Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen
(1908)–Wilhelmus Johannes Kühler– Auteursrecht onbekendWilhelmus Johannes Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen. W. Nevens, Rotterdam 1908
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het proefschrift Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen van Wilhelmus Johannes Kühler uit 1908.
redactionele ingrepen
p. 1: in het origineel is een gedeelte van de tekst slecht leesbaar. In deze digitale editie is ‘[...]’ geplaatst.
p. 353: de voetnoot op deze pagina is opgenomen in de lopende tekst. Hierdoor is de betreffende pagina komen te vervallen.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. π2, II, IV, VI, XII, XX, 6, 338, 340, 364 en 382) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. π1)]
JOHANNES BRINCKERINCK EN ZIJN KLOOSTER TE DIEPENVEEN.
W.J. KÜHLER.
[pagina I]
JOHANNES BRINCKERINCK EN ZIJN KLOOSTER TE DIEPENVEEN.
[pagina III]
JOHANNES BRINCKERINCK EN ZIJN KLOOSTER TE DIEPENVEEN.
ACADEMISCH PROEFSCHRIFT
ter verkrijging van den graad van
DOCTOR IN DE GODGELEERDHEID,
AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM,
op gezag van den Rector-Magnificus
Dr. H.T. KARSTEN,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE,
in het openbaar te verdedigen
op Donderdag 3 December 1908, te 3 uren,
IN DE AULA DER UNIVERSITEIT
DOOR
WILHELMUS JOHANNES KUHLER,
GEBOREN TE AMSTERDAM,
PREDIKANT TE LEIDEN.
ROTTERDAM
W. NEVENS
1908
[pagina XIII]
INHOUD.
INLEIDING.
(blz. 1-5).
Belangrijkheid van het onderwerp (blz. 1 v). Rechtvaardiging van den titel (blz. 3). Verdeeling der stof (blz. 3 v).
EERSTE HOOFDSTUK.
Johannes Brinckerinck en de zijnen vóór de stichting van Diepenveen.
(blz. 7-49).
Zijn geboorte (blz. 9). Zijn jeugd en schooljaren, zijn aanleg tot devotie (blz. 9-11). Hij komt in aanraking met Gerrit de Groote (blz. 11-13). Vergezelt dezen op diens prediktochten (blz. 13-15). Invloed van De Groote op hem (blz. 15-17). Het preeken wordt De Groote belet (blz. 17 v). Zijn dood (blz. 18). Brinckerinck onder de Broeders des gemeenen levens (blz. 19 v). Toestand der devoten (blz. 21 v). Brinckerinck werkzaam buiten Deventer, te Windesheim (blz. 22). Hij wenscht daar kloosterling te worden (blz. 23 v). Hij komt in kennis met Zwedera van Runen (blz. 24). Haar vroegere levensgeschiedenis (blz. 24-27). Brinckerinck haar leidsman (blz. 27). Zij ruilt haar huis voor dat der Broeders (blz. 28). Brinckerinck denkt er opnieuw over, naar Windesheim te gaan (blz. 28 v). Hij wordt naar Mariënborn gezonden en helpt dit klooster bouwen (blz. 29). Ook hier verkrijgt hij geen plaats (blz. 30). Ziekte en dood van Van den Gronde (blz. 30-32). Brinckerinck in zijn plaats gekozen als rector van
[pagina XIV]
Meester-Geertshuis (blz. 32 v). Deze stichting in verval (blz. 33). Welgeslaagde hervorming door Brinckerinck (blz. 33-37). Zijn arbeid voor de vier andere zusterhuizen en zijn invloed buiten Deventer (blz. 37 v). Tegenstand door hem ondervonden en de wijze waarop hij dien bestrijdt (blz. 38-40). Zijn preeken (blz. 40 v). Behalve Zwedera van Runen nog andere aanzienlijke vrouwen onder zijn leiding (blz. 41). Jutte van Ahuis (blz. 42 v). Haar samenwonen met Zwedera (blz. 43 v). Deze vooral wenscht in Meester-Geertshuis te worden opgenomen (blz. 44). Zij kan dit niet verwerven (blz. 45). Elsebe Hasenbroecks (blz. 46 v). Ook zij toont dezelfde gezindheid (blz. 48). Besluit van Brinckerinck om een klooster te stichten (blz. 48 v).
TWEEDE HOOFDSTUK.
De uitwendige geschiedenis van het Klooster.
(blz. 50-133).
