merken: Breda, meesterteken RR, jaarletter Y. Ga naar margenoot+ In de pastorie een schilderstuk, ongetwijfeld eertijds een altaarstuk: Christus in Emmaus, met Caravaggio-achtig effect. Paneel, 92 × 72 cm, XVII, pl. CLII afb. 453. Ga naar margenoot+ Opgesteld tegen een van de pijlers van de toren een gehavende laatgotische grafzerk van Gertruut van Camphusen, begin XVI. Prins blz. 232. | |
ZevenaarGa naar margenoot+ Zevenaar, middelpunt van de Liemers, ging met dit gebied in de 14e eeuw in pandbezit over aan de hertogen van Kleef, en met het oningeloste pand in de 17e eeuw aan Brandenburg, later het koninkrijk Pruisen, tot het in 1816 bij het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden werd gevoegd. In 1487 ontving Zevenaar stadsrecht van de hertog van Kleef. Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK is een eenvoudig zaalgebouw met een sluiting van drie achthoekszijden. Het stichtingsjaar 1658 is in ankers op de westelijke gevel te lezen. Op 1 mei 1660 werd de kerk in gebruik genomen (Bulletin N. Oudheidk. Bond VIII, 1907, blz. 148). Aan de westzijde rijst een houten klokketorentje uit het dak (pl. CLIV afb. 459). Tot de inventaris behoren: Ga naar margenoot+ Preekstoel van eikenhout, versierd met gesneden kwabornament en voorzien van een koperen lezenaar. De preekstoel is gemaakt in 1659 door Hendrik Witvelt of Wijtvelt voor een bedrag van 400 Car. gulden (Bulletin als voren). Pl. CLIV afb. 460. Orgel, rijk gesneden maar vrij onorganisch van decoratieve samenstelling, volgens opschrift in 1697 vervaardigd door Conradus Ruprecht. Pl. CLIV afb. 461. | |
[pagina 185]
| |
Eikenhouten avondmaalstafel, XVII. Offerblok, XVII. Zilveren schaal, ter lengte van 38 cm, met bewerkte rand. Onderzijde voorzien vanGa naar margenoot+ opschrift: Sevenaer 1792. Geen merken te bespeuren. In het torentje een klok van 72 cm middellijn, in 1670 geschonken door Sigismund van Willich en gegoten door Petrus van Trier.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK, gewijd aan de H. Andreas, is een pseudo-basiliek,Ga naar margenoot+ waarvan alleen de vier meest westelijke vakken uit de late middeleeuwen dagtekenen, en die overigens haar huidige gedaante XIX B heeft gekregen. Fig. 50; pl. CLV afb. 462 en 463. Fig 50. Zevenaar Rooms-Katholieke kerk Het neo-gotieke oostelijke gedeelte is alleen in omtrekken aangegeven
Eerst in 1521 werd Zevenaar als afzonderlijke parochie van Oud-Zevenaar afgescheiden. VolgensGa naar margenoot+ Van der Aa zou de kerk in 1601 zijn verbrand. Een opschrift, te voorschijn gekomen onder lagen witkalk, vermeldt dat de kerk in 1605 is herwijd (Kalf, Kath. kerken blz. 100). Doordat Zevenaar Kleefs was, bleef de oude parochiekerk in Rooms-Katholiek bezit. De schrijver van het Kabinet van Ned. en Kleefsche Oudheden deel VI (1733) weet te vertellen, dat de kerk ‘voor eenige Jaaren door de vlammen (werd) verteert’. Het is onzeker of dit betrekking heeft op de brand van 1601, of dat er in het begin XVIII nog een overigens niet gesignaleerde brand heeft gewoed. Het prentje door Rademaker, dat in dit deel van het ‘Kabinet’ is opgenomen, verbeeldt de kerk met een forse toren die van hoektorentjes is voorzien. In 1870 werd de kerk oostwaarts vergroot, en in 1884 werd zij van de neo-gotieke toren voorzien. De aanleg en opstand van de vier westelijke pseudobasilikale vakken is gevolgd bij deGa naar margenoot+ oostwaartse vergroting van de kerk in 1870. Hoe de kerk voor die vergroting op het oosten was gesloten is ons niet gebleken. Dat er voorheen al een toren aan de westzijde voor de kerk heeft gestaan, gelijk uit het prentje van Rademaker schijnt op te maken | |
