Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdRuurloGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan St. Willebrord, is met inbegrip van de toren eigendom van de kerkelijke gemeente. Fig. 36, pl. CXI afb. 337 en 338. Ga naar margenoot+ In 1326 werd de priester Ludolphus de Stocke door het kapittel van Zutfen met het pastoorsambt van Ruurlo bekleed (Archief Aartsbisd. Utr. I blz. 185). Dit is de oudste ons bekende vermelding van de parochie Ruurlo. In 1468 is sprake van een legaat ten behoeve van ‘der tymmeronge van onser liever Vrouwen der Kercken van Roederloe’ (Martens v. Sevenhoven, Het Archief der Geldersche Rekenkamer enz. II blz. 74). In 1793 woei de kap van de kerk, waarop deze van een nieuw dak werd voorzien. In 1844-'45 brak men de betrekkelijk smalle en lage gotische zijbeuk af en verving die door een veel ruimere zijbeuk. Van deze verbouwing bevinden zich tekeningen in het archief van de kerkelijke gemeente, o.a. een plattegrond in 1844 en een lengtedoorsnede over het hoofdschip. Fig. 36 Ruurlo Hervormde kerk
De kerk bestaat uit een toren, een hoofdschip met een koor in het verlengde daarvan, alles gotisch, en een noorderzijbeuk uit 1845, die een weinig lager is dan het hoofdschip. In de hoek van toren en zijbeuk bevindt zich een moderne consistoriekamer. Kerk en toren zijn opgetrokken van baksteen. Het formaat van de steen die aan de kerk is gebruikt, is in het algemeen 26/27 × 6,5/7 × 13. Hierbij moet wel in aanmerking worden genomen, dat aan het koor vrijwel uitsluitend gebroken stenen zijn verwerkt, en dat aan de muren en vooral aan de steunberen van het hoofdschip in verschillende perioden bijzonder veel is vernieuwd. De bovenste strook metselwerk van koor en schip bestaat uit steen van een ander formaat, nl. 27/29 × 7,5/8,5 × 13/14. Dit is hetzelfde formaat als dat van de baksteen van de toren. Ga naar margenoot+ De toren is tot de helft van de romp geheel vlak behoudens een ondiepe spitsboognis | |
[pagina 133]
| |
die de gewijzigde ingang omvat. Dan volgt, zonder dat er een scheidingslijst aanwezig is, een gedeelte met twee spitsboognissen aan elke kant, afgesloten door een waterlijst. De zeer korte geleding daarboven is aan elke zijde voorzien van een dubbel galmgat. De romp wordt gedekt door een slanke achtkante spits die aan de voet vierkant uitloopt. De vensters van hoofdschip en koor hebben alle de middeleeuwse vensterharnassen verloren. De middeleeuwse muren worden afgesloten door een geprofileerde zandstenen deklijst. De zak, die aanvankelijk bestond tussen de daken van het middeleeuwse en het 19e eeuwse gedeelte is later opgevuld. De benedenruimte van de toren heeft een hangkoepel, waarvan de kruin is verdwenen.Ga naar margenoot+ Een trap in zuid- en westmuur leidt naar de verdiepingen. Hoofdschip en koor worden gescheiden door een vrij forse triomfboog en zijn overdekt met gemetselde kruisribgewelven die vrij wat hoger reiken dan de triomfboog. Het zijschip wordt door brede gordelbogen in zes vakken verdeeld die met ribloze kruisgewelven van baksteenmetselwerk zijn overkluisd. De gewelfaanzetten van het hoofdschip bevinden zich tegen sterk naar voren springende wandpijlers, die, doordat zij onderling verbonden zijn met spitse muraalbogen, diepe nissen vormen. Aan de noordzijde heeft men de achterwanden van de nissen over de volle hoogte uitgebroken, en de nissen zodoende tot scheibogen gemaakt. Deze tot scheibogen geworden nissen reiken niet tot de gewelven, zoals die aan de zuidzijde, maar blijven ongeveer een m lager. De nisordonnantie van het schip is in het koor nog voortgezet langs de twee rechte vakken van de zuidzijde, maar dan veel minder diep tengevolge van het inspringen van het koor ten opzichte van het schip. Verder komen in het koor geen nissen of muralen voor. De gewelfaanzetten van hoofdschip en koor rusten op schalken met zeer eenvoudige kapitelen. In het derde en vierde vak van het hoofdschip is het gewelf kennelijk XIX vernieuwd. De sluitsteen van de eerste travée draagt het jaartal 1561, die van de koorsluiting een typisch 16e eeuws schild met het wapen-Van Heeckeren. Boven de gewelven is tegen de toren de moet te zien van een kerkdak, dat in helling overeenkwam met het tegenwoordige maar een m lager was. Het uiterlijk van de noordmuur van het hoofdschip gezien boven de gewelven van het zijschip bewijst, dat deze muur nooit aan verwering is blootgesteld geweest. Toren en hoofdschip zijn kennelijk niet gelijktijdig gebouwd. De toren is ongetwijfeld een latere toevoeging.Ga naar margenoot+ Toen hij werd opgetrokken, was het schip nog een m lager dan nu. Tot de inventaris behoren:Ga naar margenoot+
Een preekstoel waarvan de zeskante kuip met toogpanelen alsmede het achterschot XVII, de rest XIX.
