Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdWinterswijkHuppelGa naar margenoot+ Op het erve Kossink, halverwege tussen Winterswijk en Vreden (Duitsland) bevindt zich een uitnemend bewaard oud korenspiker van stijl-en-regelwerk met vullingen van baksteen en met houten geveltoppen, XVIII B, later vergroot met het lage gedeelte aan de rechterzijde. Pl. CXLIV afb. 427. | |
WinterswijkGa naar margenoot+ Litteratuur: B. Stegeman, Het oude kerspel Winterswijk, 1927. Op het gemeentehuis wordt bewaard een gegraveerde glazen beker van het in 1682 opgerichte weversgilde met portretten van stadhouder Willem III en Maria Stuart alsmede het jaartal 1682. Hoogte 15,5 cm.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan Jacobus Major, is een laatgotische pseudobasiliek met een forse ingebouwde toren. De toren is eigendom van de burgerlijke gemeente. Fig. 45; pl. CXLII afb. 418-CXLIII afb. 425. Ga naar margenoot+ Geschiedenis: De parochie Winterswijk, die oorspronkelijk tot het bisdom Munster behoorde, wordt het eerst vermeld in 1178 (Tibus blz. 1154, Sloet 338). In 1472 verklaren kerkmeesteren geld te hebben uitgegeven ten behoeve van het bouwen van het koor, en in 1496 weer voor het bouwen van de kerk. De toren werd volgens het opschrift in 1507 begonnen; in 1510 werd geld ingezameld voor het bouwen van de toren (Stegeman blz. 221 vlg.). In 1624 schijnt de toren, waarmee dan onmiskenbaar de spits is bedoeld, te zijn omgewaaid. Een bericht, dat de toren in 1715 door het inslaan van de bliksem zou zijn verbrand, achten wij met Stegeman niet boven alle twijfel verheven door de aanwezigheid van een oudere klok. Wellicht is dit een beperkte brand geweest. Aanzienlijke herstellingen vonden plaats in 1753 en 1834. In 1898 werd de toreningang vrij sterk gerestaureerd en het torenportaal overwelfd. Een algehele restauratie van de toren onder leiding van wijlen de Amsterdamse architect A.A. Kok vond plaats in 1937-'39. Ga naar margenoot+ Materiaal: Kerk en toren zijn in hoofdzaak uit baksteen opgetrokken, die echter in het algemeen niet in het zicht komt. De toren is aan de west- en zuidzijde geheel bekleed met natuursteen, en wel Baumbergersteen, tufsteen en enkele stukken Bentheimersteen. De andere twee torenzijden vertonen in het vlakke werk wel baksteen, maar ook hier is voor hoekblokken en bewerkelijke delen natuursteen, in hoofdzaak Baumbergersteen, | |
[pagina 167]
| |
Fig. 45 Winterswijk Hervormde kerk
| |
[pagina 168]
| |
gebruikt. Bij de restauratie van de toren is hier en daar Baumbergersteen vervangen door tufsteen en aan het torenportaal door Franse kalksteen. Wat de kerk aangaat, deze is uitwendig geheel gepleisterd behalve de westelijke gevels van de zijbeuken die ter gelegenheid van de torenrestauratie zijn schoongemaakt. Aan de noordzijde van de kerk is door de bepleistering een bekleding van Baumbergersteen te zien. Inwendig is alles gepleisterd, maar desondanks kan men vaststellen, dat de zuilen en gewelfribben e.d. van natuursteen zijn, naar het schijnt meest Baumbergersteen. Op enkele plaatsen komen steenhouwersmerken voor, voornamelijk aan de toren en de traptoren op de zuid-westhoek van de toren: .Daken en spits hebben een leidekking, te weten Rijndak op het middenschip en overigens Maasdekking, waarbij op de zijbeuken schubleien zijn gebruikt. Ga naar margenoot+ In de eerste geleding van de toren bevindt zich een dubbele ingang, die