[pagina 186]
| |
te zijn, vindt geen steun in enige aanwijzing aan het gebouw zelf, noch in oude afb. als de prenten naar De Beyer uit 1745 in Het Verheerlijkt Kleefsland. De scheibogen rusten op zuilen met lijstkapitelen. Deze zuilen moeten vroeger veel zwaarder zijn geweest en zijn zeer verminkt. De wanden van het middenschip zijn boven de scheibogen voorzien van driedelige nissen. Het blinde traceerwerk van deze nissen is volgens Kalf (Kath. Kerken blz. 101) in 1905 gemaakt toen het inwendige onder leiding van de architect W. te Riele werd gedecoreerd. De vensterharnassen zijn geen van alle ouder dan XIX B. Tot het laat-middeleeuwse werk behoort een kapel tegen de zuiderzijbeuk (op fig. 50 wit gelaten). Ga naar margenoot+ Vóór de westergevel van de noorderzijbeuk bevindt zich een voorstelling van de ‘Christus op de kouden steen’ in Baumbergersteen, geplaatst op een gemetseld voetstuk, sterk verweerd en bijgewerkt. De geselkolom rechts van de Christus heeft een stenen voet maar is overigens geheel van hout, waarschijnlijk een vernieuwing van het oorspronkelijke stenen werk toen dat vergaan was of beschadigd. De schacht van de kolom is omhangen met de lijdenswerktuigen. Pl. CLVIII afb. 469. Waarschijnlijk begin XVI; de houten kolom wellicht XVII. De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Een doopvont waarvan alleen de achtzijdige zandstenen kuip oud is. Pl. CLV afb. 464. De kuip van de vont is aan de buitenzijde bezet met laatgotisch traceerwerk. Ongetwijfeld XV. Ga naar margenoot+ Een aantal gesneden eikenhouten meubelen, die met die in de Hervormde kerk (blz. 184) door dezelfde schrijnwerker Hendrik Wi(j)tvelt schijnen te zijn vervaardigd, en waarvan de preekstoel voorzien is van het ingesneden jaartal 1657 (F.A. Hoefer in Bulletin Ned. Oudheidk. Bond 1907 blz. 148). De meubelen zijn de navolgende: Preekstoel, waarvan de kuip versierd is met de reliefvoorstellingen van de H. Maagd, van de vier evengelisten en van St. Pieter, St. Paul en St. Andreas. Pl. CLVIII afb. 470 en CLXI afb. 474. Twee gestoelten met hoge achterschotten (pl. CLXI afb. 475), twee banken met voorschotten voor in de kerk (pl. CLXI afb. 476), en de borstwering van de orgelgalerij, alle met toogpanelen. Ga naar margenoot+ Twee grafzerken van rode zandsteen, rechtopgezet tegen de westwand van de kapel aan de zuidzijde, voorzien van figuren in hoog relief der echtelieden Adriaan Spierinck en Wendelina Schmullinck, overleden ondersch. in 1604 en 1594, en van ieders acht kwartieren. Aan de onderzijde zijn deze zerken sterk aan het verpulveren. Prins blz. 231. Pl. CLVIII afb. 471 en 472. Ga naar margenoot+ Koperen gedenkplaat met gegraveerde voorstelling van de Kruisiging, geflankeerd door de figuren van St. Antonius en S. Catharina, pl. CLVII afb. 468. Het onderschrift luidt: In deser kerckē leght begravē Henrick van Elverick die sterff ao m ccccxl vj und sijn huysfrouw Yda Grevē die sterff ao m cccc xl vj und voertan ok nagelat bidt got voer die ziele. Voorts zes wapens. De verdiepte gedeelten zijn opgevuld met een zwarte, en hier en daar met een rode en witte substantie. De plaat bestaat uit drie aaneengelaste stukken koper en is niet lang voor 1906 gerestaureerd door J. Brom te Utrecht op een wijze die Vogelsang als zeer bedenkelijk heeft afgeschilderd. De plaat is gevat in een geprofileerde zandstenen lijst, die toevallig kort voor de plaat naar de tentoonstelling van kerkelijke kunst van 1913 te 's-Hertogenbosch werd overgebracht te Emmerik bij de St. Allegondiskerk werd teruggevonden, en, met enige aanvulling in | |
