Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdWischSilvoldeLitteratuur: W.E.A. Ahsmann, Parochie van den H. Mauritius te Silvolde, Ulft, 1939. DE HERVORMDE KERK is een éénbeukig middeleeuws gebouw, dat met zijn torenGa naar margenoot+ eigendom is van de kerkelijke gemeente. Pl. CXLV afb. 430 en 431. Geschiedenis: De parochie Silvolde werd vóór 1259 van Varseveld afgescheiden, en behoorde evenalsGa naar margenoot+ Varseveld tot het bisdom Munster (Tibus blz. 1179). Lindeborn vermeldt dat de parochie aan St. Mauritius was gewijd. Het gebouw bestaat uit een forse toren, een eenbeukig schip en een koor dat met drieGa naar margenoot+ zijden van de regelmatige achthoek is gesloten. Kerk en toren zijn uitwendig geheel gepleisterd en inwendig ook behalve de verdiepingen van de toren. Voor zover is na te gaan op de verdiepingen van de toren bestaat deze uit baksteen,Ga naar margenoot+ formaat 28/29 × 13 × 7. De muren van de toren, die uitwendig geheel vlak gehouden zijn, hebben gelijkstraats een zwaarte van 1,60 m. De benedenruimte van de toren, toegankelijk door een 19e eeuwse ingang, is als consistoriekamer ingericht. De romp van de toren draagt een slanke achtkante spits die eindigt met een open topkoepeltje, dat ongetwijfeld XIX A is aangebracht en bij een recente restauratie volkomen is bedorven door verandering van de welving. De muren van het schip, welke tussen 80 en 100 cm zwaar zijn, bestaan uit stortwerkGa naar margenoot+ tussen binnen- en buitenzijden van blokken tufsteen; het koor schijnt van baksteen te zijn opgetrokken. Een spitse triomfboog scheidt de ruimten van koor en schip. Schip en koor zijn beide overdekt met stucplafonds, waarvan dat in het koor rococovormen vertoont. Het schip is ongetwijfeld romaans wat de hoofdzaak van het muurwerk betreft, en zal nooit overwelfdGa naar margenoot+ zijn geweest. Het koor is kennelijk een toevoeging uit de gotische tijd, XIV of, wat waarschijnlijker is, XV. Het zal oorspronkelijk wel een gemetseld gewelf hebben gehad. De toren is eveneens een latere toevoeging, en, te oordelen naar het zware muurwerk, in tegenstelling met het koor veeleer uit een vroege dan uit een late periode van de Gotiek. | |
[pagina 172]
| |
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoren: Een preekstoel van geverfd eikenhout, XVII d, met een rococo achterschot. Aan de kuip bevindt zich een koperen lezenaar met dubbelkoppige adelaar gelijk in Varseveld, en het jaartal 1751 (zie blz. 177). In het koor staan twee herenbanken, waarvan de zuidelijke, XVII, oorspronkelijk die van het huis Lichtenberg was; de andere, op zichzelf onbelangrijk, is die van het huis Wisch.
Ga naar margenoot+ In de toren hangen twee klokken, te weten; Klok van 100 cm middellijn, versierd met een fries van saters, nymfen en engelen. Opschrift: Hans Iurrien van Bullingen kerckmeester en provesoor tot Syllevolden Derck Averkamp kerckmeester ende provesoor tot Syllevolden/Door dat vier ben ick gevlooten Peter van Trier en Rutger Peckel hebben mij gegooten Ao 1671. Klok van 112 cm middellijn met rankfriezen. Opschrift: Iesus Maria Laudate Eum in Cymbalis benesonantibus Ao 1641 Arnold Tengbergh kerckmeester Jan Averkamp kerckmeester Renovatum per Mamertum Formice (Fremy) et Ioannem Formice fratres. Op het lijf aan de ene zijde een relief voorstellende de H. Maagd, en aan de andere zijde een kruis.
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris van de R.K. KERK van de H. Mauritius behoort: De ene zijde van een Marianum, XVI a, omstreeks 1860 nieuw gepolychromeerd, pl. CXLVI afb. 434. Het Marianum moet oorspronkelijk in de kerk van Varseveld hebben gehangen en werd later naar het Augusta-hospitaal in Anholt overgebracht. In 1856 werd het Marianum in tweeën gedeeld en verwierf de parochie van Silvolde een van beide helften. Prof. dr H. Reiners schreef dit Marianum aan Dries Holthuys toe, waartegen dr P.R.A. Bouvy echter bezwaren heeft (a.w. blz. 194).
