Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdGendringenEttenGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan St. Martinus, bestaat uit een romaanse toren, een eenbeukig laatgotisch schip, een eveneens eenbeukig laatgotisch koor met sluiting van drie achthoekszijden en een portaal tegen het middenvak van de zuidgevel van het schip. Fig. 26; Pl. LXXII afb. 226 afb. 227 afb. 228-LXXIII afb. 229 afb. 230. Ga naar margenoot+ Het bestaan van een kerk te Etten blijkt niet voor 1218, als wanneer de priester van Etten wordt vermeld (Sloet 449). In 1320 verklaren Stephanus van Wisch, zijn broer en zijn zoon, dat zij een altaar voor Maria en St. Georgius in de kerk van Etten hebben gesticht (J.W. Berkelbach v.d. Sprenkel. Reg. v. Oork. betr. de bisschoppen v. Utrecht 1301-'40 nr. 442). Bij de bevrijdingsstrijd in maart 1945 werden kerk en toren aan de noordzijde door verschillende projectielen getroffen, waardoor gaten in de muren ontstonden, de gewelven van het schip voor het grootste deel instortten en die van het koor hun ribben bijna volledig verloren. In 1948 werd onder leiding van de architect F.H. Bruininkweerd te Arnhem een begin gemaakt met de restauratie die pas in mei 1956 geheel werd voltooid. In 1949 ontgroef de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek de fundering van het romaanse koor binnen de muren van het bestaande koor; in 1950 die van het romaanse schip (Gelre LI, 1951, blz. 37). Ga naar margenoot+ De toren bestaat uit drie geledingen van tufsteen en een vierde, kennelijk in de late gotiek toegevoerde geleding van baksteen. De ingang, bij de restauratie ontdaan van de cementpleister, vertoont een zware staaf van tufsteen die langs de ingehoekte rechtstanden en boog is doorgevoerd. In de dagkanten van de boog, die thans geheel open is, zijn de resten te zien van een plaat van rode zandsteen, ongetwijfeld oorspronkelijk een sarcofaagdeksel, die eertijds het boogveld moet hebben gevuld. De tweede geleding vertoont hoeklisenen en boogfriezen. De derde geleding is wel voorzien van hoeklisenen, maar mist de boogfriezen van de tweede; waarschijnlijk zijn die toen de toren werd verhoogd verdwenen. Elk gevelveld van de derde geleding bevat een tweedelig galmgat met resten van romaanse middenzuiltjes welker kapitelen voorzover nog is na te gaan de teerlingvorm hebben gehad. Op de kapitelen liggen imposten die de geboorte der bogen dragen. De kerk zelf was uitwendig geheel gepleisterd welke bepleistering thans is verwijderd. Dat de noordzijde van het koor blind is en in het tweede vak een dichtgemetselde smalle ingang heeft, wijst er op dat daar een sacristie is geweest. Vóór de restauratie had de kerk alle oorspronkelijke vensterharnassen verloren behalve die van het blinde venster boven de ingang aan de zuidzijde van het schip, waar een ongeprofileerde brede bakstenen middenstijl in de kop is gesplitst. Bij de restauratie zijn de overige vensters van nieuwe geprofileerde harnassen voorzien in Baumbergersteen. In het middenvak van de koorsluiting is bij de restauratie een korfboognisje onder het venster tevoorschijn gekomen, hetwelk de mond omvat van een diepe spitsboognis, die | |
[pagina 85]
| |
Fig. 26 Etten Hervormde Kerk
| |
[pagina 86]
| |
kon worden vervolgd tot een steenbreed van de binnenkant van de muur. Deze diepe nis is daar waarschijnlijk gesloten geweest. Zij vertoonde geen spoor van bepleistering.Ga naar margenoot+ De benedenruimte van de toren vertoonde vóór de restauratie slechts de resten van een tufstenen ribloos kruisgewelf dat thans is aangevuld. Het schijnt, dat men de verdieping eertijds moest bereiken door een ladder in het kerkschip te plaatsen voor een deuropening, die leidt in een soort klein portaal in de z.o.