met het venster daarboven wordt omvat door een diepe, hoge en rijk geprofileerde nis. De kanten van deze nis en de middenstijl tussen de ingangen zijn voorzien van vernieuwde kolonnetten met gewrongen schachten voor het dragen van wellicht nooit aangebrachten beelden. De baldakijns daarboven zijn eveneens vernieuwd. De profielen van de doorgangen en de draagstenen onder de lateien zijn versierd met gehavende monsterfiguren en koppen waaronder een kop met een koningskroon. Op de lateien van de doorgangen is in gedeeltelijk vernieuwde gotische minuskels te lezen: ‘Anno dn̄i mdvij in den naem uns herē en Maria sin lieve moeder en ons hillighē patronis sūte iacob is angelacht dye yrste steyn van desen toran upten derden dach in der mant September’. Van het venster boven de ingang was voor 1898 al het stenen harnaswerk verdwenen behalve boven de splitsing van de middenstijl. De diepe ingangsnis wordt geflankeerd door slanke en ondiepe nissen met flamboyant traceerwerk. De tweede en derde geleding vertonen in het midden van elk der gevelvlakken een vierdelige nis met flamboyante traceringen. De twee middenvakken van elk der bovenste nissen zijn open om als galmgaten te dienen. Op de deklijst van het torenlichaam bevinden zich voetingen voor een stenen balustrade. Bij de restauratie is daarop een ijzeren hekwerk aangebracht. De traptoren tegen de zuid-westhoek van de toren gaat een eind op boven de zijbeuk die hem omvat. De spits begint zeer steil, en is kennelijk na een of andere rampspoed, de storm van 1624 of de brand van 1715, veel korter afgemaakt dan aanvankelijk in de bedoeling heeft gelegen. Ga naar margenoot+ De vensters van de kerk hebben hun oorspronkelijke zandstenen harnassen verloren met uitzondering van het uiterste westelijke venster aan de noordzijde dat met flamboyante traceringen prijkt. De dagkanten van de drie vensters van de koorsluiting zijn aan binnen- en buitenzijde voorzien van holle profielen, zulks in tegenstelling met de overige, die slechts schuine kanten hebben. De vierde travée van elk der beide zijbeuken bevat een dichtgemetselde ingang evenals de zesde travée van de zuidzijde. De ingang in het tweede vak van de zuidzijde is later gemaakt met behulp van oudere geprofileerde rechtstanden. Niet oorspronkelijk is ook de ingang met het portaaltje in het midden van de koorsluiting. De muren worden afgesloten door geprofileerde daklijsten van Baumbergersteen. De steunberen hebben kleine frontalen tegen hun afdekkingen. Op het dak van het koor staat een fraai gesmeed ijzeren kruis. Ga naar margenoot+ De toren heeft een rijzige portaalruimte die oorspronkelijk met bogen in verbinding stond met middenschip en zijbeuken. Thans zijn deze bogen dichtgemetseld. Het acht- | |
[pagina 169]
| |
delige gewelf over de portaalruimte is in 1898 aangebracht op de oude hoekkolonnetten met hun rijke laatgotische bladkapitelen. Een ingang met zeer verzorgd profielwerk leidt uit het uiterste vak van de zuiderzijbeuk naar de spiltrap van zandsteen, die uitkomt in de ruimte boven het torenportaal. Ongeveer halverwege de afstand tussen de toren en het einde van het koor wordt deGa naar margenoot+ kerk in twee delen gescheiden door een stel pijlers tussen de zuilen, welke pijlers zware gordelbogen dragen. De zuilen en de halve zuilen hebben alle ronde, geprofileerde basementen en profielkapitelen. In de oostelijke helft zijn de profielen van