Voorts bezit de parochie een gescheurde klok van 60 cm middellijn, die in 1712 is gegoten door Jan Albert de Grave. | |
TerborgGa naar margenoot+ A.H. Martens van Sevenhoven, Bijdrage tot de Geschiedenis van de heeren en de heerlijkheid Wisch in Gelre XXXIII, 1930, blz. 79; Dez., Het archief der heeren van Wisch in Inventarissen van Rijksen andere archieven II, 1929, blz. 185; A.J. van der Ven, Het Oud-Archief der gemeente Wisch in Inventarissen van Rijks en andere archieven III, 1930, blz. 381; A.P. van Schilfgaarde, Het Archief van het huis Bergh, 1932, Inleiding blz. 122. Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK bestaat uit een toren, een éénbeukig schip en een koor dat gesloten is met drie zijden van de regelmatige achthoek. Pl. CXLV afb. 433. Ga naar margenoot+ De eerste vermelding van een kapel bij de burcht Wisch dagtekent van 1370 (De Wapenheraut 1917 blz. 161). In 1382 werd Terborg afgescheiden van Etten en tot zelfstandige parochie verheven (Archief | |
[pagina 173]
| |
Aartsbisdom Utrecht I blz. 18). De kerk was in de Middeleeuwen gewijd aan St. George en Barbara. In 1409 en 1429 gingen kerkmeesteren financiele transacties aan ten behoeve van het bouwen aan de kerk (De Wapenheraut 1917 blz. 162). In 1723 leed de kerk door brand (Staats Evers blz. 278). Hoe de kerk er in de 18e eeuw uitzag eer de tegenwoordige toren werd gebouwd, leert het prentje in deel I van Het Verheerlijkt Nederland. In 1746 werd een nieuwe toren gebouwd door de architect G. Ravenschot (opschrift noordgevel van de toren). Het stenen gewelf over het koor is in 1775 vervangen door een houten plafond (invent. Rijks- e.a. Archieven a.w. III blz. 408). In 1844 werd het oude schip van de kerk vervangen door het tegenwoordige, en in 1853 kreeg het koor zijn uitwendige bepleistering (Geld. Volksalmanak 1899 blz. 132). De toren is opgetrokken van een helderrode baksteen met toepassing van zandsteenGa naar margenoot+ voor ingangspoort, lijstwerk e.d. Op de romp verheft zich een open achtkant van hout met een voet welke met leien is bekleed. In de noordergevel van de toren bevindt zich een zandstenen ingangspoort in sobere vormen met opschrift dat het bouwen van de toren in 1746 door de architect G. Ravenschot vermeldt. Een dergelijke ingang, maar wat eenvoudiger, komt voor in de westgevel van de kerk. Het laatgotische koor is verminkt door het uitbreken van gewelf en vensterharnassenGa naar margenoot+ een door uitwendige bepleistering. Het plafond van het koor dagtekent te oordelen naar de vormen uit XVIII. Tot de inventaris van de kerk behoren:Ga naar margenoot+ Een rococo lezenaar aan de 19e eeuwse preekstoel Eén kaarsenkroon met twee rijen van 9 armen en twee met twee rijen van 8 armen, alle drie XVII. Voorts twee koperen wandarmen, eveneens XVII. Tegen de wanden van het koor staan vier Renaissance grafzerken opgesteld, alle begin XVII en alle min of meer afgesleten (Prins blz. 171). De best bewaarde is die van Margrita van Duithe gen. Buth, † 1636.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK bezit:Ga naar margenoot+ Twee laatgotische gesneden beelden staande in het neo-gotieke retabel van het Mariaaltaar te weten: 1. Maria met het Kind staande op de maansikkel met de kop van de basilisk onder de voeten. Ongetwijfeld is dit beeld van een ‘Marianum’ afkomstig. Sterk bijgewerkt en bedekt met nieuwe kleurige beschildering. Omstreeks 1500. Litteratuur: Bouvy blz. 190, afb. 201. Pl. CXLVI afb. 436. 2. Ste. Cunera met de worgdoek, door toevoeging van een stel vleugels veranderd in een engel en rechts van de H. Maagd geplaatst. Bijgewerkt en nieuw beschilderd. Behoort niet bij het voorgaande beeld: het haar en het gewaad vertonen een andere stijl. Ook ongeveer 1500, litteratuur en afbeelding als voren. Een kazuifel, XVI, bevindt zich als bruikleen in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht.
