Raadsel
‘Hé mamma, win jij wel eens met schaken?’ vraagt Madelief.
‘Jazeker,’ zegt haar moeder. ‘Van Wim win ik bijna altijd.’
‘En van Kees?’ vraagt Madelief.
‘Daar verlies ik altijd van.’
Madelief bekijkt haar moeders gezicht. ‘Vind je dat niet erg?’
vraagt ze.
‘Jawel. Maar dan zeg ik tegen mezelf: de volgende keer win ik.’
‘Dan moet je gewoon vals spelen,’ vindt Madelief.
Haar moeder lacht. ‘Dat is ook een idee,’ zegt ze. ‘Moet je
luisteren, ik heb een raadsel.’
‘Zeg maar.’ Madelief trekt rimpels in haar voorhoofd. Ze heeft
eigenlijk een hekel aan raadsels, want ze weet er nooit een.
‘Heel goed luisteren hoor. Als ik altijd van Wim win en van Kees
verlies, wie wint er dan als Kees en Wim tegen elkaar spelen?’
Er komen nog meer rimpels in Madeliefs voorhoofd. Hoe kon je dat nou
weten?
‘Dan moet ik ze eerst een keer zien spelen,’ zegt ze
verontwaardigd.
‘Nee, je kunt het zó weten. Zal ik het nog een keer zeggen?’
Madelief luistert zo goed als ze kan. Maar ze snapt