De slak
‘Kijk es, wat een mooie slak.’ Roos houdt het beest voor Jan-Willems
gezicht.
‘Als je daar zout op doet,’ zegt Jan-Willem, ‘dan knettert het.’
‘Ja, als je het maar laat,’ zegt Roos. ‘Daar gaat ie dood van.’
‘Wat knettert dan?’ vraagt Madelief.
‘Die slak natuurlijk,’ zegt Jan-Willem.
‘Daar snap ik niks van,’ zegt Madelief. ‘Je kletst weer es.’
‘Helemaal niet,’ zegt Jan-Willem verontwaardigd. ‘Als je d'r zout op
doet, dan komen d'r belletjes en dan knettert ie helemaal weg.’
‘Zullen we in de bouw gaan spelen, kan je lachen,’ vraagt Roos. Ze
doet al een stapje in de richting.
‘Dat wil ik zien,’ zegt Madelief. ‘Kom. Gaan we zout halen.’
Jan-Willem en Madelief rennen naar Madeliefs huis. Even later komen
ze terug. Roos staat er nog steeds.
‘Waar is de slak?’ roept Madelief.
‘Weet niet,’ antwoordt Roos. ‘Weggelopen zeker.’
Madelief en Jan-Willem zoeken in het gras en vinden hem. Jan-Willem
houdt hem vast. Madelief strooit er zout op.
De slak schrikt zich een ongeluk. Hij trekt zich zover