Hoofdstraat 39. Achter het woonhuis staat een pakhuis met een laatgotische, nu gepleisterdeGa naar margenoot+ topgevel, waarvan het rechtopgaande uiteinde prijkt met een stel van drie pinakels, pl. CXLV afb. 432.
Ettenseweg A 79. In de gevel aan de straat van dit overigens onbelangrijke huis is eenGa naar margenoot+ zandstenen reliefvoorstelling van St. Joris ingemetseld, XVII, pl. CXLVI afb. 436. | |
[pagina 174]
| |
HET KASTEEL WISCH OF DE BORG ligt aan de zuidzijde van het stadje. Fig. 46, pl. CXLVII afb. 437 en 438. Ga naar margenoot+ De oudste vermelding van het ‘castellum Wische’ dagtekent van 1207, toen er een castellanus zetelde, die een naburige bezittingen van St. Pantaleon te Keulen vrijwel te gronde had gericht door afpersing der opgezetenen en andere onbehoorlijkheden. Eind XIV wordt de heerlijkheid Wisch tweeherig; twee leden van het geslacht van Wisch treden gezamenlijk op in de uitoefening van de heerlijke rechten. De halfheerlijkheid van de oudste lijn vererft in het geslacht van Homoet, en komt in 1486 door koop aan de graaf Van den Berg. De andere helft der heerlijke rechten blijft in het geslacht | |
[pagina 175]
| |
verklaring uit de jaren 1400-'04, die spreekt over de twee huizen in Terborg, die onderscheidenlijk eigendom waren van Dirk en Hendrik van Wisch (Reg. Leenaktenb. als voren blz. 444 noot 2). Uit de termen van de beleningen krijgen wij sterk de indruk dat er maar één slot of burcht genaamd ter Borch was. In 1529 vermat Joachim van Wisch zich het huis van de graaf van den Berg in Terborch in brand te steken en te bemachtigen (Gelre XX blz. 140; V. Schilfgaarde, Archief Huis Bergh Inl. blz. 46). Hij kwam hierdoor in scherp conflict met hertog Karel van Gelder, die zich genoodzaakt zag met Oswald van den Berg ‘des van Wisch huys to belegeren’ (Gelre XX blz. 142). Het beleg, dat vrij lang geduurd schijnt te hebben eindigde hiermee, dat Joachim zijn huis en vlek ter Borch op 20 mei 1531 aan de hertog moest overgeven (Archief Huis Bergh Reg. v. Oork. nr. 2262). Volgens Martens bezaten later de graven van den Berg te Terborg slechts een toren die met het terrein van de voorburcht in de loop van de 17e eeuw aan de andere heren van Wisch kwam. De rest van het Bergse huis Wisch werd in 1533 gesloopt (A.P. van Schilfgaarde, Het Huis Bergh, blz. 179). Hij onderstelt, dat de bestaande vierkante toren van het kasteel wel eens die eenzame toren van het ‘Bergse’ slot zou kunnen zijn, welke door de van Limburg-Stirums met hun slot vereenigd zou kunnen zijn. Het kasteel bestaat uit een samenstel van woon-, stal- en dienstgebouwen die in groteGa naar margenoot+ trekken beschouwd de figuur van een winkelhaak vormen met de korte arm, die tot 1945 het eigenlijke herenhuis was, aan de westzijde en de lange arm aan de zuidzijde. Op de zuid-westelijke buitenhoek staat een forse ronde toren; aan het westelijke eind van de lange vleugel bevindt zich een vierkante toren. Het prentje in Het Verheerlijkt Nederland geeft het slot van de zuidzijde gezien weer in een gedaante, die weinig verschilt met de tegenwoordige. Het enige deel van het slot dat uit de Middeleeuwen dagtekent is de ronde toren die een doorsnede heeft van ongeveer 7,55 m. Hij is geheel van baksteen opgetrokken. Het metselwerk treft aan de buitenzijde door zijn onregelmatigheid en grofheid, en bevat bijna geen hele strekken. Men krijgt de indruk, dat het materiaal uit afbraak isverkregen. Op de romp verheft zich een veelhoekige spits met een open topkoepeltje, ongetwijfeld XVIII-XIX. Op evengemeld prentje in Het Verheerlijkt Nederland eindigt het metselwerk met een boogfries, waarvan thans niets meer te bespeuren is. De toren bevat een kelder met een koepelgewelf. De muren zijn hier ongeveer 2 m zwaar. Daarboven bevinden zich achthoekige verdiepingen en zijn de muren aanmerkelijk lichter. Bij de herstellingen werden in 1952 verschillende overblijfselen van schoorstenen, nissen, smalle middeleeuwse vensters en schietgaten aangetroffen. Uitwendig is aan de z.w.