‘Ja, koorts,’ zegt Roos zacht.
Madelief is ook stil geworden. Ze schaamt zich een beetje. Ruzie
maken bij een zieke. Dat hoort niet.
‘Kom maar te voorschijn Jan-Willem,’ zegt ze. ‘We zullen zachtjes
praten.’
Jan-Willem gluurt voorzichtig boven de dekens uit om te zien of het
echt over is, de ruzie. Gelukkig, Madelief en Roos zitten vriendelijk naar hem
te kijken. Hij komt te voorschijn.
‘Zo Jan-Willem,’ zegt Roos zó zachtjes dat je d'r bijna niet horen
kan, ‘hoe voel je je nou?’
‘Ziek,’ zegt Jan-Willem even zacht.
Het wordt akelig stil in het kamertje. Het moet wel héél erg zijn
met Jan-Willem. Anders was het vast niet zo stil.
‘Je hebt zeker koorts,’ zegt Madelief met een benauwd stemmetje.
Jan-Willem knikt, want zo is het, hij heeft koorts.
‘Je wordt vanzelf weer beter,’ zegt Roos. Ze voelt met haar hand aan
zijn voorhoofd.
‘Heet?’ vraagt Madelief.
‘Voel maar,’ zegt Roos.
Madelief voelt. Ja hoor, Jan-Willems voorhoofd is gloeiend heet.
‘Dacht ik al,’ zegt ze bezorgd. ‘Laat je tong es zien.’
Jan-Willem steekt het puntje van zijn tong naar buiten.
‘Verder,’ zegt Madelief. Jan-Willem doet het.