De Middelnederlandse boerden
(1957)–C. Kruyskamp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
XIXaant.
Ga naar margenoot+ Vander vrouwen die bouen haren manGa naar voetnoot1.
Minde, ende watter ghesciede van.
Nadien dat ic gemercken can,
Vrouwen die bouen haren man
5[regelnummer]
Minnen, si hebben torens vele,Ga naar voetnoot5.
Ochte si sijn vol van reinaerts spele,Ga naar voetnoot6.
Soe menech sens comt dauonture.Ga naar voetnoot7.
Dat magic v in corter vre
Bedieden, wildiere na horen.
10[regelnummer]
Het woende wilen hier te uoren
Ene vrouwe bi oesten ghint.Ga naar voetnoot11.
Si hadde .i. knape ghemint
Ende gesproeken dat si hem wel
Onste. Maer der minnen spelGa naar voetnoot14/15.
15[regelnummer]
Sone mochten si niet volbringen;
Van desen saken, van desen dingen
Waren si soe tongemake.
In dinde soe droech hare sprake,Ga naar voetnoot18.
Dat die vrouwe den knape hiet comen
20[regelnummer]
Tharen bedde; si soude dromenGa naar voetnoot20.
Bat ter want wert haren man.
Ende ochticker niet geraken can,
Sprac die knape, hoe saelt wesen?
Die vrouwe antwerde met desen:
25[regelnummer]
Ic sal ene corde cnopen
Ane die dore, die sal lopen
Tote ane mine grote tee,Ga naar voetnoot27.
Dus seldi comen min no mee
Ga naar margenoot+ Metter corden ende missen niet.
| |
[pagina 116]
| |
30[regelnummer]
Si loefdent beide op dat gesciet,
(In wister hoe raden toe)Ga naar voetnoot31.
Ende die knape antwerde doe
Ende seide: het dunct mi goet aldus.
Der vrouwen gaf hi enen cus
35[regelnummer]
Ende sceiden met deser tale.
De vrouwe bedachte hare wale.
Sauons alse daer gheten was,
Warp si den perden in den tasGa naar voetnoot38.
Beide voeder ende coren;
40[regelnummer]
Haren man dede si te bedde voren
Gaen, ende knochte die corde
Alsoe [ghi] hier te voren hoerde
Dat si beloefde haren amise.
Daer na quam die vrouwe liseGa naar voetnoot44.
45[regelnummer]
Ende strecte hare neuen haren man,
Ende die kerle hi doe began
Te speelne alsmen te brusele pliet;Ga naar voetnoot47.
Die vrouwe en dorste hem ontsegghen niet
Ende dogede dat hare ouer ging.
50[regelnummer]
Ende alsi inden hare ding,Ga naar voetnoot50.
Soe lietse vallen den groeuaert
Bander side ter sponden waert,Ga naar voetnoot52.
Ende si was soe mat
Dat si alte male vergat
55[regelnummer]
Der corden, die daer was gecnocht,
Ende bleef dus ombedochtGa naar voetnoot56.
Liggende ene lange stonde,
Soe dat die knape ter sponde
Quam, bi der corden die hi las,Ga naar voetnoot59.
60[regelnummer]
Daer die kerle gebedt was.
Hi sweech, hine dorste niet spreken,
Ende began sine broec af te steken;Ga naar voetnoot62.
Oec viel hi den kerle tuschen die been,
| |
[pagina 117]
| |
Ende die kerle riep al in een:Ga naar voetnoot64.
65[regelnummer]
Helpe! wacharme, wat es hier!
Lieue minne, onsteket tfier,
Jc hebbe hier enen dief op mi,
Jc en weet niet wie hi si,
Ga naar margenoot+ Jn laetne mi niet ontgangen,
70[regelnummer]
Soe vaste hebbickene beuangen
Metten armen ende metten dien.Ga naar voetnoot71.
Die vrouwe sprac: wi selen sien,
Ende si maecte hare te viere waert,Ga naar voetnoot73.
Ende die man al onghespaert
75[regelnummer]
Hilt den knape in siere gewelt.
Die vrouwe en wilt om geen gelt
Dat sine hadden thaere gewout,Ga naar voetnoot77.
Nochtan riep si vaste: hout!
Hi sal hier hebben sine discipline.Ga naar voetnoot79.
80[regelnummer]
Ende si maecte hare orine
In tfier, soedat sijt wt brochte.Ga naar voetnoot81.
Biden heer die ons ghewrochte,
Sprac die vrouwe, tfier es wt!
Ende die man riep ouer luut:
85[regelnummer]
Soe hales dan, ter quader vren,
Tuwer naester gheburen
Ende haestu: dese dief es mi te starc.
De vrouwe sprac: om .c. marc,
Hets soe donker, en gingicker niet.
90[regelnummer]
Mijn herte doghet soe swaer verdriet,Ga naar voetnoot90.
Van vare si breect ontwee.Ga naar voetnoot91.
Haddick den dief min no meeGa naar voetnoot92.
Alse ghi doet, ic soudene houden,
Ochte die duuel souds gewouden,Ga naar voetnoot94.
95[regelnummer]
Tote ghi vier van yegerinc brocht.
Wacndi dat ghine houden mocht,
Sprac die man, het ware mi lief.
Jaet, seit si, geeft mi den dief,
| |
[pagina 118]
| |
Jc worghen v alse enen capoen,
100[regelnummer]
Ende si began die been die been ontdoen
Ende nammer tusschen hare lief.
Sie doe ouerlas haren briefGa naar voetnoot102.
Dapperlike met groter haesten,
Ende die man liep ten naesten
105[regelnummer]
Daer hi huse staende vant.
Ende alse die knape, die seriant,Ga naar voetnoot106.
Sine saken hadde ghedaen,
(Ghing) hi thuuswert, ende alsoe saenGa naar voetnoot108.
Ga naar margenoot+ Maecte haer die vrouwe in den stal
110[regelnummer]
Ende nam een caelueken dat was smal,
Ende hilt vore hare bedde staende
Tes die man quam in gaende,Ga naar voetnoot112.
Die licht brochte ende vier.
Ja duuel, wat hebstu hier?
115[regelnummer]
Waest een calf dat ic di liet?
Bi onsen here, en hebbe el niet
Dan ghi mi in mine arme gauet.
Met euelen spade moetti gegrauetGa naar voetnoot118.
Werden eer .iij. daghen liden
120[regelnummer]
Dat ghijt mi daet te nachte bescriden!
Het heuet te broken al mine lede.
Bi gode ende siere moeder mede,
Sprac die man, ane sine huut
Soe docht mi calu alse .i. puutGa naar voetnoot124.
125[regelnummer]
Alsict di gaf in dine arme.
Heuet di gequetst? wacharme,
Verwaten moet werden dat es soe sterc!Ga naar voetnoot127.
Hier bi mach elc man nemen merc
Dat minners moeten connen vele:
130[regelnummer]
Ochte si sijn vol van reynaerts spele,
Ochte vernoy hebben si onder hen beiden,
Eest dat comt dat si versceidenGa naar voetnoot132.
Ende reynardie hoert ter minnen,
Dat mach men wel hier an bekinnen.
|
|