| |
| |
| |
II.
Sint-Nicolaas.
Eenigen tijd later - de school was weer begonnen - sloeg het weer eensklaps om, tot groote verademing van de meeste menschen, want die warmte was haast niet om uit te honden geweest.
Het was Woensdag. Frank en Kitty waren bij een kennisje gevraagd, en Betty zat gezellig met Juf in de leerkamer aan haar kleedje te werken.
Het stortregende en de straten waren zoo goed als verlaten, maar zoo naar als 't buiten was, zoo prettig was 't binnen in de warme kamer.
‘Juf,’ zei Betty, opziend van haar handwerk, ‘hoor eens!’
‘Wat is er, kind?’
‘U weet wel, dat ik al een heele poos niet meer omga met Marie Dubois?’
‘Ja zeker weet ik dat. Maar toen ik je er eens naar vroeg, gaf je me zoo'n ontwijkend antwoord, en dacht ik, dat je er liever niet over spreken wou!’
| |
| |
‘Ja toèn,’ zei Betty haastig, ‘maar zal 'k 't u nu vertellen?’
Zonder antwoord af te wachten begon ze haar verhaal.
Wat er dan wel gebeurd was?
Betty was sedert geruimen tijd vriendin met Marie Dubois en kwam er dikwijls aan huis. Mijnheer en Mevrouw waren heel aardige menschen; behalve Marie hadden ze nog een zoontje. Betty was eigenlijk een beetje bang voor Mevrouw, die heel groot en forsch was en iets beslists in haar stem en manieren had, zoo iets van, ìk zeg 't en daarmee uit!
Verleden jaar, een paar dagen vóór St. Nicolaas, had Betty Marie Dubois thuisgebracht en was ook met haar mee naar boven gegaan om een boek uit te zoeken, dat ze te leen zou krijgen. Die boekenkamer van Mijnheer Dubois was een genot voor haar. Van alles was er, en daar de twee kinderen veel ooms, tantes en neven hadden, werd de schat telkens belangrijk vergroot, want Marie en haar broertje hadden steeds boven aan hun verlanglijstjes eenige boeken staan.
Maar dien dag, vóór ze naar boven gingen, ontdekte Betty in de tusschenkamer, die aan de huiskamer grensde, op den vloer eenige kleerbakken, volgestapeld met allerlei pakjes.
‘O Marie, kijk eens, wat is dat?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Dat? o, dat zijn de pakjes voor Sint-Nicolaas.’
| |
| |
‘Wat een hoop,’ zei Betty begeerig.
‘Dat moet wel, want we hebben zoo'n verschrikkelijk groote familie! Mama is er wel een week mee bezig geweest, want je moet denken, om elk cadeautje zitten wel twintig papieren en bij elk pakje is een versje.’
‘Toe, mag ik ze eens bekijken?’ vroeg Betty verlangend.
‘De cadeautjes? Ben je wel dwaas? We zijn blij, dat ze allemaal kant en klaar zijn!’
‘Neen, de pakjes, meen ik,’ drong Betty aan.
‘Ja, ga je gang maar, dan kijk ik intusschen eens, hoeveel ik vanavond te doen heb,’ en Marie begon haar boeken uit te pakken.
Betty had het zich geen tweemaal laten zeggen. Nieuwsgierig bekeek en bevoelde ze alle pakjes, las alle adressen en opschriften, die soms allergrappigst waren, en haalde in 't kort den geheelen boel verschrikkelijk door elkaar.
Er werd gebeld. Marie, die ‘zoo'n nare taalles’ voor 's avonds nakeek, hoorde niets, en Betty natuurlijk ook niet.
De deur ging open en Mevrouw Dubois kwam binnen.
Marie kreeg eensklaps een gevoel, of ze wat verkeerds gedaan had en Betty kwam met een hoogroode kleur uit de tusschenkamer.