-zijde op de tweede verdieping een in zandsteen gevat dichtgemetseld rond schietgat te zien. De overige schietgaten eindigden buitenwaarts voor zover is na te gaan als spleten in het metselwerk Van een uitwendig zeskante, inwendig ronde traptoren tegen de noord-westzijde van de toren zijn in 1952 de funderingen en verschillende stukken metselwerk gevonden. Deze traptoren, welke op het prentje in Het Verheerlijkt Nederland duidelijk is te zien, werd XVIII B of XIX A blijkbaar gedeeltelijk afgebroken. Bij de restauratie is gebleken dat men terwille van de traptoren een vertikale sleuf in het metselwerk van de toren heeft gehakt, waaruit duidelijk is op te maken dat de traptoren een latere toevoeging was. Voorts bleek dat toren en traptoren achter latere aanbouwsels een witte | |
[pagina 176]
| |
bepleistering hadden bewaard, waarop zwarte schijnvoegen voorkwamen. Wellicht achtte men het metselwerk te ontoonbaar om het onbedekt te houden. In de woonvleugels te noorden van de ronde toren zijn op enkele plaatsen zandstenen kruiskozijnen aangetroffen, XVI of XVII A. Boven een ingang die later is dichtgemetseld komt een steen voor met het jaartal 1648. De lange zuidelijke vleugel bestaat uit verschillende gedeelten die XVII B tot een min of meer regelmatig geheel zijn samengevoegd. Deze vleugel is aan het westelijke eind grotendeels vernield door het luchtbombardement. De vierkante toren aan het oostelijke eind heeft muurwerk van zeer slordige samenstelling en niet zwaarder dan 59 cm. De kelder in deze toren wordt door een tongewelf overkluisd. Ga naar margenoot+ Gelijk al werd opgemerkt kan alleen de ronde toren uit de Middeleeuwen dagtekenen. Ouder dan het eind van de XV zal hij niet zijn. Fig. 47 Varseveld Hervormde kerk
| |
VarseveldGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK is een laatgotische pseudo-basiliek, opgetrokken tegen een oudere toren die tengevolge van de dorpsbrand van 1723 gedeeltelijk instortte en daarna is vernieuwd. Fig. 47; pl. CXLVIII afb. 439 en 441. Ga naar margenoot+ Het kerspel Varseveld, oudtijds behorende tot het bisdom Munster, wordt het eerst vermeld in 1153 (Sloet blz. 300). Lindeborn noemt Ludger als patroon-heilige, Tibus (blz. 1176) denkt aan Pankratius en Odulfus. Op 14 september 1723 werd Varseveld door een ernstige dorpsbrand geteisterd, waarbij ook kerk en toren in vlammen opgingen. De toren had juist in 1719 een nieuwe knobbelspits gekregen, waarmee hij staat afgebeeld op een gewassen pentekening door M. de Raat in de verz. Van Haersma de With (nr. 864). Half ingestort is de toren weergegeven op een waterverftekening door Jan de Beyer uit 1743 in dezelfde verzameling (pl. CXLVIII afb. 441). Bij de bevrijding in het voorjaar van 1945 werden kerk en toren op verschillende plaatsen getroffen door projectielen. De spits werd ernstig beschadigd en het dak van de noorderzijbeuk ging geheel verloren. In 1948 is de kerk hersteld onder leiding van wijlen de architect Ir. H. Boeken te Amsterdam. Ga naar margenoot+ Kerk en toren zijn in hoofdzaak van baksteen opgetrokken. De baksteen van de toren meet, voorzover het middeleeuws werk betreft, 29 × 14 × 7,5, en voorzover het de | |
[pagina 177]
| |
