Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdDuivenDuivenLitteratuur: A.J.M. van Nispen tot Pannerden, Losse Schetsen uit de Liemers, Zevenaar, 1953. DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK VAN DE H. REMIGIUS bestaat uit een grotendeels Romaanse toren, een pseudobasilikaal laatgotische schip ter lengte van drie vakken, en een neogotieke oostelijke partij. Fig. 23. Pl. LIX afb. 170-174. Volgens een oorkonde van 838 schonk zekere graaf Rutger aan de kerk van Utrecht de kerk van DuivenGa naar margenoot+ en behoorde onder de zaken die hij tegelijkertijd van de bisschop in vruchtgebruik ontving de kerk van Groesen (Sloet 33, Oorkondenbk. Sticht Utrecht I blz. 69; zie ook Gelre XXVII, 1924, blz. 250). Dat twee zelfstandige landelijke parochiekerken op zo korte afstand van elkander voorkwamen is vreemd voor deze vroege tijd, en schijnt bovendien in strijd met de inhoud van een acte uit 1131, die de scheiding der parochianen van Duiven uit de parochie Groesen uitspreekt, welke scheiding wordt gerechtvaardigd door de eindeloze en ondraaglijke bezwaren van de tocht van Duiven naar Groesen en de moeilijkheden die daaruit voortvloeien (Sloet 257, Oorkb. Sticht Utr. I blz. 304; de afstand tussen beide kerken bedraagt hemelsbreed niet meer dan 2 km). De onderstelling is dan ook gemaakt, dat de oorspronkelijke parochie Duiven tussen 838 en 1131 te niet is gegaan (Muller en Joosting, II blz. 450). Verder is er bij ons weten niets bekend dat van betekenis is voor de kerk van Duiven vóór 1910, toen het lage en ondiepe koor, dat aansloot tegen het derde vak van het middenschip, werd gesloopt en vervangen door de ruime oostelijke partij ontworpen door Ir. Joseph Cuypers en Jan Stuyt. In 1919 werden de toren en het oude schip gerestaureerd door de architect J.H. Tiemens te Arnhem. De toren telt vier geledingen, waarvan de drie eerste in tufsteen zijn uitgevoerd en deGa naar margenoot+ vierde, kennelijk een latere toevoeging, in baksteen. De toren wordt voor ongeveer de helft omvat door de kerk. De muren van de toren worden geleed door lisenen welke zijn verbonden door boogfriezen en tandlijsten. In de westgevel bevindt zich een laatgotische rechthoekige ingang van Baumbergersteen, terugliggende in een segmentboognis. Vóór de restauratie van 1919 werd de muur onmiddellijk boven de ingang doorbroken door een vrij vormeloos venster. De derde geleding vertoont aan elke zijde twee galmgaten die ongetwijfeld zijn dichtgemetseld toen de toren werd verhoogd met de vierde geleding. De dubbele galmgaten van deze vierde geleding zijn voorzien van deelzuiltjes met consoles op teerlingkapitelen, welke naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn van de dichtgemetselde galmgaten in de derde geleding. De drie oude vakken van de kerk tonen een uitwendige bekleding met tufsteen, die | |
[pagina 72]
| |
Fig. 23. Duiven Rooms-Katholieke Kerk (het neogotieke gedeelte is alleen in omtrek aangegeven)
| |
[pagina 73]
| |
bij de restauratie van 1919 na verwijdering van een bepleistering over grote oppervlakken moest worden vernieuwd. De vensters zijn toen ook weer voorzien van stenen harnassen. In de westelijke eindgevel van de noorderzijbeuk is een zeskante trapkoker opgenomen die naar de verdiepingen van de toren leidt. Het torenportaal wordt overkluisd door een nieuw ribloos kruisgewelf. De geprofileerde scheibogen van het schip ontspringen zonder overgangslid uit de ronde zuilschachten. Een deel van de zuilschachten is nog boven de geboorte van de scheibogen tegen de muren van het middenschip doorgevoerd en