[pagina 187]
| |
de linkerbovenhoek, er bij gelegenheid van die tentoonstelling weer omheen is gezet. Het gedenkteken schijnt dus uit de St. Allegondiskerk te Emmerik te zijn overgeplaatst, maar wij hebben niet kunnen vinden wanneer dat is geschied. Als datering heeft Vogelsang in 1906 begin XVI genoemd, naar ons voorkomt volkomen terecht. Litteratuur: Vogelsang in Bulletin v.d. Ned. Oudheidk. Bond 1906 blz. 35 en 38; Cat. Nat. Tentoonstelling van Kerkelijke Kunst 's-Hertogenbosch 1913 nr. 927; Gedenkboek van deze tentoonstelling Ned. tekst blz. 91, pl. LXVI; Gelre XVII, 1914, blz. XXXIV; A.J.M. van Nispen tot Pannerden, Losse schetsen uit de Liemers, 1953, blz. 54/55. Een gotische monstrans, waarvan alleen de zeslobbige voet en de contrefort-architecturenGa naar margenoot+ aan weerszijden van de glascylinder oud zijn; XVI A. In de contreforten gegoten figuurtjes van St. Petrus, St. Antonius, een figuur met een bedeltas en een monnik. Merken: Breda en de letter G. In 1903 gerestaureerd door J.H. Brom te Utrecht. Pl. CLVI afb. 465. Een ciborie, waarvan stam en nodus laatgotisch zijn en voet, cuppa en deksel XVII. Hoog 21 cm. Geen merken. Kelk, waarvan de stam met nodus laatgotisch is en de rest XIX. Geen merken, pl. CLVI afb. 467. Kruisbeeld, bestaande uit een kruis van zwart hout, beslagen met zilver, en een gedreven zilveren corpus. Het beslag vertoont in relief Maria met Elisabeth en de Verkondiging en voorts een wapen: gedeeld, links een ridderspoor, rechts een zuil. XVII, pl. CLVI afb. 466. Zilveren blad met rococo rand. Merken: Holland, Amsterdam, meesterteken H N H (Voet, Merken v. Amsterdamsche Goud- en Zilversmeden blz. 55, 56), jaarletter W (waarsch. 1756). Pl. CLXIV afb. 482. In de toren hangt een klok van 120 cm middellijn met opschrift: Ioan Sigismond vonGa naar margenoot+ Wylich baron von Lothum heer van Gribbenforst und Gronstein drost und amptman in der Limmers und vrou Iosinna von Wittenhorst. Frederik Slecht Borgmr. in der tijt Theodorus Poorter pastor. Ioannes et Petrus a Trier me fecerunt Ao 1648. Op het lijf een wapen, een relief van de H. Maagd en het opschrift: S. Andrea P. Fries van gotische fleurons. In het Angelustorentje hangt een klokje van 62 cm middellijn dat volgens opschrift in 1781 werd gegoten door Christiaan Voigt te Isselburg. Op de pastorie bevindt zich een schilderstuk, eigendom van de parochie: OpvoedingGa naar margenoot+ van Maria. Oude copie naar Rubens' stuk in het Museum te Antwerpen (Oldenburg, Klass. d. Kunst blz. 338). Dagmaat 159 × 125. Pl. CLIX afb. 473. | |
WoonhuizenDidamsestraat 19-21. Huis welks geveltop is afgedekt met gebogen rollagen waarin vier overhoeks geplaatste pinakels voorkomen. De top met zijn vensters die van zandstenen lateien zijn voorzien, vertoont het baksteenmetselwerk onbedekt door de pleisterlaag waarmee het gelijkstraatse en de verdieping zijn overtogen. Sierankers. Begin XVII, pl. CLXIII afb. 480.