Een klok van 108 cm middellijn met opschrift: Verbum Domini manet in Aeternum. | |
[pagina 134]
| |
Fig. 37 Huis Ruurlo plattegronden van kelderverdieping en hoofdverdieping
| |
[pagina 135]
| |
Arent van de Put me fecit Deventer Anno 1600. De klok is versierd met een jachtfries en met gotische blad- en boogjesranden.
HET HUIS RUURLO is een oude havezate ten zuiden van het dorp Ruurlo aan deGa naar margenoot+ Ruurlose beek gelegen. Fig. 37, pl. CXII afb. 339-CXV afb. 347. Litteratuur: W.A. Beelaerts van Blokland in Nederlandsche Kasteelen III blz. 277; H.M. Werner,Ga naar margenoot+ Geldersche Kasteelen I blz. 304. Het samenstel van gebouwen, welks buitenzijden uit een brede gracht oprijzen, beslaatGa naar margenoot+ met de kleine binnenplaats ongeveer een vierkant. Buiten dit vierkant uitspringend staan een zware vierkante toren naast de rechter voorhoek en een slankere vierkante toren op de linkerachterhoek. Deze laatste is alleen door een zeer lage dienstvleugel zonder verdieping met het woongedeelte verbonden. Het huis heeft zijn tegenwoordige gedaante gekregen door een reeks vergrotingen en verbouwingen. Metselwerk van grove helderrode baksteen, waarschijnlijk XVI, kan men opmerken aan de rechtervleugel, de grote toren, en op de linkerhoek van de voorvleugel. De kleine toren is tot ongeveer een derde van zijn hoogte van vroeg 17e eeuws metselwerk. De overige gevels zijn in hoofdzaak van grauw metselwerk begin XVIII, behoudens de geveltoppen van de achterkant en het kleine torentje tegen de rechtervleugel, die omstreeks 1880 zijn gemaakt. In de buitengevels van de rechtervleugel zijn nog een aantal venstertogen te onderscheiden die XVI of vroeg XVII kunnen zijn. De grote toren is voorzien van banden, blokken en lijsten in Bentheimer- en Baumbergersteen. Boven de gewijzigde vensters bevinden zich zandstenen frontons met schelpvullingen. In de zijde naast de voorgevel zijn de oorspronkelijke vensters nog in dichtgemetselde staat aanwezig. De romp van deze toren wordt afgesloten door een fijn afgewerkte zandstenen kroonlijst. Op de smalle zijkant komt in het fries voor: Anno 1572; op de voorzijde: 72 en in gotische karakters: lxxv. De voorgevel heeft een zandstenen middenpartij in de trant van ongeveer 1720, bekroond met een opzetstuk waarin de wapens -Van Heeckeren en -Van Lijnden voorkomen. In de westmuur van de kleine toren zijn dichtgemetselde ingangen te onderscheiden naar een vleugel die nooit geheel schijnt te zijn voltooid, en in zijn zuidmuur inkassingen voor metselwerk van een waarschijnlijk nooit uitgevoerde achtervleugel. Ook in de rechtervleugel vindt men inkassingen voor de muren van een achtervleugel. De toegangsbrug heeft op de zuidzijde het jaartal 1708 en op de noordzijde 1771. De zandstenen consoles onder het overstek vertonen de vormentrant van begin-XVIII. Onder de vestibule en de daarachtergelegen ruimten bevindt zich een onderhuis metGa naar margenoot+ troggewelven op houten en vrij recente ijzeren balken. In de rechtervleugel een kelderkamer, oorspronkelijk ongetwijfeld een keuken, pl. CXIII afb. 343, waarvan de ribloze kruisgewelven rusten op een gordelboog, die tegenover de vensters ontspringt uit de | |