loopt min of meer te niet tegen de gewelfschelpen. Bijna alle gewelfaanzetten rusten op kraagstenen die van figuraal beeldhouwwerk zijn voorzien. De figuren van de noorderzijbeuk stellen kennelijk de Dwaze Maagden voor, die van de zuiderzijbeuk de Wijze Maagden. Het eerste paar draagstenen van de middenbeuk vertoont mansfiguren, het tweede paar engelenbustes, het derde paar weer mansbustes. De toren zal, met uitzondering van de bovenste geleding, XII zijn gebouwd. Het lage en ondiepe koor,Ga naar margenoot+ dat in 1910 werd gesloopt, maakte de indruk, te oordelen naar detailtekeningen welke in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg worden bewaard, midden XV tot stand te zijn gekomen. Het schip zal zeker een halve eeuw jonger zijn. In het algemeen ligt het voor de hand te onderstellen, dat de bakstenen bovengeleding van de toren is gemaakt als gevolg van het bouwen van het tegenwoordige schip, welks nok aanmerkelijk hoger ligt dan de lijst die het romaanse werk afsluit. De vormen van de bakstenen torenkop doen evenwel zeer archaisch aan voor de tijd omstreeks 1500 of XVI A: de lisenen en de ronde bogen die de dubbele galmgaten omvatten maken veeleer een romaanse dan een laatgotische indruk. Het lijkt ons derhalve niet buitengesloten, dat de verhoging van de toren geruime tijd vóór het bouwen van het bestaande schip is geschied.
Tot de inventaris van de kerk behoren:Ga naar margenoot+
Een gegoten koperen kaarsenkroon met twee rijen van elk 6 armen, XVIII. Tien gegoten koperen kandelaars met driezijdige voeten, in twee formaten, ondersch. 51 en 67 cm hoog, XVII. Een zilveren monstrans, samengesteld uit niet bij elkander behorende onderdelen, waaronder laatgotische contrafort-architecturen met gegoten beeldjes (XVI), Renaissance ornament (XVII A) en latere stukken. Hoog 103 cm. Missiekruis met laatgotisch in eikenhout gesneden corpus, XVI A, de armen niet oud, hoog ongeveer 85 cm. Pl. LIX afb. 175. Schilderstuk, de Kruisiging. Gewestelijk meester, begin-XVII, Paneel, 102 × 82 cm In 1930 gerestaureerd door C. van Bohemen te 's-Gravenhage.
MAGERHORST, een voormalige havezate, nu boerderij, het eerst vermeld in 1546, is een weinig ten n. van de R.K. kerk van Duiven gelegen. Pl. LX afb. 176. Litteratuur: Gelre III, 1900, blz. 299 en Gelre XX, 1917, blz. 69. Het zuidelijke gedeelte van de boerderij is een geheel verminkt overblijfsel van het vroegere herenhuis. Het enige, dat zulks duidelijk toont, is de achtkante traptoren tegen de zuidelijke gevelmuur. Voor de oude toestand vergelijke men het prentje naar Jan de Beyer (1742) in Het Verheerlijkt Kleefsland, waar de traptoren de ingang bevat van een rechthoekig huis met ronde arkeltorentjes. In deze traptoren een steen met | |
[pagina 74]
| |
het opschrift ‘1549 Die Magerhorst’. De toren helt zó bedenkelijk buitenwaarts, dat zijn ondergang nabij schijnt. | |
GroesenGa naar margenoot+ DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK VAN DE H. ANDREAS bestaat uit een romaanse tufstenen toren, een laatgotisch pseudo-basilikaal schip van drie vakken en een nieuwe oostelijke partij. Fig. 24. Pl. LX afb. 177 afb. 178-LXI afb. 179. Fig. 24 Groesen Rooms-Katholieke Kerk (het moderne gedeelte alleen in omtrek aangegeven)
Ga naar margenoot+ Litteratuur: L.J. van der Heyden, Het kerspel Groessen, in Archief Aartsbisd. Utrecht 46, 1921, blz. 1 vlg. | |
[pagina 75]
| |