-hoek van de toren. Ook hier en in de wijde nis in de oostwand van de eerste torenverdieping blijkt duidelijk dat de toren tegen een oudere kerkgevel is gebouwd. Bij de ontgravingen door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en het ontpleisteren van de wanden bij de restauratie bleek, dat de westmuur van het schip en de rechtstanden van de triomfboog nog voor een groot deel overblijfselen zijn van een romaanse tufstenen kerk, waarvan de volledige funderingen en geringe stukken opgaand werk aan de dag zijn gekomen. Dr P. Glazema meent (Gelre 1951 blz. 38) dat vóór het optrekken van de toren de westgevel en de aansluitende einden van de lange muren van het schip eerst zijn afgebroken en vervolgens herbouwd. Dit komt ons volstrekt ondenkbaar voor. Enkele onregelmatigheden die de heer Glazema in het funderingswerk van de z.o.-hoek meende te moeten onderscheiden achten wij niet van zodanig belang dat wij bepaald twee perioden kunnen aannemen voorafgaande aan het bouwen van de toren. Aan weerszijden van de triomfboog en tegen de westelijke wand van het schip was de afgekapte aanhechting van de lange muren ter zwaarte van ongeveer 62 cm duidelijk te volgen. In het schip trof men resten aan van een leemvloer van 10 tot 20 cm dikte. Van de kruisribgewelven van het schip is het oostelijke door de beschieting in 1945 geheel vernield en zijn de beide andere voor het grootste deel ingestort (pl. LXXIII afb. 229); zij zijn sindsdien geheel hersteld evenals die van het koor welke grotendeels hun ribben hadden verloren. De aanzetten van de gewelven rusten in schip en koor op kraagstenen met bladornament met uitzondering van de vier hoeken van het schip waar de kraagstenen het bladornament missen en eigenaardig zijn gevormd, en van de koorsluiting, waar kolonnetten opgaan uit de lijst ter hoogte van de vensterdorpels. Bouwnaden die bij de restauratie aan de dag kwamen wijzen er duidelijk op dat het koor al bestond toen het schip werd gebouwd. Op de middensluitsteen van het schip komt een geschilderd wapen voor: gevierendeeld, in 1 en 4 drie rode halve manen in zilver, in 2 en 3 twee dubbel gekanteelde balken van rood op goud binnen zwart geblokte zoom. De sluitsteen van de koorveelhoek is voorzien van een vierpas met blank wapenschild. Boven de triomfboog was vóór de restauratie op de kalk met gotische minuskels het opschrift te zien: Anno Domini m cccc xlii. Ter plaatse van het portaal tegen zijn zuidzijde is de muur van het schip voorzien van een nis met traceerwerk in ongeprofileerde baksteen (pl. LXXIII afb. 229). Aan de noordzijde van de koorsluiting bevat de wand een sacramentshuis van trachiet en tufsteen (pl. LXXIII afb. 231), aan de zuidzijde een kleine nis, wellicht een ampullennis. Geheel overeenkomstige nisjes komen voor in de noord- en de zuidwand van het derde vak van het schip. Ga naar margenoot+ De toren, voorzover romaans, maakt de indruk XII te zijn, hetgeen wordt bevestigd doordat bij het onderzoek binnen de torenfunderingen een potje werd gevonden dat Glazema XII dateert. Dit doet onderstellen dat de oudere romaanse kerk met het inspringende rechtgesloten koor XI is gebouwd, zoal niet eerder. Het jaartal 1442 boven de triomfboog slaat ongetwijfeld op de voltooiing van het | |
[pagina 87]
| |
schip. Aangezien het karakter van het koor weinig verschilt van dat van het schip, zal men het koor veilig begin-XV dateren. De verhoging van de toren met zijn bakstenen kop is ongetwijfeld tot stand gekomen toen het gotische kerkschip met zijn daknok boven de romp van de romaanse toren uitstak. Tot de kerk behoren:
Achtkante eikenhouten preekstoel met toogpanelen (pl. LXXIII afb. 232). Opschrift:Ga naar margenoot+ Anno Don̄i 1628 D. Ioachimo Grapenitz pastore. Aan de kuip een fraai gesmede ijzeren lezenaar. Klok van 98 cm middellijn met opschrift: Maria is miin naem - dat si Got bequaemGa naar margenoot+ Martinus int iaer ons heren m cccc iii. Klok van 104 cm middellijn met opschrift: Martinus Melchior Caspar Baltazar + Ihesus Maria Iohannes m ccc x c iiii.