Kerkstraat A 28, genaamd De Doelen, nu kantoorgebouw van de N.V. Gimborn. Dit | |
[pagina 188]
| |
huis heeft een plattegrond in de gedaante van een winkelhaak met een achtkante traptoren tegen de achtergevel van de vleugel langs de straat. Het uitwendige is met uitzondering van de traptoren in de vorige eeuw gepleisterd ten tijde van een algehele modernisering waarbij niet veel meer van het oude werk dan de muren is gehandhaafd. De vleugel aan de straat is voorzien van een kelder met ribloze kruisgewelven. Het muurwerk van de slanke traptoren eindigt met een fries van uitgekraagde boogjes. De toren wordt gedekt door een helmvormige kap met leien. Waarschijnlijk midden XVI. Pl. CLXIII afb. 481. | |
Adellijke huizen buiten de stadGa naar margenoot+ HET HUIS ZEVENAAR is gelegen op een bult in een waterrijk park tegen de oostzijde van de stad. Pl. CLXII afb. 477-CLXIII afb. 479. Ga naar margenoot+ Litteratuur: Gelre XX, 1917, blz. 76 vlgg. Ga naar margenoot+ Het huis bestaat uit een rechthoekig hoofdgebouw van vrij gestrekte vorm, een linkervoorvleugel en een achtzijdige traptoren die ongeveer in het midden van de voorgevel verrijst. De baksteen van de hoofdvleugel meet 27/30 × 14 × 6,5 cm. De gracht die vroeger om het huis heeft gelopen, is sinds lang verdwenen. In de traptoren bevindt zich een voormalige ingang met een boogvulling bestaande uit een steen in rijke Renaissancevormen met de wapens-Spierinck en Nulant en het jaartal 1612, pl. CLII afb. 478. De kop van de toren met zijn geprofileerde bogen die op kraagstenen zijn uitgebouwd doet denken aan de traptoren van het huis Keppel die uit dezelfde tijd moet dagtekenen. De gevels bevatten nog enkele al of niet dichtgemetselde laatgotische tweelichtsvensters. De kelders worden overdekt door een tongewelf met steekgewelfjes. Verder bevat het inwendige, ongetwijfeld tengevolge van moderniseringen in de vorige eeuw, niets opmerkelijks. Ga naar margenoot+ Onze indruk is, dat het gestrekt-rechthoekige hoofdgebouw begin of midden XVI kan zijn gebouwd. De rijzige traptoren is een toevoeging van 1612.
Ga naar margenoot+ KAMPHUIZEN is een oude havezate aan de zuidzijde van de straatweg van Zevenaar naar Babberik. Litteratuur: Gelre XX, 1917, blz. 58. Pl. CLXV afb. 484-486. Het rechthoekige huis ligt op de west-zuidwest-zijde van een vrijwel rond omgracht | |
[pagina 189]
| |
terrein. Het wordt gedekt door een schilddak. Het metselwerk van de gevels die hier en daar lichtelijk gepleisterd zijn en begroeid, maakt de indruk in het algemeen laatmiddeleeuws te zijn, al kan men vooral aan de noordzijde belangrijke latere vernieuwingen constateren. Geen van de vensters heeft zijn oorspronkelijke gedaante behouden. De noordelijke helft is onderkelderd met twee evenwijdige tongewelven. In de zuidelijke kamer gelijkvloers bevindt zich een dubbele laatgotische lampnis, gedekt door tegen elkander opgezette bakstenen. Een dergelijke nis, later dichtgemetseld, bleek niet lang geleden in dezelfde kamer aan de andere zijde van het venster in de voorgevel aanwezig te zijn geweest. Onder de vloerbalken eenvoudig geprofileerde balksleutels, waarschijnlijk eind XVI of begin XVII, en mogelijk nog wat later. Van de verdieping leidt een eikenhouten spiltrap met sierlijk uitgezaagde vlakke balusters naar de zolder. Deze spiltrap draagt het jaartal 1662. In de kamer gelijkvloers links van de ingang bevindt zich een schoorsteen, waarvan alleen de gestucte boezem nog oud is. Dit stucwerk vertoont de alliantiewapens van Palick van Heerde (Van Heerdt) en Sophia van Keppel die in 1763 trouwden, vergezeld van krijgstropeën die er aan herinneren dat de man officier was (pl. CLXV afb. 485). De kamer aan de andere zijde van de vestibule heeft tegen de eindmuur eveneens een schoorsteen waarvan alleen de gestucte boezem oud is en kennelijk uit dezelfde tijd dagtekent. De voorzijde van deze boezem is versierd met het wapen van het geslacht Van Camphuyzen, voorgangers van de Van Heerde's als eigenaars. Pl. CLXV afb. 486. Op Kamphuizen bewaart men het zilverwerk van het St. Annagilde van de buurtschapGa naar margenoot+ Kamphuizen (zie Gelre XXXIV, 1931, blz. 125), bestaande uit een borstplaat en vijf schilden. Het borstschild vertoont een rechthoekig vak temidden van een gedreven decoratie, pl. CLXIV afb. 483. Op dit rechthoekige vak zijn in graveerwerk weergegeven St. Anna, de kerk van Oud-Zevenaar, het huis Kamphuizen en het wapen van Heerde (van Heerdt). Achterop jaartal 1704. Merken: IS, verder onduidelijk. De vijf schilden, waarvan er vier van kronen zijn voorzien, zijn gegraveerd met wapens en opschriften. Geen merken van betekenis. |
|