iets logger vorm dan in het westelijke gedeelte. De wanden zijn overal voorzien van muralen bij de aansluiting van de gewelven. In het koor ontspringen de gewelfaanzetten op wandkolonnetten, waarvan die bij het begin van het sluitingsvak op kraagstenen rusten welke versierd zijn met gehurkte figuren (pl. CXLIII afb. 424). Overigens ontspringen de gewelven tegen de wanden overal onmiddellijk op kraagstenen. De kraagstenen ten oosten van de brede gordelbogen dwars door de kerk vertonen figuraal beeldhouwwerk evenals enkele in de vakken terzijde van de toren (pl. CXLIII afb. 425). De vijfde travée van elk der beide zijbeuken heeft in de hoek waar de zware gordelboog uit de wand komt een kraagsteen met laatromaanse vormen, die door dikke witsellagen bijna onherkenbaar zijn. Ook de gerfkamer in het verlengde van de noorderzijbeuk heeft in de beide oostelijke hoeken laatromaanse kraagstenen (pl. CXLI afb. 423) die oorspronkelijk wellicht hebben behoord tot de kolonnetten van een romaans kerkportaal. De overige kraagstenen zijn allerwege met laatgotisch bladornament versierd. Het gewelf in de koorsluiting heeft een sluitsteen met een Christuskop, het gewelf in het rechthoekige koorvak een sluitsteen met een wapen: rechts (heraldisch) drie palen, links drie balken. De overige sluitstenen vertonen bladrozetten, blanke wapenschilden of zij zijn onversierd. Het oudste deel van de kerk is onmiskenbaar het koor, bestaande uit één rechthoekig vak en het veelhoekigeGa naar margenoot+ sluitingsvak. Het ligt voor de hand aan te nemen dat dit het koor is voor welks ‘timmering’ de parochie in 1472 verklaarde geld te hebben uitgegeven. Niet lang daarna moeten de twee vakken westwaarts van het koor alsmede de sacristie zijn gebouwd. Nog vóór men in 1507 met de toren begon, kwam een tweede westwaartse verlenging tot stand, reikend tot het eerste paar zuilen. Op die hoogte heeft een tijdlang een voorlopige afsluitmuur gestaan, waarvan de sporen nog zijn te zien boven de gewelven. Nadat de toren was voltooid of in ieder geval een eind was gevorderd werd de toren geheel ingebouwd. Tegen de toren staat een witgeschilderd orgel met rugpositief, dat in 1834 doorGa naar margenoot+ C.F.A. Naber te Deventer werd geleverd. De drie koperen kaarsluchters, één van drie rijen en twee met twee rijen van achtGa naar margenoot+ armen, dagtekenen alle blijkens opschriften uit 1788, de grote als gift van het weversgilde. In de toren hangen drie oude klokken, te weten:Ga naar margenoot+ Klok van 145 cm middellijn met opschrift: Gloria in excelsis Deo et in terra hominibus bone volontatis. Wilhelm van Harsolte tot Elszen Dorssaert und richter des ampts Brdevoort (sic) Gerhardt van Brunckhorst voogt Cornelis Smit en Lammert Wamlinck kerckmeesteren. In een compartiment bevindt zich een wapen: klok, anker en halve | |
[pagina 170]
| |
maan, en een tweede opschrift: Ao 1641 renovata per Mamertum et Ioannem Formicae (Fremy) fratres. Klok van 106 cm middellijn, zeer slordig gegoten, met opschrift: Casparus Hundt meester 1765 Got allen de eer. Klok van 80 cm middellijn met opschrift: De heer Anton Theodoor de la Lane de du Thay verwalter Drossard, H.G. Schomaker W.H. Worm 1731/H.I. Satinck dor S.I.V. Hengel W.V. Sonsvelt L. Wesselinck G.S.V. Rathem Gecommitterdens Predikanten. Voorts wapen: klok, halve maan, anker, drie penningen en drie klaverbladen met omschrift: Wilhelm Fremy me fecit 1731.