‘Dag meisjes,’ zei Mevrouw opgewekt, ‘wat heb jullie? Je bent zoo stil! Er is toch niets gebeurd?’
| |
| |
Al pratende ging Mevrouw naar de andere kamer, om haar goed af te leggen, en zag daar alle pakjes verspreid en onder en boven elkaar liggen.
Met een kleur van boosheid keerde ze zich om en vroeg: ‘Wie is er aan de pakjes geweest? Jij, Marie?’
‘Neen Ma, maar Betty vroeg, of ze....’
‘Hoe durf je zoo onbescheiden zijn, Betty?’ vroeg Mevrouw boos. ‘Ik vind 't heel ongepast van je, hoor! Kijk nu eens, hoe die pakjes door mekaar zijn gehaald, terwijl ik nog wel de breekbare en de chocolade expres bovenop had gelegd!’ En zich tot Marie wendend, ging ze op denzelfden ontstemden toon voort: ‘Ik ben heel boos op jou, Marie! want je wist heel goed, dat 'k niet hebben wou, dat er iemand aan de pakjes kwam!’
Betty, erg beschaamd, was stil de kamer uitgeslopen en de trap af naar buiten.
Toen ze den volgenden morgen op school kwam, had ze natuurlijk dadelijk aan Marie gevraagd, hoe 't afgeloopen was.
‘Mama was zoo boos,’ vertelde Marie. ‘Ik krijg nu dat boek niet, je weet wel, “'t Wonderland”, dat ik zoo graag hebben wou, en jij moogt niet meer bij ons komen, vóór je aan mama excuus gevraagd hebt. Maar 't ergste is, dat er een fijn beeldje van biscuit gebroken is, dat papa aan mama wou geven, en bijna al de chocolade, die voor de huisgenooten bestemd was, want die had mama natuurlijk niet zoo stevig ingepakt!’
| |
| |
Marie zweeg en Betty zei: ‘'t Spijt me zoo, dat jij je boek nu niet krijgt! O, wat 'n ongeluksdag is dat geweest!’
De meisjes praatten er nog over, tot de bel ging, en om twaalf uur begonnen ze er weer over. Maar hoe Marie ook praatte en betuigde, Betty was niet te bewegen geweest, om Mevrouw excuus te gaan vragen.
‘Maar net zoo goed als je tegen mij zegt, dat het je spijt, kun je 't toch ook aan mama zeggen,’ meende Marie. ‘Dan komt alles in orde?’
‘Neen,’ had Betty volgehouden, ‘'t is lang niet 't zelfde! Je Mama is zoo driftig en - nou - ik ben bang voor haar. Daarbij 't is eigenlijk heelemaal mìjn schuld niet, want jìj hebt gezegd, dat 't mocht!’
Het eene woord had 't andere uitgelokt, zoodat de meisjes boos van elkaar waren gegaan. En nu was 't wéér bijna Sint-Nicolaas, en nòg was 't niet goed tusschen haar!
‘En ziet u, Juf,’ eindigde Betty, ‘toen u ons dat verhaal deedt van uw koppigheid, kreeg 'k toch ineens zoo'n erg berouw. Ik had er wel allang spijt van gehad, maar hoe langer 't duurde, hoe moeilijker ik er toe kwam, en nu is Marie vriendin geworden met Corrie van Heukelom, en zal ze wel niets meer om mij geven!’
Een poos zwegen Juf en het meisje, en werkten ze voort aan haar kleedjes. Eindelijk begon Juf weer:
| |
| |
‘Betty ik heb wat bedacht! Hoeveel geld heb je nog in je spaarpot?’
‘'k Geloof, nog bijna tien gulden, Juf, maar wat zou dat?’ vroeg Betty verwonderd.
‘Kijk, als je nu eens voor Mevrouw Dubois een mooi beeldje kocht? Biscuit is zoo duur niet; je hebt nu nog twee maanden den tijd, dan krijg je ook weer aan zakgeld twee gulden erbij. - Voor mama heb je al dit kleedje. Nu, als de cadeaux voor papa en de kinderen eraf zijn, houdt je nog genoeg over voor een mooi beeldje. Als we er dan nog een aardig versje bij bedenken en er een geheimzinnig pakje van maken, komt misschien alles in orde, hè? Zullen we dat saampjes eens bedisselen?’ vroeg Juf hartelijk.