In de R.K. KERK bevindt zich een zijaltaar waarin drie zandstenen reliefs (pl. LXXIVGa naar margenoot+ afb. 233 afb. 234 afb. 235) zijn opgenomen, voorstellende ondersch. de gevangenneming van Jezus, het Laatste Avondmaal en Gethsemane. Oorspronkelijk delen van een altaar, dat in 1638 geschonken werd aan de Stiftskerk op de Elterberg door de abdis Agnes van Limburg-Stirum, omstreeks 1720 naar Etten overgebracht (Archief Aartsbisd. Utrecht 37, blz. 40). Voorts in deze kerk twee gegoten koperen kaarsenkronen, een met 2 × 10 en een met 2 × 6 armen, beide XVIII. | |
GendringenDE HERVORMDE KERK dagtekent van 1835, en is een onbelangrijk gebouw terGa naar margenoot+ plaatse van de middeleeuwse parochiekerk die aan St. Maarten was gewijd en in 1829 door brand werd verwoest. Van die middeleeuwse kerk is de toren echter bewaard gebleven, zij het ook uitwendig onherkenbaar verbouwd in 1879 (opschrift boven de ingang). De noord- en de zuidgevel van de toren vertonen elk waar zij in de kerk vallen tweeGa naar margenoot+ spitsboognissen. Boven de vloer van het torenportaal is de boog te zien van de oude verbinding met de kerkruimte. Op de tweede verdieping komen sporen van galmgaten voor. Naar alle waarschijnlijkheid is de toren in zijn kern XV. In de toren hangt een klok van 78 cm middellijn, welke in de Tweede WereldoorlogGa naar margenoot+ als alarmklok is overgebracht uit het torentje van de Hervormde kerk van Mechelen (gem. Gendringen). Deze klok is door een projectiel getroffen en gescheurd. Het opschrift luidt: Iohan Albet (sic) V Portman drost der heerlickheden Gendringen en Etten en Mechelen Ao 1685. Derck Empelman Gerrit Homan Kerkckmeisters Hendrick Clus Rutger Peckel me fecit.
Avondmaalsbeker van 16,2 cm hoogte met gegraveerde ranken. Op de bodem:Ga naar margenoot+ I K H 1643 M H. Merken: meesterteken I B; jaarletter G. Avondmaalsbeker van 15 cm hoogte met gegraveerde arabesken, wapen en opschrift: Elisabeth Rasour weduwe van ewe Johan van Anssum. In de bodem gedenkpenning van Christianus bisschop van Minden † 1633. Geen merken te zien. Wijnkan met gegraveerd wapen en opschrift: De erfgenamen Spoltman geeven dese | |
[pagina 88]
| |
kan tot Dienst van het H Nachtmaal des Heeren in de kerck tot Gendergen. Mechteld Spoltman en Anna Maria Spoltman Anno 1723. Merken: twee keer een heraldische zuil en .
| |
Aanzienlijke en adellijke huizenHet huis OVERGUNNE of EVELGUNNE in Gendringen dient thans als R.K. pastorie. Het is een eenvoudig, thans gepleisterd rechthoekig huis, waarvan het muurwerk in hoofdzaak XVII kan zijn. Ten noorden van het dorp bevinden zich de overblijfselen van WEZENHORST: rechthoekig huis, uitwendig gepleisterd. Het is voor de helft voorzien van een kelder gedekt door twee vakken ribloos kruisgewelf, gescheiden door een gordelboog. Waarschijnlijk XVI A. Als overblijfsel van het adellijke huis SWANENBURG halverwege Mechelen staat nog een vervallen ronde toren van ongeveer 5,70 m middellijn, welke toren heeft behoord tot de voorburcht. Pl. LXXV afb. 238 afb. 239 afb. 240. Formaat baksteen 28 × 13 × 6,5/7. Beneden een kelder met muurwerk van 90 cm zwaarte, gedekt door een ribloos kruisgewelf. De verdieping daarboven toont nog resten van een schouw. Waarschijnlijk omstreeks 1500. Voor de geschiedenis van het huis zie F.A. Hoefer in Gelre XXXIV (1931), blz. 169. | |
MechelenGa naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK is een bakstenen zaalgebouwtje met bakstenen toren, uitwendig gepleisterd, XVII. In de toren een klok van 61 cm middellijn met opschrift, volgens hetwelk zij in 1787 is gegoten door Johannes Rutgerus Voigt. Een tweede klok uit deze toren is in de laatste oorlog overgebracht naar de toren van de Herv. kerk te Gendringen (zie blz. 87). | |