vernieuwingen uit de 18e eeuw aangaat 25 × 12 × 6,5. Beneden in de zijgevels van de toren komen enkele gedeelten voor van oersteen, waartussen baksteen is te vinden. De baksteen van het eigenlijke kerkgebouw meet 27/28 × 13/14 × 7. Voor onderdelen als waterlijsten, portalen, hoekblokken e.d. is zandsteen gebruikt. De toren is klaarblijkelijk bij of na de brand van 1723 naar het westen afgeschoven.Ga naar margenoot+ Alleen de oostgevel van de toren en de aansluitende delen van de noord- en zuidgevel zijn nog middeleeuws. Op 6 m boven de grond zijn noord- en zuidgevel versierd met een strook van ondiepe spitsboognissen; gekoppelde in het midden, enkele op de einden. Verder zijn de muren geheel vlak. Boven de korfboog van de ingang bevindt zich een zeer verweerde steen met een opschrift dat betrekking heeft op het omwaaien van de spits en het verbranden van de toren, maar niet meer in zijn geheel leesbaar is. (Prins blz. 190). Na de instorting van de toren heeft men blijkbaar uit vrees voor een herhaling van zulk een gebeurtenis aan de westkant overhoeks geplaatste steunberen opgetrokken die tot halverhoogte opgaan. Uit de juistgenoemde rij nissen in de zijgevels is op te maken, dat de toren oorspronkelijk geen steunberen bezat. In het verlengde van de rechtgesloten zijbeuken bevinden zich lage, polygonaal geslotenGa naar margenoot+ neogotische aanbouwsels. De oorspronkelijke vensterharnassen, die op de tekening van De Beyer uit 1743 nog voorkomen, zijn sinds lang alle verdwenen. De noorderen de zuiderzijbeuk hebben elk in de lange gevel een zandstenen ingang met latei op consoles met toten. De zuidelijke van deze ingangen is dichtgemetseld. Op de noordelijke komt twee keer een steenhouwersmerk voor: .De gepleisterde muren van het torenportaal vertonen geen spoor van gewelf of ietsGa naar margenoot+ anders merkwaardigs. In de oostmuur zijn ter hoogte van het kerkdak twee gekoppelde galmgaten bewaard: spitsbogen van baksteen gevat binnen een halfronde boog. Hiervan is het noordelijke galmgat nog het beste bewaard en voorzien van een middenpost van trachiet met geprofileerde dekplaat. Ook in het aangrenzende stuk van de oorspronkelijke noordmuur is nog een dichtgemetseld galmgat te bespeuren. De kerk heeft al haar gewelven verloren en is als ruimte geheel verminkt. In de wijze, waarop uit de achtkante pijlers lisenen opgaan tegen de muren van het middenschip en daartussen de muren met ondiepe nissen zijn verlevendigd, is een sterke overeenkomst te bespeuren met de Herv. kerk van Zelhem (blz. 179). Boven het plafond zijn de muralen van de verdwenen gewelven nog aanwezig behalve aan de noordzijde van het middenschip, waar de muur na het instorten van de toren XVIII is vernieuwd. Van de wandschilderingen of gewelfschilderingen, de vier evangelisten voorstellende, die kort voor 1860 in het koor werden ontdekt (G.J. Hoogewerff, De Noord-Nederl. Schilderkunst I blz. 224), is niets meer te bespeuren. De toren, voorzover nog middeleeuws, kan midden XIII zijn opgetrokken. De kerk zelf is in haarGa naar margenoot+ geheel een schepping van de late gotiek, XV B of XVI A. Tot de inventaris behoren:Ga naar margenoot+
Een koperen kaarsenkroon met twee van elk 6 armen, XVII. Een koperen kaarsenkroon met twee rijen van elk 8 armen, volgens opschrift van 1836. Aan de preekstoel bevindt zich een koperen lezenaar met tweekoppige adelaar en het jaartal 1751, geheel overeenkomstig die in de Herv. kerk van Silvolde (blz. 172).
In de boerderij Velthorst op de Pol, gelegen aan de weg naar Lichtenvoorde, nr. | |
[pagina 178]
| |
296 C, is een steen ingemetseld met de alliantiewapens Van den Boetzelaer-Van Thomberg gen. Worms (Willem Jacob van den Boetzelaar tot de Pol en Clara Helena van Thomberg, XVIIb, zie Archief de Graafschap 1949 blz. 319. Fig. 48 Zelhem Plattegrond van de Hervormde kerk met aanduiding van de ontgraven funderingen van de voorafgaande kerken
|
|