‘O, Juffie! wat bent u toch lief!’ riep Betty uit. ‘Ik vind 't zoo'n vreeselijk aardig plannetje! Wanneer gaan we erop uit? Zaterdagmiddag?’
‘Wel neen, kind,’ zei Juf lachend, ‘we hebben nog twee maanden den tijd, hoor! En tegen Sint-Nicolaas komen de mooie, nieuwe dingen pas in de winkels, weet je! Maar daar hoor ik de kinderen thuiskomen! Is het dan al zóó laat?’
En waarlijk, 't was reeds bij half zes geworden.
Frank en Kitty kwamen opgewonden van pleizier de kamer binnen.
‘O Juf, Betty, we hebben zoo'n pret gehad! Verbeeldt je, Beppie had een nieuwen kookkachel gekre- | |
| |
gen, en we hebben flensjes gebakken en pudding! Er brandde heusch vuur, Juf, allemaal zùlke kleine steenkooltjes!’
‘Ja,’ zei Frank, ‘wìj hebben ook meegespeeld. Mevrouw zei, dat koken wàt prettig was en dat jongens best mee konden doen! Wat hèbben we gegeten! 't Was echt lollig!’
‘Frank! je weet wel, dat je dat woord niet zeggen moogt!’ bestrafte Juf hem. Maar hij had nog zóó'n pleizier, dat hij er zich niet veel van aantrok.
Een week vóór Sint-Nicolaas ging Juf met Betty naar de stad. Juf had met een enkel woordje de zaak aan Mevrouw verteld, en die zou dan met Frank en Kitty uitgaan, want Betty was erop gesteld, om 't heelemaal alleen met Juf te doen.
Het was zoo gezellig in de stad. De winkels waren prachtig en er was zóóveel te zien!
Voor een winkel in de Kalverstraat bleven ze staan. ‘Hier heb ik verleden week zulke mooie beeldjes voor 't raam gezien,’ zei Juf. ‘Er stonden geen prijzen bij, maar zullen we er eens in gaan, dan kunnen we er naar vragen?’
In den winkel was 't stampvol. Ze liepen dus maar eens door, overal stil staande, om te kijken. ‘O, Juf, kijk eens wat beeldig,’ riep Betty eensklaps uit. Juf kwam aangeloopen en samen bewonderden ze de aar- | |
| |
dige beeldjes van biscuit, die op een tafel uitgestald waren. Het eene was haast mooier dan het andere. ‘O Juf, ik kan heusch niet kiezen!’ zuchtte Betty. ‘Ze zijn allemaal zoo lief!’
Een winkeljuffrouw kwam en noemde de prijzen. Dat maakte de keus ineens veel gemakkelijker, want enkele waren zóó duur, dat Betty's beursje er niet over dènken kon! Eindelijk viel de keus dan op een snoeperig klein jongetje, dat alleen een hemdje aan had en zijn onschuldig, lief gezichtje aandachtig in een spiegeltje bekeek. ‘Vindt u dit niet doddig, Juf?’ vroeg Betty verrukt. Juf knikte lachend van ja. Er was ook een meisje, dat heel elegant een kan in de hoogte hield, net of ze eruit schenken wou. ‘Dat is een Hebe,’ vertelde Juf. ‘Die vind ik haast nog mooier dan dat, vin je niet, Betty.’ Maar Betty vond haar jongetje 't aller-àllerschattigst en zoo werd 't dan door de juffrouw in een rose vloeipapier gewikkeld en in een doosje met houtwol gedaan, want 't moest natuurlijk dadelijk mee naar huis. 't Kostte drie gulden en toen Juf 't even aan de kas ging betalen, fluisterde Betty gauw tegen de winkeljuffrouw: ‘Juffrouw, wat kost dat beeldje?’ wijzende op de Hebe. ‘Ook drie gulden, jongejuffrouw.’ ‘O, wilt u dat dan voor mij wegzetten, alsjeblieft, want ik wou 't zoo graag voor Juf koopen! Ziet u, dan vraag ik, of ma 't morgen koopt.’ ‘Heel best, jongejuffrouw,’ glimlachte de win- | |
| |
keljuffrouw. Betty liep nu gauw naar Juf toe, die juist 't terug ontvangen geld in haar portemonnaie deed, en toen verlieten ze den winkel.