NetterdenGa naar margenoot+ DE R.K. PAROCHIEKERK van de H. Walburgis was een eenbeukig laatgotisch gebouw met een gedrongen toren, tot P.J.H. Cuypers haar in het laatst van de vorige eeuw verbouwde tot een neogotische pseudobasiliek. Van de geschiedenis der kerk is niets meer te zeggen dan dat de parochie in 1344 wordt vermeld (G. Brom, Bullarium Trajectense nr. 1135). Een prent in Het Verheerlijkt Nederland geeft de kerk weer vóór de 19e eeuwse verbouwing. De kern van de onherkenbaar veranderde toren en de eerste vier gewelfvakken van de middenbeuk zijn nog laatgotisch (XV?). Steenformaat 28 × 13 × 6,5. De gewelven in het oude deel van het middenschip rusten op kraagstenen waarvan er enkele van vrij grove maskers zijn voorzien. Op de verdieping van de toren bevinden zich aan noorden zuidzijde dichtgemetselde galmgaten met segmentbogen. Tot de inventaris van de kerk behoren: Ga naar margenoot+ Altaarretabel, waarvan de kas tegen een achtergrond van traceerwerk een gesneden groep van de Nood Gods bevat met een vrij recente polychromie. Pl. LXXIV afb. 236. Hoogte kas 145 cm. Kelk van verguld zilver met gegraveerd alliantiewapen, dat ook op de pateen voor- | |
[pagina 89]
| |
komt: drie kepers en drie penningen. Op de pateen: E.M.D. Merken ontbreken. XVIII.
Het St. Walburgisgilde (zie Gelre XXXIV, 1931, blz. 50) bezit behalve een reeks vanGa naar margenoot+ 78 op zichzelf onbelangrijke schildjes van zilver, gedateerd 1690 en later, een kleine zilveren gotische borstplaat, hoog 9 cm. Op deze borstplaat (pl. LXXV afb. 237) is in het midden een gegoten beeldje aangebracht van de H. Walburgis met boek in de linkerhand. De staf die de figuur in de rechterhand zal hebben gehouden, is verdwenen. Op de bovenrand van de plaat leest men: dit is sãta volbrech. Ongetwijfeld begin XVI. | |
UlftDE R.K. KERK VAN DE H.H. PETRUS EN PAULUS bezit een laatgotische verguld-koperenGa naar margenoot+ monstrans, XVI A, welke als bruikleen van de parochie in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht berust. Afb. Gildeboek 1932 blz. 12.
SLOT ULFT. Van dit belangrijke slot is niets anders over dan een hoogte even ten n.Ga naar margenoot+ van de brug over de Oude IJsel, welke heuvel vol zit met muurwerk van het middeleeuwse slot. Litteratuur: Craandijk en Schipperus, Wandelingen door Nederland 3e dr. deel I blz. 205; Werner IIGa naar margenoot+ blz. 207; Gelre VIII, 1905, blz. 114; A.P. van Schilfgaarde in Gelre XXXIX, 1936, blz. 107. In de Collectie-Van Haersma de With bevinden zich vier tekeningen van het slot door H. Spilman. Op enkele plaatsen van de heuvel komen gedeelten van de middeleeuwse muren tevoorschijn,Ga naar margenoot+ overblijfselen van een slot dat bestond uit vleugels om een rechthoekig binnenplein en op twee diagonaalsgewijs tegenover elkander gelegen hoeken van ronde torens was voorzien. In een vrij nieuwe woning op het slotterrein is een steen ingemetseld met de alliantiewapens van Willem van den Berg en Maria van Nassau (1556-'86). Een ijzeren haakbus en een kleine bronzen vuurmond die afkomstig zijn van het slot Ulft worden bewaard op het slot Berg. | |
Varselder en VeldhuntenHet zilver van het gilde van Varselder en Veldhunten (pl. LXXVI afb. 241) wordtGa naar margenoot+ gewoonlijk bewaard in de R.K. pastorie. Litteratuur: Gelre XXXIV, 1931, blz. 59. Verreweg het voornaamste stuk is een zilveren medaillon van 11 cm middellijn, op welks middengedeelte een verguld zilveren figuurtje van de H. Maagd is aangebracht, en waarvan de brede rand versierd is met een krans van laatgotisch rankwerk. Waarschijnlijk begin XVI. Geen merken. Met twee kettinkjes is aan het medaillon bevestigd | |
[pagina 90]
| |
een zilveren valk, staande op een wapenschild met een boom, waarschijnlijk XVI B, mogelijk ook wat later. Het oudste van de overigens onbelangrijke schilden dagtekent van 1679. |
|