Ga naar margenoot+ Op de noordwand van het koor is in 1895 een muurschildering voorstellende het Laatste Oordeel ontdekt, welke ongeveer het hele blinde vak innam waartegen zich de sacristie bevindt. De schildering, begin XVI, was bijzonder sterk vervaagd en beschadigd, en is in 1916 weer overgewit. Twee foto's waarop bijna niets is te onderscheiden en een calque, gemaakt in 1895, berusten in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Hoogewerff vermeldt deze schildering in deel I blz. 226 zonder er verder aandacht aan te wijden. Ga naar margenoot+ Tot het avondmaalszilver behoren vier onversierde bekers. Twee daarvan hebben Amsterdamse keur, meesterteken ES, jaarletter R, de beide andere Zutfense keur, meesterteken CL (Claes Luessinck jr.) en jaarletter R (1703).
Ga naar margenoot+ DE DOOPSGEZINDE KERK, Torenstraat 3, is een nagenoeg vierkant bakstenen gebouw met hoog tentdak, volgens opschrift in een steen boven de ingang gesticht in 1711. De hoeken vertonen quasi-blokwerk, de daklijst is van geprofileerde baksteen uitgevoerd. De ingangszijde heeft naderhand een bepleistering ontvangen, de achtergevel XIX een paar steunberen. De vensters hebben ronde bogen; de vensters van de zijgevels zijn dichtgemetseld. De ruimte wordt overdekt door een houten kloostergewelf in de kap. Onder de kerkruimte bevinden zich twee kelders, één met een tongewelf en een met troggewelven op houten balken.
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoren:
Een koperen kaarsenkroon met 6 armen, XVIII. Zilveren avondmaalsbeker, hoog 17 cm, met gegraveerde arabesken, XVII A. De beker is XIX van een lelijk uitgevoerde inscriptie ‘Doopsgezinde gemeente te Winterswijk’ voorzien. Merken: Amsterdam, meesterteken een schild met onduidelijk teken, jaarletter M (1622 of 1643).
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris van de Rooms-Katholieke kerk behoren twee zilveren ampullen, hoog 12,5 cm, XVIII. Merken weggesleten behoudens een schild met dwarsbalk.
Ga naar margenoot+ In het huis Wooldstraat ii is een stuk laatgotisch beeldhouwwerk ingemetseld, uitgevoerd in Baumbergersteen, te weten een geprofileerd fragment van een architektonisch onderdeel met een manskop ‘en ronde bosse’, ongetwijfeld omstreeks 1500 (pl. CXLIII afb). 426. Het brokstuk is indertijd opgegraven bij de verbouwing van een huis dat vroeger pastorie is geweest (Stegeman blz. 196).
Ga naar margenoot+ Aan het begin van de weg naar Groenlo staat een achtkante belt-korenmolen met dekking van geasfalteerd hout, dagtekenend van 1801, en thans niet meer in werking. | |
[pagina 171]
| |
WALIEN was eertijds een havezate ten noorden van het dorp Winterswijk (StegemanGa naar margenoot+ blz. 71). Van het huis is niets anders overgebleven dan een stuk van een keldermuur, ruim 7 m lang en ruim 2 m hoog boven de grond, voorzien van twee lichtspleten en de aanzetten van twee gewelfbogen. Materiaal en vormen wijzen op het eind XV of begin XVI; de gedaante van het huis in welstand, zoals het door C. Pronk is afgebeeld (Stegeman t.o. blz. 72) stemt met zulk een datering overeen. In deze muur is een rijk met steenhouwwerk versierde schoorsteenfries in de bastaard-Renaissancevormen van midden XVI ingemetseld. Deze fries vertoont acht wapens, te weten van de geslachten Van Munster, Van Ghemen, Van Besten, Van Aeswijn, Van Ermel, Van Eyll, Van Galen en Holtmolen. Zie Stegeman blz. 85. Hier en daar zijn beschadigingen in specie bijgeboetseerd. Pl. CXLIV afb. 429.
Op het erve Ravenhorst ten noorden van Winterswijk, vroeger een adellijke havezate,Ga naar margenoot+ staat een korenspiker, XVIII B, later aan weerszijden vergroot. Pl. CXLIV afb. 428. |
|