‘En nu moet ik nog wat voor Frank en Kitty koopen, Juf,’ zei Betty gewichtig. ‘Toe, laten we naar Strauss gaan, die heeft altijd zulke gezellige dingen!’
Bij Strauss was 't al even vol. Juf en Betty gingen natuurlijk dadelijk naar de speelgoed-afdeeling, en daar was keus in overvloed. Eindelijk had Betty iets gevonden: een beeldig waschtafeltje met toebehooren voor Kitty's lievelingspop. Het was van lichtgroen geschilderd hout met heele fijne bloempjes. Het was niet zoo erg goedkoop, maar ‘Kit zal er zoo blij mee zijn,’ zei Betty goedhartig.
Voor Frank werd een mooie groote verfdoos gekocht, met een echt paletje en een paar penseelen, en toen togen ze, Betty erg voldaan over haar inkoopen, naar huis. Onderweg kocht ze nog twee mooie odeurflaconnetjes voor de meiden, en nu kon Betty haast Sint-Nicolaas niet afwachten, zóó verlangend was ze, om alles te geven.
Frank en Kitty, die ook juist thuis kwamen, waren dol nieuwsgierig naar de pakjes van Betty, maar ze liep gauw naar haar kamertje en borg ze goed weg in haar kastje.
's Middags vijf December was 't een en al geheimzinnigheid in 't huis van den heer Houckaert, en overal
| |
| |
rook 't naar lak. Papa had zich opgesloten in zijn kamer, mama in de slaapkamer, Frank en Kitty hadden de leerkamer in bezit genomen en Betty was bij Juf, om het beeldje voor Mevrouw Dubois in te pakken. Ze hadden het doosje in minstens dertig papieren gewikkeld en toen had Juf er een vel watten om heen gedaan en dit met touwen vastgebonden en nu goten ze er sterke thee over heen, zoodat 't precies een gebraden rollade leek.
Betty danste van pleizier.
Na veel peinzen en zoeken had ze zelf een versje gedicht, want, had Juf gezegd, dat moest ze heelemaal alleen doen, en 't was heusch nogal aardig geworden.
Dit is van een berouwvol kind,
Dat u toch eens zoo heeft bemind!
Ach, wordt u toch weer goed op haar,
Want zij verlangt er vrees'lijk naar!
Juf las het en knikte tevreden. ‘Het kon zoo best,’ vond ze. Het werd bij de andere pakjes gelegd, die de oppasser straks weg zou brengen, en Betty ging nu vlug voor haar verdere pakjes zorgen.
Toen de avond aanbrak had iedereen dolle pret. Er waren prachtige cadeaux en alleraardigste surprises.
Er werd een pakje voor Juf binnengebracht. En toen ze het had opengemaakt, en er een snoezig biscuit- | |
| |
poppetje uitkwam met een schenkkan in de opgeheven hand, wist Juf wel - al was 't adres in drukletters geschreven - wie ze daarvoor eens hartelijk bedanken moest!
Met Mevrouw Dubois en Marie kwam gelukkig alles in orde. Mevrouw haalde nl. de meisjes den volgenden dag zelf van school af en gaf Betty een zoen. Veel werd er niet meer over gesproken, maar de vriendschap tusschen Betty en de Dubois' is van dien dag af herleefd - en gebleven.
|
|