Een druk
‘Zijn die visjes nou nóg niet geboren?’ vraagt Madelief. Ze tuurt in
het aquarium.
‘Nee,’ zegt Jan-Willem. ‘Dat duurt zo lang, daar kan je niet op
wachten.’
Tsjonge, die moedervis is dik, die barst zowat.
‘Hoe komen ze d'r eigenlijk uit?’ vraagt Madelief.
‘Gewoon zoals... zoals,’ Jan-Willem kijkt om zich heen. ‘Ze worden
uitgepoept,’ zegt hij dan.
Madelief kijkt hem aan of zij de koningin is en Jan-Willem een
lakei.
‘Durf je dat niet te zeggen, schijtert?’ zegt ze deftig.
Jan-Willem kijkt weer om zich heen, om te zien of zijn moeder het
niet hoort. Maar nee, hij hoort haar zingen in de keuken.
‘Je durft zeker ook niet te vrijen?’ zegt Madelief. Ze zit nu zo
dicht bij het aquarium dat haar neus het glas raakt.
‘Vrijen?’ vraagt Jan-Willem.
‘Ja. Zó.’ Madelief pakt zijn hoofd en zoent hem.
Jan-Willem is plotseling knalrood. Zijn brilletje staat scheef op
zijn neus.
‘O, dat,’ zegt hij onverschillig.
‘Hé, die vis heeft een sliert aan zijn buik hangen, wat is dat
nou?’
Jan-Willem kijkt. ‘Dat weet je best,’ zegt hij een beetje kwaad.