Het kwartier van Zutfen
(1958)–E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermdBorkeloBorkeloLitteratuur: S.J. van Veen, Bijdragen tot de geschiedenis van Borculo, Gelre XXI, 1918, blz. 1.Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK is een geheel vrijliggend laatgotisch gebouw. Fig. 11. Pl. XXVII afb. 70 afb. 71 afb. 72 afb. 73. Litteratuur: H.W. Heuvel, De Hervormde Kerk van Borculo, 1925; J.H. Hofman, Het oudeGa naar margenoot+ kerspel Borkelo in Archief Aartsbisd. Utrecht I blz. 179. De kerk bestaat uit een hoofdbeuk met een sluiting van drie achthoekszijden en eenGa naar margenoot+ smallere en lagere noorderzijbeuk tegen welks oostelijk einde zich de voormalige sacristie, thans consistoriekamer bevindt. Het meest westelijke vak van de middenbeuk | |
[pagina 30]
| |
is vrij wat dieper dan de overige, en springt een eind voorbij het westelijk einde van de zijbeuk. Uit de meest westelijke travee van het schip is een toren opgehaald, waarvan de muren rusten onderscheidenlijk op de westergevel van de hoofdbeuk, op twee muralen die langs noord- en zuidmuur zijn geslagen en op een brede gordelboog tussen dit vak en de overige. Muralen en gordelboog worden gedragen door vier pijlers in de hoeken van het westelijke vak. Ga naar margenoot+ De kerk is in hoofdzaak Fig. 11 Borkelo Hervormde kerk
van baksteen, formaat 27/28 × 13/13,5 × 6, maar aan de steunberen van de koorsluiting komen ook grotere stenen met een lengte tot 30 cm voor. Het metselwerk van van de twee meest westelijke vakken zo van de hoofd- als van de zijbeuk wijkt in karakter iets af van dat der oostelijke vakken. In de muren van deze westelijke traveeën komen ruiten en kruisen voor van verglaasde koppen met uitzondering van de zuidzijde. Slechts enkele onderdelen als de geprofileerde daklijsten zijn in zandsteen uitgevoerd. Ga naar margenoot+ Behalve de ingang in de toren, die bij de restauratie nieuw is gemaakt, bevindt zich nog een ingang van zandsteen met geprofileerde korfboog in de lage gevel van de noorderzijbeuk. Op de dagkant van een zandstenen lichtspleet van de trapkoker in de inspringende hoek op het westen komt het jaartal 1618 voor. De vensters van de meest westelijke twee vakken wijken in gedaante van bogen en dagkanten enigszins af van de oostelijke. Boven de gewelven van de zijbeuk is duidelijk op te merken, dat deze gelijk met de corresponderende vakken van de hoofdbeuk is opgetrokken. Ter plaatse van de knik in de oostgevel van de consistoriekamer is geen stootvoeg te bekennen. Ga naar margenoot+ Uit de geringe verschillen tussen de beide westelijke vakken en de oostelijke is op te maken dat deze niet gelijktijdig tot stand zijn gekomen. Wij menen te kunnen aannemen, dat het oostelijke gedeelte het oudste is. Voor de datering is de vorm van het gewelf in de koorsluiting van belang. De vorm, waarin het bij de restauratie nieuw is aangebracht, berust ongetwijfeld hierop, dat men van het oorspronkelijke, dat lang geleden verdwenen was, tussen de vensters telkens de aanzetten van twee ribben heeft gevonden. Daarmee lag de gedaante van het oorspronkelijke stergewelf nog niet geheel vast. Men kan ook tot een andere figuur komen dan die hier werd gekozen (verg. Ellekom), maar een stergewelf wijst in ieder geval op een vrij late periode, niet lang voor 1500. Het is dan ook niet ondenkbaar, dat het oostelijke deel is gebouwd ter gelegenheid van de verheffing van Borkelo tot een parochie. Het westelijke deel zal dan in de verdere loop van de 16e eeuw zijn aangebouwd. De segmentbogen, waarmee de galmgaten van de toren voor 1925 waren gedekt, doen vermoeden dat de toren niet ouder was dan het eind van de 16e eeuw. Ga naar margenoot+ In de vloer van de noorderzijbeuk ligt een zandstenen zerk van Gosewein van Raesfelt, drost van Borkelo, 1614. Voorts een aantal fragmenten van zerken, XVI en XVII en een altaarsteen. Ga naar margenoot+ In de toren hangt een klok van 114 cm middellijn met opschrift: Herman Epes Hendrick | |
