Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdHerwen en AardAARDGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan de H. Helena, is een laatgotisch gebouw, waarvan de toren eigendom is van de burgerlijke gemeente. Fig. 30, Pl. LXXXIX afb. 279 afb. 280-XC afb. 281 afb. 282. Ga naar margenoot+ Aangaande de kerkelijke geschiedenis van Aard in de Middeleeuwen is niets anders bekend, dan dat de parochie aan St. Helena was gewijd (Joosting en Muller I blz. 433). Een steen met het jaartal 1536, die op het kerkhof placht te liggen en nu binnen de kerk wordt bewaard, wijst op bouwbedrijvigheid in dat jaar. In 1875 is de toren verbouwd en verhoogd. In 1934 onderging de kerk met uitzondering van de toren een ingrijpende restauratie onder leiding van de architect G. Feenstra te Arnhem. Bij deze gelegenheid werden de vensters, die op een enkel na in de vorige eeuw bezet waren met ijzeren vensterramen, weer van stenen harnassen voorzien. Fig. 30 Aard Hervormde kerk
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een toren, een schip waarvan de hoofdbeuk alleen aan de zuidzijde wordt begeleid door een zijbeuk, en uit een koor dat met drie zijden van de achthoek wordt gesloten. Het meest westelijke vak van het schip is aanmerkelijk minder diep dan de overige. Ga naar margenoot+ De toren is volledig, de kerk in hoofdzaak van baksteen opgetrokken. De baksteen van de toren voorzover middeleeuws meet 27/29 × 13 × 7, die van de noordzijde van het schip 28/29 × 14 × 6, die van de zijbeuk 25 × 12 × 6, en die van het koor 28/29 × 14 × 7 cm. Het schip vertoont aan de buitenzijde banden van tufsteen en in het algemeen een bijzonder verfijnde uitvoering van het metselwerk: de baksteen is overal geslepen. Overigens zijn de kapitelen van de zuilen, de draagstenen, de gewelfribben e.d. voor het overgrote deel van Baumbergersteen maar hier en daar ook van Bentheimersteen. Waterlijsten e.d. welke bij de restauratie nieuw werden aangebracht, zijn in tufsteen uitgevoerd. Ga naar margenoot+ De toren bestaat uit een romp die beneden de nok van het dak van het schip blijft, en een enigszins inspringende kubusvormige kop die door een achtkante leien spits wordt gedekt. De romp is op westzijde voorzien van overhoeks geplaatste steunberen. Uit opmetingstekeningen op het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, | |
[pagina 105]
| |
welke gemaakt zijn toen de toren in 1875 zou worden verhoogd, blijkt dat het metselwerk voordien niet hoger reikte dan de lijst die de romp onder de kubusvormige kop afsluit, en dat er in het geheel geen steunberen waren. Boven in de muren van de romp bevond zich aan elke zijde een stel gekoppelde galmgaten, omsloten door een spitse boog. Inplaats daarvan zijn in 1875 in elk van de vrijstaande zijden twee galmgaten op vrij grote onderlinge afstand aangebracht. De ingang in de westzijde van de toren heeft een korfboog, en is te oordelen naar zijn profiel XVI A ingezet. Het tweede vak van het schip heeft zowel aan de noord- als aan de zuidzijde een ingang.Ga naar margenoot+ Het venster boven de noorderingang bezit nog zijn oorspronkelijke harnas, waarnaar de overige bij de restauratie zijn gevolgd. Boven de zuideringang is altijd een blind venster geweest. In de steunbeer aan de oostzijde van de noorderingang is een nisje aanwezig in een mengeling van Gotiek en Renaissance. In de steunbeer rechts van de zuidelijke ingang is een zonnewijzer van Baumbergersteen ingemetseld. Bij de vernieuwing van de bekapping in 1934 is het leidak vervangen door een dekking van pannen. Bij die gelegenheid zijn de westelijke gevels van koor en schip beroofd van dat deel metselwerk dat met een ezelsrug voorzien boven het dak uitstak en zijn pannen over de muur gelegd. Het tweede vak van het koor vertoont aan de noordzijde een dichtgemetseld poortje en de moet van een dak, waaruit men kan opmaken dat daar de sacristie heeft gestaan. De muren van de toren zijn in de portaalruimte van rondbogige nissen voorzien. VanGa naar margenoot+ een gewelf over deze ruimte is geen spoor te bekennen. Op de tweede verdieping zijn aan elke zijde twee korfbogige lichtopeningen te zien, welke aan de buitenkant zijn