In 1891 is de kerk vergroot door de architect J.W. Boerbooms, die het oude koor verving door een nieuw in neo-gotieke vormen en tegelijkertijd overging tot een restauratie van schip en toren. Aangezien de kerk al vrij spoedig weer te klein bleek, is de neo-gotieke oostelijke partij van 1891 in de jaren 1932-'33 weer afgebroken en vervangen door een veel ruimere dwarsschip- en koorpartij naar ontwerp van de architect H. Valk te 's-Hertogenbosch. Enkele jaren tevoren was het derde vak van de noorderzijbeuk al geheel verbouwd. Boven een vlak benedengedeelte, waarin zich de ingang bevindt, omvat de toren drieGa naar margenoot+ geledingen die een indeling door lisenen vertonen. De lisenen van de eerste dezer geledingen zijn van geprofileerde voet- en koplijsten voorzien, en worden verbonden door halfronde bogen. De lisenen van de tweede geleding hebben alleen maar door een profiel gemarkeerde voeten, en worden verbonden door boogfriezen, waarvan elk van de boogjes uit één stuk tufsteen is gehakt. Aan de derde geleding worden de hoeken middenlisenen onder de geprofileerde daklijst verbonden door rechte horizontale banden. De ingang wordt gevormd door rechtstanden en een latei op consoles, alles van basaltlava in laatgotische vormen. Daarboven is een laatgotisch venster ingebroken, hetwelk van een nieuw stenen harnas is voorzien. De bovenste geleding bevat in elk vak een dubbel galmgat. De deelzuiltjes met hun teerlingkapitelen alsmede de daaropliggende consoles zijn van basaltlava. De romp wordt gedekt door een rijzige achtkante spits van laatgotische gedaante. In de oostelijke galmgaten bevinden zich bakstenen pijlers inplaats van deelzuiltjes. Aan de linkerzijde van het venster boven de ingang is een relief ingemetseld van Baumbergersteen met voorstelling van de Christus met de aardkloot, omstreeks 1500, en volgens Hofman (blz. 4) afkomstig van het boogveld van een vroegere ingang. Pl. LXI afb. 181. Wat er van de oude kerk over is ter lengte van twee vakken aan de noordzijde en vanGa naar margenoot+ drie vakken aan de zuidzijde vertoont een bekleding met tufsteen. De vensterharnassen zijn geen van alle oud. Het venster in de westgevel van de zuiderzijbeuk, dat dichtgemetseld was, is enkele jaren geleden heropend en van een nieuw harnas voorzien. Het torenportaal is met een hoge gotische doorgangsboog geopend naar het middenschipGa naar margenoot+ en wordt gedekt door een vlakke zoldering. De wanden bevatten moeten van een romaans gewelf en van een hoger aangezet gotisch gewelf. De spitse doorgangsboog tussen torenportaal en kerk wordt aan de kerkzijde geflankeerd door romaanse nissen met halfronde bogen. Het schip vertoont inwendig op nog sterker wijze dan uitwendig een opmerkelijkeGa naar margenoot+ gelijkenis met het kerkschip van Duiven. De geprofileerde bakstenen scheibogen ontspringen zonder bemiddeling uit de schachten der kapiteelloze zuilen. Boven de geboorte van de scheibogen gaat evenals in Duiven een gering deel van de zuilschachten omhoog langs de wanden van het middenschip tot het verloopt tegen de gewelven. De gewelfribben ontspruiten zowel tegen de wanden als tegen de zuilschachten op kraagstenen. De kraagstenen in de noorderzijbeuk zijn voorzien van de figuren van Mozes, David (pl. LXII afb. 184, 186), en twee profeten, die van de zuiderzijbeuk van de figuren van twee Wijze (pl. LX II afb. 185) en twee Dwaze Maagden, die van de middenbeuk van twee gehurkte figuren (pl. LXII afb. 183), welker betekenis ons niet duidelijk is en twee profeten (?). Toen de vergroting an 1932-'33 tot stand kwam met een oostelijke partij die van binnen geheel in naakt metselwerk is uitgevoerd, heeft men | |
[pagina 76]
| |
van het oude schip alle metselwerk van wanden en pijlers ontdaan van de pleister.