Voorstel van Brinckerinck aan de zusters van Meester-Geertshuis (blz. 50 v). De voor het klooster bestemde plaats te Diepenveen (blz. 51 v). De zusters zelven bewerken den bodem in zwaren arbeid (blz. 52-54). De eerste bewoonsters (blz. 54 v). Bij den bouw helpen leekebroeders en werklieden (blz. 55 v). Geldelijke steun, vooral van Zwedera van Runen (blz. 56-58). Men komt tot eenigen welstand (blz. 58). De verhouding tot Meester-Geertshuis (blz. 59 v). Diepenveen zelfstandig (blz. 60 v). Het doel is, dat het een klooster wordt van de Windesheimsche Vereeniging (blz. 61). Gunstige beschikkingen van bisschop Frederik van Blankenheim (blz. 61-63). Het geestelijk gezag, waaronder Diepenveen staat (blz. 63). Het kapittel van Deventer verleent medewerking (blz. 64). Kapel en kerkhof gewijd (blz. 64). Geschillen met den magistraat en den proost van Deventer (blz. 64-66). Het kapittel van Windesheim geeft toestemming (blz. 66). De rector der Mariakerk eveneens (blz. 66 v). Inkleeding der twaalf eerste zusters (blz. 67-69). Diepenveen een besloten klooster (blz. 69 v). Vóór het kapittel van Windesheim het inlijft, moeten de gebouwen aan bepaalde eischen voldoen (blz. 70). De steenen kerk gebouwd en gewijd (blz. 71 v). Diepenveen ingelijfd (blz. 72). Beschrijving van het klooster (blz. 73-78). De
[pagina XV]
gevolgen der incorporatie: 1. De verhouding, waarin het afzonderlijke klooster tot het kapittel komt (blz. 78-82). a. Diepenveen zendt geen afgevaardigde naar het generaal kapittel (blz. 78). b. Nauwe betrekking tot Windesheim (blz. 79-81). c. De jaarlijksche visitatie (blz. 81 v). 2. De ‘Constitutiones’ van het kapittel voor de vrouwenkloosters ook te Diepenveen grondwet (blz. 82-103). Reguliere kanunnikessen der orde van St. Augustinus (blz. 83). De verschillende soorten van zusters te Diepenveen: a. De nonnen (blz. 83 v). Haar kleederdracht (blz. 84-86). Uit haar midden het bestuur gekozen (blz. 86). De priorin; haar benoeming, hare rechten en plichten (blz. 87-90). De suppriorin (blz. 90 v). De procuratrix (blz. 91 v). b. De conversinnen (blz. 92-94). Zij vervullen verschillende der overige betrekkingen (blz. 94). De kelderwaarster, de reventerwaarster (blz. 94). De ziekenwaarster (blz. 94 v). De kleederwaarster (blz. 95). De kostersche (blz. 95 v). De voorzangster (blz. 96). De boekenbewaarster (blz. 96 v). c. De ongekleede zusters (blz. 97). d. De buitenzusters, de familiaren en donaten (blz. 97-99). De streng afgezonderde mannelijke bevolking (blz. 99). De rector en zijn werkkring (blz. 99-102). De onder hem staande broeders (blz. 102 v). De kloosterbevolking, wat het aantal betreft (blz. 103-107). De maatschappelijke stand der zusters; hare herkomst (blz. 107). Bezittingen en inkomsten van het klooster (blz. 107-116). Landbezit (blz. 109-113). Renten (blz. 113 v). Tienden (blz. 114 v). Nauwkeurig beheer (blz. 115 v). Data en fata uit de geschiedenis van Diepenveen (blz. 117-133). Het klooster tijdens het Interdict van 1425-1432 (blz. 117-119). Bezoek van Nicolaas van Cusa (blz. 119). Groote sterfte in 1452 (blz. 119 v). Schade bij het beleg van Deventer in 1456 (blz. 120-122). Nog grootere sterfte in 1503 (blz. 122 v). Moord en doodslag in het klooster (blz. 123 v). De rust niet gestoord tijdens de eerste jaren der Hervorming (blz. 124 v). Maatregel ter bescherming van het klooster in 1566 (blz. 125). De verwoesting in 1578 (blz. 125 v). De zusters betrekken het Minderbroedersklooster te Deventer (blz. 127 v). Zij gaan over naar Meester-Geertshuis en vervolgens naar Brandeshuis (blz. 129). De bezittingen vervallen aan Deventer (blz. 130 v). De zusters sterven uit (blz. 130). Laatste overblijfselen van het klooster (blz. 131-133).
[pagina XVI]
DERDE HOOFDSTUK.
De inwendige geschiedenis van het Klooster.
(blz. 134-304).
I.
Het gaan ten klooster.
(blz. 134-165).
