Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdGorselGa naar margenoot+ Litteratuur: J. de Graaf, Uit Gorsels verleden, Deventer 1926, (behandelt de hele gemeente). | |
AlmenGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK is eigendom van de kerkelijke gemeente met uitzondering van de toren die aan de burgerlijke gemeente toebehoort. Fig. 27. Pl. LXXVII afb. 242 afb. 243 afb. 244. Ga naar margenoot+ De oudst bekende vermelding is een acte van 1272 waarin sprake is van de parochie Almen (Sloet nr. 943). In 1849 werd de kerk vergroot. In de jaren 1915-'16 zijn kerk en toren hersteld, bij welke gelegenheid het rechthoekige koor, dat voordien was afgescheiden en als consistoriekamer diende, weer bij de kerkruimte is getrokken. Een nieuwe consistoriekamer werd onder in de toren ingericht (de Graaf blz. 300). Fig. 27 Almen Hervormde Kerk
Ga naar margenoot+ De kerk bestaat uit een toren, een eenbeukig schip dat in 1849 aanmerkelijk noordwaarts is vergroot en een rechtgesloten koor, alles geheel van baksteen opgetrokken in het formaat 28/29 × 13 × 7/8. Ga naar margenoot+ De toren bestaat uit drie geledingen, waarvan de eerste geheel vlak is en voorzien van korte overhoeks geplaatste steunberen op de beide vrijstaande hoeken. Een ondiepe spitsboognis in de westgevel omvat de sterk gerestaureerde ingang met zijn korfboog en rond bovenlicht. De nis vertoont onder de geboorte van de spitsboog aan weerskanten een baksteen die spits bijgewerkt in de dagzijde uitspringt. (verg. de ingang van de toren van Steenderen en de galmgaten van de 3de geleding van de toren van Vorden). De tweede geleding is aan elke vrije zijde voorzien van een paar ondiepe en wijde rondboognissen, de derde aan elke zijde van dubbele galmgaten. Aan noord- en zuidzijde zijn de posten tussen de galmgaten nog oorspronkelijk en van trachiet, de overige zijn in baksteen vernieuwd. De kerk is niet in verband met de toren gemetseld en blijkbaar wat jonger dan deze. De muren eindigen met een lijstwerk bestaande uit een staaf en een hol die in baksteen zijn gekapt, maar waarvan alleen aan het koor nog gedeelten oorspronkelijk zijn. Het muurwerk is in het algemeen bij de restauratie sterk vernieuwd, vooral aan de | |
[pagina 91]
| |
zuidzijde van het schip. De sluitgevel van het koor eindigt in een top met ezelsrug, van welke laatste nog een klein gedeelte tot het oorspronkelijke werk behoort. Opmerkelijk is de onregelmatige plaatsing van de vensters in de Zuidgevel van het schip. De benedenruimte van de toren die als consistoriekamer dient, wordt overdekt doorGa naar margenoot+ een hangkoepel. In de zuidmuur leidt een trap naar boven. Het schip van de kerk vormt sinds de vergroting van 1849 een ruimte die bijna vierkant is en door een stucplafond wordt overdekt. Ongetwijfeld zal het schip eertijds overwelfd zijn geweest. Een triomfboog van halfrond beloop, waarvan de rechtstanden zijn teruggehakt, scheidt het oude deel van het schip van het koor. Dit is nog voorzien van twee vakken kruisribgewelven met muralen in de gedaante van beulingen. De gewelven ontspringen op consoles die kennelijk bij de restauratie zijn gemaakt of bijgewerkt. De twee sluitstenen zijn versierd met zeer eenvoudige vierbladige rozetten. Onder het koor bevindt zich een grafkelder, die waarschijnlijk XVIII is gemaakt voor de eigenaren van het Hulze en de Eze, en door een tongewelf wordt overdekt. Kerk en toren, voorzover middeleeuws, vertonen geen kenmerken van bijzonder vroege of lateGa naar margenoot+ Gotiek. Waarschijnlijk zijn zij in de 14e eeuw gebouwd, de toren wat eerder dan de kerk gelijk hierboven al is opgemerkt. Tot de inventaris behoren:
Een romaanse zandstenen doopvont, pl. LXXVII afb. 245. De voet is voorzien van vierGa naar margenoot+ hoekkolonnetten die eindigen in zeer schematisch uitgevoerde koppen onder de kuip. De bewerking is grof en onregelmatig. Op de kuip staat het jaartal 1787. Hoog 102 cm. Ruim een eeuw geleden werd de vont onder de torenvloer ontdekt (Geld. Volksalmanak 1835 blz. 27; Bulletin Oudheidk. Bond 1915 blz. 163, 169). Een eikenhouten preekstoel waarvan de zeskante kuip is voorzien van toogpanelen,Ga naar margenoot+ XVII, later vrij sterk gewijzigd en geverfd. Aan de preekstoel een koperen lezenaar met vlakke wapenschilden. Twee klokken, die volgens de bijna gelijkluidende opschriften in 1645 zijn gegotenGa naar margenoot+ in opdracht van Willem van Lintelo tot de Ese, erfmarkerichter van Almen en anderen. Alleen op de grootste staat bovendien: Franciscus Hemony me fecit Zutphaniae. Op het lijf van beide klokken de wapens van Willem van Lintelo en zijn vrouw Johanna van Dorth. Fraaie friezen van ranken en arabesken. Ondersch. 104 en 112 cm middellijn. De overeenkomst tussen beide klokken wijst er op dat de kleine evenals de grote door Fr. Hemony is vervaardigd. Twee zilveren bekers, beide 17,3 cm hoog. De oudste vertoont het gegraveerde wapenGa naar margenoot+ van Christiaan Karel van Lintelo en is door deze volgens inscriptie geschonken in 1702. De andere prijkt met de gegraveerde wapens-Van Lintelo en Van Nagell en de naam van Clara Elisabeth Vrijvrouwe van Lintelo Ehse geb. vrijvrouw van Nagel (gehuwd 1705 † 1742). Merken: de oudste beker Zutfen, jaarletter Y en...?, de ander Zutfen, meesterteken SL (Salomon Lamberts, zie ‘Gelre’ 1954 blz. 239/240), jaarletter 4Z. | |
EefdeDE VOORST, de statige residentie die Arnold Joost van Keppel in het laatst van deGa naar margenoot+ 17e eeuw liet bouwen, werd door een onherstelbare ramp getroffen toen op 19 augustus 1943 het herenhuis geheel en al uitbrandde. Pl. LXXVIII afb. 246-LXXIX afb. 248. | |
[pagina 92]
| |
Ga naar margenoot+ Litteratuur: M.D. Ozinga, Daniel Marot, blz. 77; J. de Graaf, Het Huis de Voorst en zijn bewoners in Gelre XXI, 1918, blz. 51, letterlijk overgenomen in de Graaf, a.w. blz. 98 vlg; Craandijk en Schipperus I blz. 75. Ga naar margenoot+ Wat er van het geheel nog oud is zijn alleen de muren van het rechthoekige herenhuis, die nog precies dezelfde gedaante hebben als die welke op de prenten van Marot en Schenk is afgebeeld. De buitenmuren zijn geheel met zandsteen bekleed. De middenpartijen van voor- en achtergevel springen een weinig uit en zijn geleed met pilasterstellingen: beneden Jonisch, boven Korinthisch. De attiek van de middenpartij aan het voorplein prijkt met het wapen-Keppel gedekt door een gravenkroon. De vensters hebben, te oordelen naar de prenten van Schenk, van de aanvang schuiframen bezeten. Van de oorspronkelijke uintaanleg zijn nog enkele hoofdlijnen te bespeuren achter het huis. Een reeks dessus-de-porte van de Voorst, geveild in 1744, zijn vermeld door G. Hoet Jr, Catalogus etc. II blz. 146. | |
GorselGa naar margenoot+ DE TOREN VAN DE HERVORMDE KERK is het enig overblijfsel van de middeleeuwse parochiekerk. Hij is eigendom van de burgerlijke gemeente. Pl. LXXX afb. 250. | |
[pagina 93]
| |