Ga naar margenoot+ De toren is waarschijnlijk XII A tot stand gekomen, het bestaande kerkschip omstreeks 1500.
Tot de inventaris van de kerk behoren: Ga naar margenoot+ Gotische doopvont van hardsteen, voorzien van vier vrij schematisch gehakte maskers op vier van de acht zijden, XV. Pl. LXI afb. 180. Ga naar margenoot+ Renaissance orgelkas met snijwerk, midden XVII, nu in de apsis achter het hoofdaltaar geplaatst. Renaissance borstwering van een orgelgalerij, versierd met toogpanelen en halve zuiltjes, midden-XVII, nu in gebruik als omtuining van de doopvont. Pl. LXI afb. 182. Renaissance beeldkastje, waarin een namaak-oud beeld. Aan de binnenzijden van de deurtjes zijn geschilderd St. Agnes en St. Catharina, op de buitenzijden St. Ursula en St. Geertruid van Nijvel, op de zijkanten St. Apollonia en St. Cecilia. XVII a. Pl. LXIV afb. 195. Ga naar margenoot+ Zerk van Herman von dem Loe † 1569 en zijn vrouw Digna von Eisendorn (Isendoorn) met wapens en kwartierwapens in cartouche-ornament, welke zerk vroeger op het koor heeft gelegen, en nu opgesteld staat in het torenportaal. Pl. LXV afb. 196. Twee gotische priesterzerken, evenals de vorige opgesteld in het torenportaal, de ene met de kelk in een rechthoekig vak, de ander met de kelk in een driepas geflankeerd door de letters E en V. (Egidius Vallick, † 1546). Ga naar margenoot+ Een serie losse gesneden beelden, voor zover niet anders vermeld van eikenhout en van hun beschildering ontdaan, te weten:
St. Barbara, gotisch, omstreeks 1500, hoog 85 cm. Pl. LXIII afb. 190. St. Bonifacius, gotisch, omstreeks 1500, hoog 85 cm. Pl. LXII afb. 187. Maria met het Kind, gotisch, vrij grof, omstreeks 1500, hoog 95 cm, Pl. LXII afb. 188. St. Anna-te-Drieen, laat-gotisch, zeer boers, hoog 70 cm. Pl. LXIII afb. 189. Corpus, gotisch, omstreeks 1500, op een later kruis hangende boven het hoofdaltaar. Pl. LXIII afb. 191. Drie withouten beelden, XVIII, waaronder een St. Antonius (Pl. LXIII afb. 192) en een St. Willebrord (Pl. LXIV afb. 193), onderscheidenlijk 110 en 141 cm. Ga naar margenoot+ Verguld-zilveren monstrans met getorste kolommetjes, drijfwerk met gegoten beeldjes, XVII, hoog 66 cm. Merken: Schild met twee St. Andrieskruisen en daaronder de letter J, en stempel met de letters R R. Pl. LXV afb. 198. Bronzen aquamanile, gotisch, XV. Ga naar margenoot+ Een aantal paramenten, alle XVIII, te weten: drie kazuifels, waaronder een wit met bijbehorende stola, bursa en kelkvelum, twee koorkappen, twee dalmatieken en een antependium met grof geborduurde voorstelling van St. Laurentius. Volgens Van der Heyden zijn deze paramenten afkomstig van het voormalige Tertiarissenklooster te Huisen, vanwaar zij door de laatste moeder-overste in 1816 naar Groesen werden overgebracht. Ga naar margenoot+ Klok van 106 cm middellijn, volgens opschrift in 1692 voor de kerk van Groesen gegoten in opdracht van Hendrick Brouwer en onder het pastoorschap van Gisbert Vermehr door Gerhat (sic) Schimmel te Deventer. In een rijk fries van ranken verschijnt bij herhaling het wapen van Deventer tussen adelaars. | |
[pagina 77]
| |
LoTot de inventaris van de R.K. kerk, welke in 1878 werd gebouwd, behoren:Ga naar margenoot+
Een rococo kastje, dat wellicht bestemd is geweest voor het bergen van relieken.