[pagina 31]
| |
Koch Johan Robers Johan Sein Johan ten Over Viet Schomaker / H.V.D.F.H K / Hans Berman eft mich gegoten Anno Domini 1608 in Gades namen bin ich gefloten. Twee eendere zilveren avondmaalsbekers hoog 17 cm met de gegraveerde wapens-VanGa naar margenoot+ Limburg-Bronkhorst. Opschrift: Gehorende tot de Kerckt van Borculo. Merken: Zutfen, CL (Claes Luesinck Sr. of Jr.), jaarletter M. XVII B. Cat. Tentoonst. Gelders zilver Arnhem 1955 nr. 78. Twee schalen van 21,5 cm middellijn met gegraveerde wapens en merken als voren. Cat. Tentoonst. als voren nr. 79. Een vierkante schaal, 33,5 × 31,5 cm met oren in vrij grof kwabornament. Wapen, opschrift en merken als voren. Doopschotel van 31,5 cm middellijn. Wapen, opschrift en merken als voren. | |
Het hof te BorkeloS.J. van Veen, Gelre 1918 blz. 1 vlg.; Archief De Graafschap 1947 blz. 103 vlg.Ga naar margenoot+ De restanten van het slot bestaan uit een gedeelte van de kelderverdieping aan de voorzijde,Ga naar margenoot+ de gehele kelderverdieping van de rechtervleugel en het grootste deel van die van de achtervleugel, een en ander met buitenmuren ter zwaarte van 110 tot 130 cm en alles van baksteen met tongewelven. In de rechterhoek bevindt zich een gedeelte van de voet van de grote ronde toren, waarvan andere resten zijn gevonden toen aldaar een garage werd gebouwd. Deze ronde toren zal middeleeuws zijn geweest, de rest van de kelderruimten moet 16e-eeuws zijn en behoort kennelijk tot één periode. Op de restanten van het slot staan tans de cichoreifabriek van de gebrs. Schaars en een bijbehorend woonhuis. Een poortje in de trant van Hendrick de Keyser (pl. XXVIII afb. 77), afkomstig van het slot, staat tans voor de school in de Hofstraat.
WATERMOLEN. Op de Berkel staat een dubbele waterradmolen, eigendom van deGa naar margenoot+ gemeente Borkelo (pl. XXVII afb. 74). Het linkse molengebouw van baksteen heeft in ankers het jaartal 1742, het rechtse, forser van vorm met blokken en getoogde lateien van zandsteen en een geprofileerde bakstenen daklijst is eveneens XVIII.
Op het gemeentehuis bewaart men vier zilveren gildebekers, te weten:Ga naar margenoot+
Beker van 15,5 cm hoogte van het weversgilde met gegraveerd wapen van Borkelo en een schild met gekroonde weversspoel en jaartal 1656. Opschrift: Neringhe end Ehr kumpt allein van Godt de Heer. Merken: Zutfen, meesterteken CL (ongetwijfeld Claes Luesinck Sr. of Jr.). | |
[pagina 32]
| |
Beker van het snijdersgilde, hoog 14,5 cm met gegraveerd wapen van Borkelo en emblemen van het kleermakersgilde. Merken als voren. Cat. tentoonst. Gelders zilver Arnhem 1955 nr. 77.
Twee eendere bekers, hoog 10,2 cm van het brouwersgilde met gegraveerd wapen van Borkelo en emblemen van het brouwersgild. Onder de bodem opschrift: Dit wert verehert von Brouwersgilde 1662. Merken als voren.
Ga naar margenoot+ In het brandspuithuis op de wal zijn ingemetseld vijf maskers van zandsteen, waarschijnlijk XVI b, afkomstig van het voormalige stadhuis dat op de Markt ten noorden van de kerk was gelegen, en waarvan een waterverftekening op het Stadhuis wordt bewaard. In de zijgevel is een andere maskersteen ingemetseld, XVII A, welke omstreeks 1937 in de Hofstraat is opgegraven.