Litteratuur: J. de Graaf, a.w. blz. 259 en dez. in Gelre XIX blz. 105 en in ‘Archief de Graafschap’Ga naar margenoot+ 1957 blz. 241. De toren is van baksteen opgetrokken. Op de beide westelijke hoeken wordt het torenlichaamGa naar margenoot+ gesteund door korte overhoekse beren, tegen de oostelijke hoeken zijn nog de vleugelmuren van de voormalige middeleeuwse kerk met aansluitende steunberen aanwezig. De baksteen van de eerste geleding meet ongeveer 27J28 × 14 × 6,5, die van de bovenste geleding 25 × 12 × 5. De romp wordt gedekt door een slanke achtkante spits die aan de voet vierkant uitloopt en een laatgotisch leliekruis draagt. De tweede geleding heeft aan elke zijde een spitsboognis met gesplitste middenstijl. Van de beide vakken die aldus worden gevormd is steeds het ene blind en het andere als galmgat open. De forse bakstenen lijst die de tweede geleding afsluit, geeft ongetwijfeld aan waar de torenromp oorspronkelijk eindigde. De derde geleding, waarvan de hoogte overeenkomt met de 10 voet metselwerk die men in 1632 aan de toren toevoegde, is aan elke zijde voorzien van een enkel galmgat. Aan de oostzijde was de toren met een wijde spitsboog geopend naar de kerk. Thans is deze boog dichtgemetseld. De benedenruimte wordt overdekt door een bakstenen tongewelf, waarboven in 1946 een vloer van beton is aangebracht. In de zuidmuur bevindt zich een zeer bekrompen trap die naar de eerste verdieping voert. De zwaar beschadigde houten klokkestoel is in 1946 vervangen door een van staal. Hierin hangen twee klokken, te weten: Klok van 103 cm middellijn. Tussen twee gotische bladfriezen in gotische minuskelsGa naar margenoot+ het opschrift: gerhardus de wou me fecit anno domini m.ccccxcviij jhesus maria johannes. Klok van 95 cm middellijn, versierd met fries van ranken en engeltjes. Daarboven het opschrift: Henryck ter Horst heft my gegoten yn de stadt Deventer van wegen de aerfgenamen van Gorsel 1633, en daaronder: Donnys Franken ende Albert Gerrijsen ten Bus Anno 1633 in der tyt karckmeysters van Gorssel. Tot de inventaris van de Hervormde kerk behoort een niet onaardige zilveren wijnkan,Ga naar margenoot+ geschonken in 1834, hoog 33 cm.
DE ROOMS-KATHOLIEKE PAROCHIE bezit een miskelk van gedreven en verguldGa naar margenoot+ zilver, hoog 27,5 cm (pl. LXXX afb. 251). Op de voet vier engelkoppen, in de compartimenten daartussen reliefvoorstellingen van de gekruisigde Christus, Maria, Maria Magdalena, en een wapen: gevierendeeld, in 1 en 4 een geschaakt St. Andrieskruis (van Amstel?), in 2 en 3 drie zuilen, 2, 1, en een barensteel (van Zuylen?). Midden XVII. De merken op de onderrand zijn vrijwel geheel uitgewist. | |
[pagina 94]
| |
Een albasten relief met voorstelling van de Kruisiging bevindt zich sinds 1932 als bruikleen in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht.
Ga naar margenoot+ 'T JOPPE is een landgoed met een deftig herenhuis, pl. LXXIX afb. 249 en pl. LXXX afb. 252-253, dat te oordelen naar de rococovormen van ingangspartij, van stuc- en snijwerk XVIII c zal zijn gebouwd. Het diepe rechthoekige hoofdlichaam van het huis ligt met een korte zijde naar voren en wordt geflankeerd door twee sterk uitspringende vierkante zijpaviljoens. Het rechthoekige middenstuk eindigt aan de achterzijde met een smaller gedeelte dat met drie zijden van de regelmatige achthoek is gesloten en op de verdieping een achtkante koepelkamer bevat. De hoofdingang en twee daarboven gelegen vensters zijn opgenomen in een eigenaardige zandstenen omlijsting, die bekroond wordt door een kuifstuk met vlakgehakte alliantiewapens. Het voorste gedeelte van het middenlichaam wordt over zijn volle breedte ingenomen door een vestibule die tevens trappenhuis is. Wanden en plafonds vertonen rococo stucwerk, de trapleuningen zijn in rococo vormen gesneden. Links beneden een kamer met rococo schoorsteen. Dergelijke schoorstenen ook in de rechtervoorkamer beneden en die daarboven op de bel-étage. De koepelkamer aan de achterzijde is zeer sober behandeld. Het plafond heeft een brede koof en de twee achthoekszijden aan weerszijden van de ingang zijn als nissen behandeld waarboven men guirlandes ziet in de trant van omstreeks 1800. In het torentje hangt een klokje met het jaartal 1742. |
|