[pagina 136]
| |
boog van een wijde schoorsteen. Daarnaast onder de grote toren een kelderkamer met een ribloos kruisgewelf. In de rechtervleugel bevinden zich voorts een gang met tongewelf en daarnaast kelderruimten met twee ribloze kruisgewelven op een brede gordelboog tussen beide. De vestibule vertoont eenvoudig stucwerk, XIX. Twee fijn gesneden deuromlijstingen alhier zijn afkomstig van het linker voorgebouw van het huis De Voorst (gem. Gorsel). De zaal links heeft een weelderig stucplafond in rococovormen met voorstelling van een slapende Venus (?) in het midden en jaartal 1750, pl. CXV afb. 347. De kamer rechts van de vestibule bevat een eenvoudige eikenhouten betimmering en een schoorsteen van omstreeks 1700. De oorspronkelijke wandbespanningen en dessus-de-porte zijn verdwenen. In de torenkamer daarnaast vindt men een fraai stucplafond met wapen Schimmelpenninck-Appelthorn, gedateerd 1706 (pl. CXIV afb. 344) en een schoorsteen uit dezelfde tijd. De schoorsteen in de eetkamer in de rechtervleugel is versierd met een aantal fragmenten van een schoorsteen van De Voorst, omstreeks 1690. Het daarbij aansluitende kabinetje heeft een overhoeks geplaatste schoorsteen en een koepelvormig stucplafond, gedateerd 1717, pl. CXIV afb. 346. De achterkamer van deze vleugel is versierd met een stucplafond dat het jaartal 1717 draagt en met een schoorsteen van De Voorst (pl. CXIII afb. 342). Van het huis De Voorst afkomstig zijn mede enige fraai gegraveerde koperen deursloten, pl. I afb. 1. Op de verdieping onderscheidt de kamer in de grote toren zich door een stucplafond met het jaartal 1706 en een schoorsteen uit dezelfde tijd (pl. CXIII afb. 341 en CXIV afb. 345). Boven het kabinetje in de rechtervleugel dat zojuist werd genoemd, bevindt zich ook hier een kabinet, maar wat eenvoudiger. In het torentje op de voorvleugel (XIX), een klokje van 44 cm middellijn met opschrift: Asweer baron van Heeckeren van Roderlo. Christian Wilhelm Voigt uyt het land van Jülich me fecit. 1760. Volgens de oudst bekende afbeeldingen, die van Pronk uit 1732 en Jan de Beyer uit 1743, had het huis toen al vrijwel precies dezelfde gedaante als nu. Hoe het huis er voor de moderniseringen van Jacob Derk van Heeckeren en zijn vrouw Heilwich Charlotte van Lijnden uit heeft gezien, is niet meer na te gaan. Op het huis wordt een verzameling familieportretten bewaard, voornamelijk van leden der geslachten Van Heeckeren, Van Wassenaer, Schimmelpenninck van der Oye, Van Arnhem, Van Brienen en Van Laer, XVI-XIX, o.a. door Joh. Anspach, Hodges, J.C.A. Schwartz, H. Serin en J.F.A. Tischbein. Op kaarten gebrachte gegevens en foto's van deze verzameling bevinden zich op het Centraal Bureau voor Iconografie, Nassaulaan 18, den Haag. Voorts bevat het huis een aantal oude meubelen, meest XVIII.
Ga naar margenoot+ Terzijde van het huis bevindt zich een dubbele waterradmolen, gedeeltelijk nog XVIII, herhaaldelijk hersteld.
Het park om het huis is XIX in ‘landschapstijl’ aangelegd waarbij van de gracht een bochtige vijver is gemaakt. |
|