Een portemonnee met beentjes
Roos leest voor. Jan-Willem en Madelief luisteren.
‘Er was eens een portemonnee die honger had.’
‘Watte?’ vraagt Jan-Willem verbaasd.
‘Die portemonnee had honger,’ zegt Roos. Ze kijkt van haar boek
op.
‘Een portemonnee eet toch niet,’ zegt Jan-Willem.
‘Jawel,’ zegt Madelief. ‘Geld. Een portemonnee eet geld.’
‘Wat een onzin,’ zegt Jan-Willem.
Roos kijkt ongeduldig in het rond. ‘Ik ga verder,’ zegt ze.
‘Zijn baasje gaf hem niets te eten. Daarom ging hij zélf maar op
stap.’
‘Hahaha,’ lacht Jan-Willem. ‘Een portemonnee met beentjes.’
‘'t Is toch maar een verhaaltje,’ zegt Madelief boos. ‘Hou je mond
nou.’
‘Maar hoe hij ook zocht, nergens kon hij eten vinden.’
‘Tuurlijk niet,’ bromt Jan-Willem. Maar Madelief kijkt hem zó kwaad
aan dat hij gauw zijn mond houdt.
‘Vlak naast de portemonnee liep een magere man. De man liep gebogen,
met zijn gezicht naar de grond. Net of hij iets zocht. “Meneer,” vroeg de
portemonnee, “kunt u mij zeggen waar ik geld kan vinden? Ik heb zo'n
honger.”’