dichtgemetseld. Die aan noord- en zuidzijde zijn gekoppeld, aan west- en oostzijde zijn zij door vrij brede stukken muur gescheiden. Op de klokkenzolder is aan de oostzijde nog het oorspronkelijke gekoppelde galmgat gewaard, dat door uitbreken van de deelpijler tot een doorgang naar het kerkdak is gemaakt. De kerk is volledig overwelfd met kruisribgewelven, waarvan de ribben in BaumbergersteenGa naar margenoot+ zijn uitgevoerd. De muren en het baksteenwerk van de zuilen zijn alle gepleisterd, maar de baksteen van de gewelfkluizen is bij de restauratie in het zicht gebracht. Het koor met de meest oostelijke travée van de hoofdbeuk van het schip vormen de preekkerk. De drie westelijke vakken van het schip zijn door een wand afgescheiden als voorkerk, en in het vierde vak van de zijbeuk is een consistoriekamer ingericht. Hier bevindt zich bovendien de trap naar de orgelgalerij in het vierde vak van de hoofdbeuk. Een eigenaardigheid in de hoofdbeuk van het schip is, dat boven het metselwerk van de scheibogen de muur een weinig terugspringt. In het koor rusten de gewelfribben op draagstenen met sierlijk bladornament. De sluitstenen van het koor zijn voorzien van blanke wapenschildjes. In het schip vertonen enkele draagstenen onder de gewelfaanzetten vreemde koppen (pl. XC afb. 284) of fantastische monsters. De overige zijn geprofileerd. Een der sluitstenen van het schip heeft een wapenschild, de andere zijn elk versierd met een rozet. Boven de gewelven van het schip ziet men tegen de koorgevel de moet van een dak, dat lager was dan dat van het bestaande schip. In de kerk wordt een steen bewaard met opschrift: An. dni mcͮxxxvj (1536).Ga naar margenoot+ De kerkelijke gemeente bezit een zilveren avondmaalsbeker, hoog 16,5 cm, die aan de bovenzijde is voorzien van een gegraveerde rand met maskers in medaillons. Afhangend van deze rand zijn een rog, een kreeft en een schelvis (?) gegraveerd. Volgens | |
[pagina 106]
| |
opschrift tegen onderzijde deksel in 1819 aan de Herv. Gemeente van Lobith geschonken. Onder tegen de bodem gegraveerd opschrift: De Kerck tot Herven H.W.W.V.K. Merken: dubbelkoppige adelaar (Arnhem? Nijmegen?), lelie en jaarletter M. XVII. Pl. XC afb. 283. Het oudste deel is ongetwijfeld de romp van de toren, waarschijnlijk XII B-XIV A. Uit de aanwezigheid van de beide lichtopeningen in de oostwand op de tweede verdieping van de toren is op te maken, dat bij de toren oorspronkelijk een kerk behoorde, waarvan het dak met zijn nok niet veel meer dan een 7,50 m boven de tegenwoordige vloer reikte, inderdaad een zeer geringe hoogte, al zal men mogen aannemen, dat het maaiveld destijds wat lager zal zijn geweest dan thans. Verhoging van het peil van de grond zou ook de oorzaak kunnen zijn geweest dat men XVI een nieuwe ingang in de toren maakte. Ga naar margenoot+ HET HUIS AARD werd in 1652 gebouwd ter plaatse van een ouder slot, dat waarschijnlijk in 1598 of 1599 werd verwoest of zwaar geteisterd (Geld. Volksalmanak 1897 blz. 141). Van dit vroegere kasteel moeten nog funderingen om het tegenwoordige huis Aard zijn aangetroffen. Het rechthoekige herenhuis met zijn pannen schilddak is sinds 1881 niet meer behoorlijk bewoond geweest. Toen het in de laatste oorlog door Duitse troepen bezet was, heeft het zwaar geleden. Het dak ligt grotendeels open en het gebouw dreigt een volslagen bouwval te worden. Pl. XCI afb. 285. Boven de vensters, waarvan de oorspronkelijke kozijnen alle door latere schuifkozijnen zijn vervangen, bevinden zich bakstenen ontlastingsbogen. Overigens vertonen noch het herenhuis noch de onregelmatige voorgebouwen iets opmerkelijks, behalve de eigenaardige houten galerij links aan het voorplein met haar getorste zuilvormige posten. | |
HerwenGa naar margenoot+ Tot de inventaris van de R.K. kerk behoren de navolgende voorwerpen:
Reliekhouder van gedreven zilver met stralenkrans om de luna. De voet vertoont vruchtornament. Om de luna God-Vader, Maria, Johannes en engeltjes met de Zweetdoek. Het bovenstuk van de reliekhouder is kennelijk naderhand op gewijzigde manier op de stam bevestigd. Merken: een druiventros en de letter H. Hoog 46 cm. Waarschijnlijk midden-XVII. Pl. XCI afb. 286.
