Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdDidamGa naar margenoot+ DE OUDE PAROCHIEKERK VAN DIDAM is een laatgotische pseudobasiliek met ongemeen forse toren. De kerk was voor de Hervorming aan de H. Maagd Maria toegewijd. Fig. 16, pl. XLII afb. 115-pl. XLIII afb. 120. Ga naar margenoot+ Litteratuur: L.J. van der Heyden, Didam, Archief Aartsbisdom Utrecht 61, 1937, blz. 577; J.J.F.W. van Agt, De oude kerk van Didam in De Liemers, blz. 122. | |
[pagina 47]
| |
Martinus, die het voornemen heeft de oude kerk na restauratie als parochiekerk in gebruik te nemen ter vervanging van de 19e eeuwse kerk die te klein is geworden. In 1956 is een begin gemaakt met de restauratie door de architect Ir. J.G. Deur te Nijmegen.Kerk en toren zijn opgetrokken van baksteen, maar aan de toren is de baksteen volledigGa naar margenoot+ aan het oog onttrokken door een uitwendige bekleding van natuursteen, te weten Fig. 16 Didam Oude Parochiekerk
tufsteen voor het vlakke werk, trachiet voor de ingang en de lijstwerken en Baumbergersteen voor een deel van de stijlen in de nissen. Aan de kerk is natuursteen, en wel Baumbergersteen, slechts toegepast voor de kraagstenen, gewelfribben, sluitstenen en dergelijke onderdelen. De toren heeft aan de westzijde overhoeks geplaatste steunberen. Een hoge nis omvatGa naar margenoot+ de dubbele ingang en het venster daarboven hetwelk tans is dichtgemetseld. Nissen met flamboyante traceringen verlevendigen paarsgewijs de overige gevelvakken. De trapkoker die aan de noordzijde in de hoek bij de kerk is uitgebouwd verloor bij beschieting in 1945 zijn bekapping. De romp wordt bekroond door de overblijfselen van een balustrade in Baumbergersteen. De achtkante spits, die in 1846 werd vervangen door de bestaande flauw hellende bekapping met zinkafdekking, is afgebeeld op een tekening van Jan de Beyer uit 1742 welke tekening, berustende in de verzameling-Van Haersma de With, is afgebeeld bij genoemd artikel van Van Agt in De Liemers. Koor en schip vertonen verschillen in behandeling. De steunberen van het koor hebbenGa naar margenoot+ afdekkingen in zadeldakvorm, die van het schip afdekkingen welke tegen de muren oplopen. De vensters van het koor hebben schuine kanten, die van het schip zijn geprofileerd met een kwarthol. Het middenvenster van de koorsluiting is aanmerkelijk breder dan de overige. Alle vensters hadden hun harnassen verloren en enkele waren dichtgemetseld. Het aanbouwsel aan het oostelijk eind van de zuiderzijbeuk, dat voor | |
[pagina 48]
| |
consistoriekamer was ingericht, toonde verschillende eigenaardigheden. De zuidmuur maakte de indruk als voortzetting te zijn gebouwd van de lange gevel van de zijbeuk. Hij eindigde met een uitgebouwd rookkanaal tegen een gepleisterde éénsteens sluitgevel. Bij onderzoekingen is in 1954 gebleken dat ter plaatse van dit rookkanaal de fundering ligt van een overhoekse steunbeer en dat onder dit vak bovendien de oudere fundering aanwezig is van een sacristie tegen de zuidzijde van het koor met twee overhoekse steunberen. Ga naar margenoot+ In elk van de hoeken van het torenportaal vindt men de aanzet van een groep van drie gewelfribben van een verdwenen ster- of netgewelf. Op de verdiepingen zijn de muren voorzien van diepe spitsboognissen die corresponderen met de siernissen van het uitwendige. Nadat de spiltrap aan de noordzijde is geëindigd, gaat een trap verder omhoog in de muurdam boven de boog tussen toren en kerk en vervolgens een trap in de z.w.