In de tuin van notaris G.D. Verwey, Needseweg B 44, bevindt zich de kuip van een romaanse Bentheimerstenen doopvont met een rankenfries en daaronder een versiering van palmetten (pl. XXIX afb. 84), volgens mededeling afkomstig uit Terborg. Dat deze doopvont oorspronkelijk tot de kerk van Terborg heeft behoord, is echter weinig aannemelijk, daar Terborg eerst in 1382 tot zelfstandige parochie werd verheven.Ga naar voetnoot1
Ga naar margenoot+ Aan de Lebbinkbeek ten z.w. van de stad ligt bij een brug de oude tolherberg DE LEBBINKBRUGGE. Litteratuur: Gelre XIV, 1911, blz. 246; Archief De Graafschap 1931 blz. 195-220 en 1939 blz. 213-221. Het huis ligt met zijn brede voorzijde aan de weg (pl. XXVII afb. 75) en heeft een deel tegen de achterzijde (pl. XXVIII afb. 76). Het rechtse gedeelte is opgetrokken van vrij grove baksteen (28 × 14 × 7) en bevat in de voorgevel drie oorspronkelijke kruiskozijnen van Bentheimersteen. De deur in het midden van de voorgevel, waarvan het houten kozijn de vormen van juistgenoemde stenen vensterkozijnen volgt, is bij de restauratie nieuw gemaakt ter vervanging van een 19e eeuwse deur. Het gedeelte links van de ingang is onderkelderd en boven de kelder opgetrokken van stijl- en regelwerk met vullingen van baksteen. Vóór de restauratie van 1939 was dit stijl- en regelwerk alleen aan de achterzijde aanwezig, bij deze restauratie is het aan de overige zijden gecompleteerd. Wat de deel aangaat, deze heeft in 1939 ook weer wanden van stijl- en regelwerk gekregen naar de aanwijzingen van een nog voorhanden bovenregel. De kelder heeft een bakstenen tongewelf. Het huis is tans als museum ingericht, als als hoedanig het in 1934 werd geopend. De inventaris bestaat uit voorwerpen die thuishoren in een oude landelijke woning. Het huis dagtekent kennelijk uit verschillende perioden. Ongetwijfeld is het stuk met de zandstenen vensterkozijnen het oudste, maar het is moeilijk te zeggen hoe oud dit wel zal zijn, te meer daar de mogelijkheid niet is buitengesloten, dat de kruiskozijnen en de baksteen van een ouder gebouw afkomstig zijn. Kozijnen als deze kunnen XV | |
[pagina 33]
| |
eeuws zijn, maar ook XVI en XVII. Baksteen van het hier voorkomend formaat is bepaald ouder dan XVII. | |
GeesterenDE HERVORMDE KERK is een éénbeukig gotisch gebouw, waarvan de toren eigendom is van de burgerlijke gemeente. Fig. 12; pl. XXVIII afb. 78 afb. 79 afb. 80 afb. 81-pl. XXIX afb. 83. A.H. Martens van Sevenhoven, De kerk van Geesteren in Gelre XXXV, 1939, blz. 154 en XLVI,Ga naar margenoot+ 1943, blz. 85. Fig. 12 Geesteren Herv. kerk
De kerk bestaat uit een toren, een éénbeukig schip en een wat smaller koor. Een kapelGa naar margenoot+ aan de zuidzijde van het koor is in 1837 weggebroken, bij de restauratie zijn de funderingen ontgraven en heeft men daarop de nieuwe consistoriekamer gebouwd. De | |
[pagina 34]
| |
dichtgemetselde boog, waarmee deze kapel uitkwam in het koor is inwendig nog te zien. Aan de overzijde is het meest westelijke vak van het koor steeds blind geweest, en moet dus de sacristie hebben gestaan, waarvan in het eind van de 16e eeuw sprake is. Hier is bij de restauratie het aanbouwsel voor de centrale verwarming gezet. Ga naar margenoot+ Kerk en toren bestaan in hoofdzaak uit baksteen van het formaat 26 × 12/13 × 6/6,5 cm. De zuidzijde van schip en koor, welke aan de weg zijn gelegen, zijn nagenoeg geheel met tufsteen bekleed, de noordzijde, die minder in het zicht kwam, slechts tot de halve hoogte. Ga naar margenoot+ De toren wordt door waterlijsten verdeeld in vier geledingen. Hij is gedekt met een zadeldak tussen twee trapgevels. Een gemetselde spiltrap die naar de beide eerste verdiepingen voert is aan de zuidzijde met drie zijden uitgebouwd. De toreningang is met een dubbel bovenlicht besloten in een ondiepe nis met ronde toog. Bij de restauratie is het bovenlicht