Ronde zilveren schotel met gedreven rand en een fraai gegraveerd wapen: keper waaronder twee bloemen en een beertje met knods. Merken: W en , verder niet te ontcijferen. Een opschrift, dat ongetwijfeld later is gemaakt, vermeldt schenking in 1819. Middellijn 33 cm. Pl. XCI afb. 287.Zilveren schaaltje met gegraveerd wapen: in diagonale verdeling vier scharen. Merken: een blank schildje (?), meesterteken AV, jaarletter T. XVIII. | |
[pagina 107]
| |
LobitIn de rechterzijmuur van het gemeentehuis zijn twee stenen met Romeinse opschriftenGa naar margenoot+ ingemetseld. Deze stenen zijn in 1938 in de buurt van Herwen bij grondbaggerwerk tevoorschijn gekomen. Toen deze beschrijving werd opgesteld, bestond het voornemen ze naar het Gemeente-museum te Arnhem. C.W. Volgraff, De waterwerken van Drusus in Nederland, Gelre XLII, 1939 blz. 3; A.W. Bijvanck in Oudheidkundig Jaarboek X, 1941, blz. 4, en de aldaar opgegeven oudere litteratuur. De ene steen (pl. XCII afb 292) is een tufstenen altaar met opschrift: I (ovi) O (ptimo) M (aximo)
Vertaald luidt dit: ‘Aan de zeer goede en grote Jupiter gewijd door Marcus Valerius Chalcidicus, bevelhebber van de tweede bereden cohorte van Romeinse burgers, die de eernaam draagt van de vrome en getrouwe’. Niet ouder dan 1e eeuw n. Chr. Hoogte 72 cm.
De andere is het voetstuk van een herdenkingssteen, waarvan het bovenstuk met reliefvoorstelling bijna geheel verloren is gegaan (Pl. ). Het opschrift luidt: M (arcus) MANLIUS
Vertaling: ‘Marcus Manlius Marcus' zoon van de tribus Galeria uit Genua, soldaat van het eerste legioen, van de centuria van Ruso, oud 35 jaren, met 16 dienstjaren, is te Carvium bij de dam begraven’. Ongetwijfeld 1e eeuw. Hoog 72 cm.
Op het gemeentehuis worden bewaard:Ga naar margenoot+
Twee bronzen zwaarden en een ijzeren zwaard. Een van de bronzen zwaarden is nog voorzien van een stuk zilveren schedebeslag.
Het schutterszilver van het oude schuttersgilde van Lobit, dat na het opheffen van dat gilde in bezit is overgegaan aan de gemeente en in gebruik is afgestaan aan het schuttersgilde Eendracht maakt macht, hetwelk in 1850 als opvolger van het vroegere is opgericht (Gelre XXXIV, 1931, blz. 66). Het zilverwerk bestaat uit:
Een gedreven schild met voorstelling van een toren omgeven door vegetaal ornament en met opschrift: Deus Turris Mea. Midden XVII. Aan dit schild hangt een vogel, wellicht XVII naar een ouder voorbeeld gemaakt. Pl. XCII afb. 293. | |
[pagina 108]
| |
Een reeks van 31 oude koningsschilden, het oudste dagtekenend van 1648, het jongste van 1782.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK (pl. XCII afb. 289) is een eenvoudig zaalgebouw met een sluiting door drie achthoekszijden, gebouwd in 1660 (Gelre XL, 1937, blz. 44). In de lange gevel aan de straatzijde bevindt zich een zandstenen ingangspoort (pl. XCII afb. 290).
Ga naar margenoot+ Tot de inventaris behoren:
Een preekstoel met toogpanelen en getorste hoekzuiltjes. Geverfd eikenhout. Ongetwijfeld uit de stichtingstijd van de kerk. Pl. XCII afb. 291.
Koperen lezenaar met opschrift: Lobith anno 1742.
Doophek, midden XVII.
Avondmaalstafel met getorste poten, XVII.
Zilveren beker met graveerwerk (pl. XCI afb. 288). Op de deksel staat een krijgsmansfiguur, die een schild houdt met initialen en het jaartal 1819. In de voet is opgenomen een gegraveerde medaillon met krijgsmanskop en omschrift: Ninus Assur Rex. Daaromheen is op slordige wijze een opschrift aangebracht betreffende de schenking aan de Herv. Gemeente van Lobit in 1819. De merken zijn door besnoeiing van de voet niet meer te ontcijferen. Hoogte zonder deksel 18 cm, met deksel 24 cm. Catalogus Tentoonst. Gelders zilver 1955 Arnhem nr. 15. In het torentje op het dak hangen twee klokken, onderscheidenlijk van 73 en 64 cm middellijn, en beide in 1661 gegoten door Pieter van Trier. |
|