Een ciborie van gedreven en verguld zilver, op de cuppa voorzien van het opschrift ‘Sibille van de Velde 1667’ en een gegraveerd wapen: een ster. Pl. LXV afb. 199.
De gedreven taferelen op de voet stellen voor de inzameling van het Manna, de H. Familie met God-Vader in de hemel zwevend, het Laatste Avondmaal en de Kruisiging. Op de nodus ziet men de Lijdenswerktuigen die door engeltjes worden gehouden. Om de cuppa de figuren van St. Bonifacius met doorstoken boek, kruisstaf en gesel, van St. Willebrord met kerk in de hand en naast zich een vat en een kruik, en van St. Andries met het St. Andrieskruis en links een altaar waarop een doormidden gesneden mansfiguur. Het drijfwerk van het deksel vertoont musicerende engeltjes. Merken: een wapen met keper vergezeld van twee sterren en een halve maan, een zwaantje en de letters CO.
HET HUIS LOWAARD is een voormalige havezate, die sinds lang als boerderij inGa naar margenoot+ gebruik is. Het huis ligt even buitendijks op een hoogte. Pl. LXVI afb. 200 201 202 203. De eerste vermelding dagtekent voorzover wij weten uit 1467 (Gelre XX, 1917, blz. 69). Uit het prentje van Jan de Beyer in Het Verheerlijkt Kleefsland blijkt dat het huis midden-XVIII al ongeveer in dezelfde toestand verkeerde als nu. Voor zover oud bestaat het huis uit een rechthoekig bakstenen woonblok, gedekt door twee evenwijdige zadeldaken. Ter plaatse waar het latere boerderijgedeelte tegen dit oude blok aansluit verrijst een achtkante traptoren. De gevel van het oude blok naast de traptoren is kennelijk als pronkgevel behandeld. Zijn eigenaardige decoratie bestaat uit zeer smalle Jonische pilasters die een dunne lijst dragen waarop weer smalle lisenen staan. De lisenen stuiten dicht onder het dakoverstek tegen een tweede lijst. Al dit ornament is in Baumbergersteen uitgevoerd. Tussen laatstgenoemde lijst en het dakoverstek bevindt zich een muuroverkraging door middel van spitse boogjes. De vrijstaande gevel met de twee toppen is boven in een zeer vervallen staat. De geveltoppen hebben nog overblijfselen bewaard van ronde en overhoekse pinakels. Van de oorspronkelijke vensters met hun kruiskozijnen van Baumbergersteen zijn hier en daar nog delen te onderscheiden. Het benedendeel van de traptoren bevat een stel zwaar verweerde stenen met alliantiewapens in rijke Renaissance omlijsting, alles van Baumbergersteen. Het onderschrift van de wapens, voor zover nog te ontcijferen, luidt: Hermã vã dĚ„ Lo / m.d.ccccclx... (Pl. LXV afb. 197). Daarboven bevat de toren aan elke vrijstaande zijde een geprofileerde rondboognis. De derde geleding, die boven het woonblok uitsteekt, eindigt met een fries van boogjes die op kraagstenen zijn overgebouwd. De bouwheer Herman van den Lo(o) had het goed in 1558 geerfd en stierf in 1569. Zijn vrouw DignaGa naar margenoot+ van Isendoorn was een nicht van Maarten van Rossum en een zuster van Hendrik van Isendoorn die omstreeks 1565 de Kannenburg bij Vasen herbouwde. De grafzerk van het echtpaar in de toren van de kerk van Groesen wordt vermeld op blz. 76. |
|