Tomben(1989)–Jan Kuijper– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] de tombe van joost van den vondel De mens eet wat hij is. Gulzig of kalm, de zangerige mond is altijd vol hersenen opgelepeld uit de bol. Is alles op, dan zijn ijdele galm en klare taal de tekenen van hol, fatsoenlijk gapen. Een laatste strohalm voor de -isten van zo'n goddeloze psalm is wel te vallen, maar niet uit de rol. Vereerd met zilveren bazuin en bom houden de handen beelden van het lot, zij heffen en zij dalen. Om en om twee kappersspiegels, het niets en het niets, de duizelende oneindigheid - die iets te raden overlaat. Het gat van God. Vorige Volgende