De profetie van Gerrit de Groote bewaarheid (blz. 134 v). Zedelijke ernst en vrome zin, door hem gewekt (blz. 135 v). Een aantal devote vrouwen zoekt zielsrust te Diepenveen (blz. 136). De redenen, waarom zij naar het klooster gaan (blz. 137-156). 1. Geloften van ouders voor hunne kinderen (blz. 137). Gevolgen daarvan (blz. 138). 2. Teleurstellingen en smarten; de ruwheid van het middeleeuwsche leven: Beatrix van der Beeck (blz. 138-140). - Het innerlijk leven: 3. Vrees voor de eeuwige straf (blz. 140 v). Katharina van Naaldwijk (blz. 141-144). 4. Begeerte der eeuwige zaligheid (blz. 145). Beide gaan samen: Souken van Dorsten (blz. 146 v). 5. Liefde tot het kloosterleven (blz. 147 vv). a. Zij is soms zeer zwak: Jutte van Kuilenburg e.a. (blz. 148). b. Zij is rein en sterk: Truken van der Beeck (blz. 149 v). c. Zij wordt een hartstochtelijk verlangen, dat niets ontziet: Elizabeth van Heenvliet (blz. 150-156). Tegenstand en hulp, aan toekomstige kloosterzusters geboden: Mette van Linbeck e.a. (blz. 156-158). De smart in vele gezinnen en hoe men te Diepenveen daarover denkt (blz. 159 v). De jeugdige leeftijd van verschillende zusters (blz. 160 v). De inkleeding na korter of langer tijd (blz. 161 v). De plechtigheden daarbij (blz. 162 v). De proeftijd (blz. 163 v). De profcssie (blz. 164 v).
II.
Leiding en Vorming in het Klooster.
(blz. 165 -.
a. De beide voorname leiders van het klooster.
1. Johannes Brinckerinck. Zijn omgang met de zusters: vrees voor vrouwen (blz. 165 v). Ontzag, dat hij inboezemt (blz. 166). Zijn strengheid voor zichzelven en voor anderen
[pagina XVII]
(blz. 167). Zijn groote menschenkennis (blz. 167 v). Zinrijke handelingen (blz. 168). Zijn liefde en toewijding (blz. 169). Zijn godsvrucht (blz. 169-171). Hij is man der practijk, geen mysticus (blz. 172-174). Zijn practische opvatting ook van de ascese (blz. 174 v). Schaduwzijden (blz. 175-177). Zijn prediking voor de zusters (blz. 177-181). De opwekking tot zedelijken ernst daarin (blz. 181-183). Overzicht en karakteristiek van Brinckerinck's ‘collatiën’ (blz. 183-196). - Zijn veelomvattende taak (blz. 197 v). De bejegening, die hij buiten het klooster ondervindt (blz. 198). Zijn plan voor de toekomst (blz. 199). Zijn ziekte en dood (blz. 199 v). Hij wordt te Diepenveen begraven (blz. 200 v). Blijvende invloed, door hem daar geoefend (blz. 201 v).
2. Salome Sticken. Geen volledige biographie; alleen het kenmerkende (blz. 202 v). Haar jeugd en haar bekeering (blz. 203-208). Haar leven in Meester-Geertshuis (blz. 209-212). Zij komt te Diepenveen (blz. 213). Daar wordt zij de leidsvrouw (blz. 214 v). Zij is het zuiverste type van de devote kloosterzuster harer dagen (blz. 216 v). Haar mysticisme (blz. 217-220). Eigenaardige monastieke geest onder hare leiding (blz. 221-223). Door haar invloed het aantal zusters vermeerderd (blz. 224 v). Haar liefdadigheid (blz. 225). Na een lang bestuur treedt zij af (blz. 226 v). Haar laatste levensdagen (blz. 227 v).
b. De instellingen voor de vorming der zusters in het klooster.
De clausuur; de bijna volstrekte afzondering van de wereld (blz. 228-230). Gevolgen daarvan (blz. 230-233). De indeeling van den dag (blz. 233-238). Het zwijgen (blz. 238 v). Kapittel houden (blz. 239 v). De straffen (blz. 241-243). De kloosterschool (blz. 243-245). De bibliotheek (blz. 245-252). Enkele gebruiken en plechtigheden (blz. 252-254).
III.
Het geestelijk leven der zusters.
(blz. 254-304).