op zonderlinge wijze verminkt; de bakstenen middelstijl en de twee segmentboogjes vervangen een middenstijl en rechte latei van natuursteen, terwijl een waterlijst boven de ingangsboog is verwijderd (pl. XXIX afb. 82 en 83). De beide bovenste geledingen hebben elk aan iedere zijde twee tweedelige galmgaten, behalve aan de noordzijde waar de spiltrap in de derde geleding maar één galmgat toeliet. Die aan de oostzijde van de derde geleding zijn vervallen toen zij bedekt werden door het dak van het huidige schip. De galmgaten van de derde geleding zijn spitsbogig, die van de vierde segmentbogig. De deelzuiltjes van de derde geleding vertonen vroeggotische vormen, die van de vierde de romaanse teerlingvorm. Bij de restauratie zijn zij nieuw gemaakt naar model van de toen voorhanden zuiltjes, behalve een enkel in de noordgevel van de derde geleding. In de derde geleding hebben de galmgaten van de westgevel een kwarthol-profiel, dat aan de andere zijden ontbreekt. Het schip heeft in het midden van elk der lange gevels een korfboogingang. De vensters boven deze ingangen zijn een weinig breder dan de overige van het schip. Gelijk meer in deze streek voorkomt is het middenvenster van het koor eveneens breder dan de overige en driedelig tegenover tweedelig. Bij het vervangen van de gietijzeren vensterramen door de zandstenen harnassen heeft men de aanwijzingen gevolgd van brokstukken, die onder de vloer werden gevonden. Het meest westelijke venster van de zuidgevel van het koor is dichtgemetseld terwille van de aangebouwde kapel op welker plaats nu de consistoriekamer staat. Ga naar margenoot+ De verdieping boven het torenportaal heeft vroeger een kruisgewelf gehad waarvan de moeten nog zichtbaar zijn. Waarom deze vensterloze ruimte gewelfd was, blijkt niet; er is geen enkele aanwijzing dat zij voor torenkapel bestemd is geweest. De spiltrap komt niet onmiddellijk uit in deze verdieping maar door een knik westwaarts in de dikte van de torenmuur. De nieuw aangebrachte gewelven van de kerk hebben zandstenen ribben en kluizen van ongepleisterde IJselsteen. Onder de vensters van het schip komen telkens twee spaarnissen voor aan iedere zijde van de ingangen. Het moderne orgel tegen de torenwand is aangebracht op een uitstek van gewapend beton. Ga naar margenoot+ Tegen de zuidmuur van de toren zijn twee stenen ingemetseld, die afkomstig zijn van het verdwenen knekelhuis. De een heeft het opschrift: ‘Anno 1633 Tredt hir bi ende segget mi wi dat hir bur ofte edelman si’, de ander de tekst Ezechiel 37 vs. 5, 6 en hetzelfde jaartal. Ga naar margenoot+ In het torenportaal is opgesteld een beschadigde grafzerk van Mechteld Splint † 1650 | |
[pagina 35]
| |
vrouw van jonker Reinier van Deuthe gen. Butke tot Mensingh gest. 1650, met alliantiewapens. In de toren hangt een klok van 129 cm middellijn met opschrift: Daniel Swave pastorGa naar margenoot+ tho Geisteren Georgen von Duthe gent. Budth zu Mensin und Oldenkampe. Lambert Bovinck Bernt Malrinck. Impius hanc sacram miles succendit ut aedem amisi sonitum in frustula busta meum 1586 Nunc renovata rudem clara voco voce popellum discat ut Aeterni dogmata sancti Dei 1591 Gerhardus Lansinck. De toren is kennelijk het oudste deel. Ondanks de vroeggotieke zuiltjes in de galmgaten van de derdeGa naar margenoot+ geleding en de romaanse teerlingvormen van de kapitelen der deelzuiltjes in de bovenste galmgaten menen wij dat de bouwtijd van de toren bezwaarlijk vroeger kan worden gesteld dan XIV. Koor en schip dragen het karakter van eind XV of begin XVI. Het is niet onwaarschijnlijk dat het koor een weinig eerder tot stand is gekomen dan het schip. De trapgevels moeten bij de herstellingen in de jaren 1627-'28 zijn gemaakt. Het geheel verbouwde huis E 13 vlak bij de kerk heeft nog een oude houten inrit metGa naar margenoot+ opschrift, merk en jaartal 1598. |
|