Ingesloten aan den Heer Korteweg.
Brussel, 1 Juli 1876.
Geachte Heer Korteweg!
Dank voor uwe vertrouwelijke letteren.
.........................
Mag ik u een raad geven? Gij hebt mij stem toegekend in uw huwelijksleven, en dit geldt de toekomst. Publiceer dan niet uw oorlog met uw chefs, nu nog niet. Tracht liever van die zelfde chefs een aanbeveling voor Indië te krijgen, of gebruik de brieven die gij hebt als zoodanig. Noem uw naam als Redacteur van de Tolk ook nog niet. Maar zoek eerst een betrekking in Indië, zoo mogelijk een administrative betrekking, die wordt 't best betaald en laat u de meeste vrijheid. In 't onderwijs, ook in Indië, zie ik voor u geen toekomst; gij staat niet laag genoeg om daarin carrière te maken; heusch, de menschen willen geen grootheid, dat rendeert niet! Alle menschen vinden zielenadel heel goed voor een ander en even récommandable als de hemel, dien zij beloven aan ieder die er hun voor betaalt! Maar zij zelve ‘vliegen zoo hoog niet, zij zijn maar gewone, zondige menschen, die vallen en weer opstaan, en zich dus en attendant maar met aardsche welvaart behelpen.’ - Sta nu alleen, eerlijk en oprecht, tegenover zulke rekenmeesters, dan gaat gij onder, natuurlijk, en de maatschappij vertrapt u, vóór dat gij iets voor haar gedaan kunt hebben. Beschuldig mij nu niet van zwakheid of angst, omdat ik u aanraad, met het oog op de toekomst, voorzichtig te zijn, want menschenvrees kèn ik niet, ik sta voor niets als de omstandigheden tot handelen nopen, maar ik vind u bei-