De menigte der kloosterlingen; niet allen even voortreffelijk (blz. 254-256). Het verkeer met de onzienlijke wereld voortdurend gezocht (blz. 256 v). Onderwerping aan de Kerk en hare leer
[pagina XVIII]
(blz. 257). Het leerstuk der Drieëenheid (blz. 257). Onbewuste verwarring van den tweeden persoon der Triniteit met den eersten (blz. 258). Geloofsovertuiging betreffende de Voorzienigheid; vrome gezindheid en naïeve opvattingen; overspanning (blz. 258-263). Christus; vrees voor den rechter (blz. 263 v) en liefde tot den Zaligmaker (blz. 264). Het overdenken der passie; mysticisme (blz. 264-266). Het sacrament des altaars (blz. 267). Vereering van Maria (blz. 267-269); van de heiligen (blz. 269 v) en van hunne reliquieën (blz. 270 v). Engelen en visioenen (blz. 271-274). Geestverschijningen van afgestorvenen (blz. 274-276); hulp aan zielen in het vagevuur gebracht (blz. 276 v). Het geloof aan den duivel (blz. 277-280). - De wereldverachting der zusters (blz. 280 v). Nochtans is over het geheel haar vroomheid niet somber (blz. 281 v), al komen onder haar bekommerden en angstvalligen voor (blz. 282). Het aardsche niet heiligen, maar vernietigen (blz. 282 v). De drieledige gelofte: 1. De kuischheid (blz. 283-285). 2. De armoede (blz. 285). Bij uitbreiding hiertoe te brengen de sobere levenswijze, de ascese (blz. 285-289). 3. De gehoorzaamheid (blz. 289 v). Ook hier de verdere uitbreiding: opzettelijke zelfvernedering in gedachte, woord en daad (blz. 290-292). De godvruchtige stemming verhoogd door het gebruik van ‘rapiaria’ (blz. 293). ‘Goede punten’, ‘testamenten’, enz. (blz. 293 v). - Liefde tot den naaste (blz. 294). Weldadigheid (blz. 295). De naasten zijn in hoofdzaak de medekloosterlingen (blz. 295 v). Er heerscht te Diepenveen een goede geest (blz. 296). De schaduwzijde ontbreekt niet geheel (blz. 296 v). - De kunde en ontwikkeling der zusters (blz. 297). Het koorgezang (blz. 298). Haar schrijfwerk (blz. 298 v). Te boek gestelde preeken (blz. 299). De kloosterkroniek (blz. 299-301).
Diepenveen bereikt zijn hoogsten bloei in de eerste helft der vijftiende eeuw (blz. 301). Daarna stilstand; het klooster behoudt echter tot het einde zijn goeden naam (blz. 301). Teekenen van achteruitgang (blz. 302). Waardeering van het leven en streven der zusters (blz. 302-304).
VIERDE HOOFDSTUK.
Invloed naar buiten.
(blz. 305-337).
De noodzakelijkheid om een beperkende keuze te doen
[pagina XIX]
(blz. 305). Op drieërlei gebied heeft Diepenveen invloed geoefend: 1. Op de buitenwereld (blz. 306-311). De aanblik van het klooster (blz. 306 v). Invloed van de zusters vóór de insluiting van 1408 (blz. 307 v). Daarna slechts weinig verkeer (blz. 308). Het spreekvenster (blz. 308 v). Brieven (blz. 309 v). Het uitleenen en schrijven van boeken op bestelling (blz. 310). Of ook aan niet-kloosterlingen onderwijs is gegeven (blz. 310 v). 2. Invloed op de devoten, met name op de zusterhuizen (blz. 311-319). De opwekkingen van Salome Sticken (blz. 311). Haar ‘Vivendi formula’ (blz. 312 v). Het uitzenden van zusters (blz. 313 v). Ongekleede zusters die a. de leiding van een huis op zich nemen: Fije van Reeden te Xanten (blz. 314 v). Zij wordt voor de Inquisitie te Keulen gedaagd (blz. 315 v). b. Anderen vormen vergaderingen tot kloosters: de drie zusters, die te Tienen en te St. Truyen werkzaam zijn (blz. 316-319). 3. Invloed op de kloosterwereld: het inrichten en hervormen van kloosters (blz. 319-336). De zeventien geestelijke huizen, die hulp en leiding uit Diepenveen ontvangen (blz. 319). Enkele kenmerkende bijzonderheden (blz. 320), wat betreft Jeruzalem bij Utrecht (blz. 321), Bethanië bij Arnhem (blz. 321-324), Klaarwater bij Hattem (blz. 324-326) en andere kloosters. - Eéne hervormings-geschiedenis in haar geheel: die van Hilwartshuizen aan de Weser (blz. 326 vv). De vroegere geschiedenis van dit klooster (blz. 326-328). Twee pogingen tot hervorming mislukken (blz. 328 v). De bevindingen en de resultaten van de drie zusters uit Diepenveen (blz. 329-335). De laatste poging van Cecilia van Marick (blz. 335 v). Besluit (blz. 336 v).
BIJLAGEN.
(blz. 339-380).
Blz. | ||
---|---|---|
I. | De bronnen voor de geschiedenis van Diepenveen | 341-353. |
II. | Over het jaar waarin Diepenveen is gesticht | 354-359. |
III. | De ‘Vivendi Formula’ van Salome Sticken (met facsimile) | 360-380. |
Register | 381-392. |
[pagina 396]
Electrische Drukkerij
D.P. BRANDENBURG & Co.
Bellevoysstraat 17, Rotterdam.