Mej. Lucie Baart, Middelburg.
Brussel 16 Mei 1877.
.........................
Heb jij nog iets van Leentje gehoord? Ik niets; ik heb haar een dag of wat geleden geschreven, maar zij heeft me niet per keerende geantwoord, zoo als haar gewoonte is, dit doet me denken dat het niet goed met haar gaat, nu heb ik haar haar koffer terug gezonden met al wat ik nog van haar hier had, en met mijnGa naar voetnoot1 Kritiekpak voor Meere. Zal zij nu antwoorden? Zoo neen, dan krijgt ze over eenige dagen een telegram van me of een aangeteekenden brief, waarop ze antwoorden moet door te teekenen of te laten teekenen. De E's zijn gisteren vertrokken, half dood van 't zwieren. Weer of geen weer, zij gingen uit, 's morgens, 's middags, 's avonds, 's nachts, kortom altijd en ik ging mee, zoodat ik gedurende de veertien dagen dat zij hier geweest zijn ook letterlijk niets gedaan heb dan uitgaan. Ik heb Mlle Favart gezien, van 't Théatre Français, leelijk! en Sylva van de groote opéra te Parijs, prachtig! en Le Roman d'un jeune homme pauvre, beelderig! enz. enz. enz. en de bloemententoonstelling met azalias als monsterbloemkolen van alle kleuren, en andere planten, die op sprinkhanen geleken, en op slangen, kapellen, doofpotten en kerkzakjes, en dan heb ik in de modes gezeten, hoedjes, manteltjes, dasjes, corsetten en tournures, japonnen met slepen, en pouffen met staarten, en alles crême, crême, crême, crême, crême! Eerdaags worden de menschen nog crème en dan slaat de mode weer over in aschgrauw of hemelsblauw, al naar gelang men over de verdreven crême treuren of juichen zal! Oh, le monde! Ik heb nog geen oog in den roman van Cor kunnen slaan, morgen hoop ik de lectuur toch te beginnen.
Wat zegt gij van ‘het Congres’ te Brussel dit jaar? 't Wordt weer aardig pikant voor mij. *** speelt weer eerste viool, ze zijn hier reeds met lijsten geweest, maar ik heb mij gehouden, alsof ik noch tot de Nederlanders, noch tot de letterkundigen behoorde, nous verrons wat ons later te doen zal staan.
Zeg aan Lize dat ik haar gauw zal schrijven, ik heb 't nu zoo druk met visites, naaister, zieken, enz. enz. dat ik niet schrijven kan en dezen brief dan ook reeds vier dagen onder handen heb. Met Mevr. *** gaat 't iets beter, ofschoon zij nog altijd over sterven praat en mijnheer zijn hoofd schudt als ik van genezen spreek.