-hoek. Op de bovenste verdieping zijn om de galmgaten inkassingen te zien voor een nooit uitgevoerd gewelf. Ga naar margenoot+ Alleen de noorderzijbeuk heeft gemetselde kruisgewelven; in middenschip en zuiderzijbeuk schijnen zij nooit tot stand te zijn gekomen. De gemetselde gewelven van de noorderzijbeuk rusten op schematisch gehouwen koppen en enkele geprofileerde kraagstenen; zij hebben sluitstenen met bladrozetten. De bakstenen pijlers hebben drie kwarthollen aan elke hoek. Boven de geboorte van de scheibogen gaan in het middenschip uitstekende pijlerdelen langs de wanden omhoog tot zij eindigen met slecht daarop passende geprofileerde dekplaten en korte kolonnetjes op maskers. Ga naar margenoot+ Het gemetselde gewelf van het koor rust op kraagstenen die met bladornament zijn voorzien behalve één aan de noordzijde die een hand vertoont, en twee in de sluiting die nooit afgewerkt zijn. De sluitsteen van de sluiting vertoont een bladrozet, die van het rechte vak een wapenschild waarop het jaartal 1619 is geschilderd. In een van de noordervensters is nog een stuk van een middenstijl bewaard. Dat zich op de plaats van de voormalige consistoriekamer een sacristie heeft bevonden kan men opmaken uit het feit dat het rechte koorvak aan de zuidzijde altijd blind is geweest en uit de moet van een dak tegen de koormuur. Deze sacristie stond aan de westkant vrij. Wat later consistoriekamer was werd ongetwijfeld begonnen als een verlenging van de zuiderzijbeuk met een vijfde vak of met een kapel, welke uitbreiding of nooit werd voltooid of geheel is verminkt. Ga naar margenoot+ De forse en strakke vormen van het koor doen ons vermoeden dat het eind XIV of begin XV werd gebouwd, misschien wel kort na de brand waar in 1367 sprake van is. De toren stond er kennelijk al toen men met het tegenwoordige schip begon, maar bij het bouwen van de toren rekende men toch al dadelijk met een schip van de huidige afmetingen. De vormentaal van de toren wijst op XV B. Het schip is blijkbaar in 1493-'94 onvoltooid gewijd en in gebruik genomen. Ga naar margenoot+ Op het veld van het blinde venster in de zuidmuur van het koor komen onder de witsellagen de zwarte omtrekken aan den dag van twee geschilderde baldakijns boven figuren die niet te zien zijn. Vóór de overdracht van de kerk aan de Rooms-Katholieke parochie bestond de inventaris uit de volgende stukken van oudheidkundig belang: Ga naar margenoot+ Zeskante preekstoel met toogpanelen, XVII A. Aan de preekstoel een koperen lezenaar voorzien van een jaartal 1713; Offerblok van 1664; Koperen kaarsenkroon met twee rijen van elk zes armen, XVII. | |
[pagina 49]
| |
De inventaris van de Rooms-Katholieke kerk van de H. Martinus omvat vier inGa naar margenoot+ eikenhout gesneden apostelbeelden, alle vier ontdaan van hun beschildering en alle ongeveer 77 cm hoog. Pl. XLIV afb. 121 afb. 122 afb. 123 afb. 124. Litteratuur: J.J.M. Timmers, Vier Laat-Middeleeuwse apostelbeelden te Didam, in De Liemers, blz. 81; Bouvy blz. 135. Slechts één van de beelden is door een attribuut duidelijk herkenbaar, en wel de Johannes door zijn gifkelk. Onderstellenderwijs geeft Timmers de overige drie de namen van Paulus, Thomas en Jacobus de jonge. Voorts hangen in de kerk twee koperen kaarsenkronen van 1782.
Aan de oostzijde van het dorp een ronde stenen beltkorenmolen, omstreeks 1800.Ga naar margenoot+ |
|