Mevrouw Bosch, Utrecht.
Zwolle 16 Maart '76.
Beste Mevrouw!
Maak u toch alsjeblieft niet ongerust over Elize's toekomst hier in Nederland! Die toekomst is nul, even als die van elke vrouw welke zich niet verkoopen wil. Er kan geen enkele reden bestaan om daarover nu plotseling ongerust te worden. Mèt, of zonder, of door, of niettegenstaande mijn brief aan haar, 't is alles eender, een toekomst op ons Nederlandsch tooneel heeft zij niet; dáár staat zij te hoog voor. Wie zou zoo'n jong meisje in ons handelsland gratis steunen, leiden, helpen en beschermen? Welke vrouw in uwe tooneel-wereld staat hoog genoeg om 't te kunnen doen? - Welke man is eerlijk genoeg om 't te willen doen? (ook al kòn hij 't!) Ik spreek nu nog niet eens van talent, reeds karakter hebben ze niet! -
Ik heb al dat tooneel-geschreeuw steeds als een valsche vlag beschouwd, waaronder een nieuwe club handelaars een uitheemsche speculatie inheemsch trachtte te maken; nous verrons hoe lang 't rustig voortzeilen nog duren zal en wanneer de vlag gestreken zal moeten worden! - Bekommer u intusschen niet over stukjes papier als dàt wat gij mij gezonden hebt, ik neem de verantwoordelijkheid van al wat ik schrijf op mij en noodig allen uit, die zich verbeelden mij op een leugen te betrappen, om mij aan-te-vallen in publiek, opdat ik hun ook in publiek zal kunnen bewijzen dat zij zich vergist hebben. Ik weet wat de schrijver van dat papiertje bedoelt; en verander geen woord in mijn brief, om hem in de gelegenheid te stellen mij in publiek te beschuldigen van een grove onwaarheid. Zóó hebben Matthes en Kruimel in der tijd ook de handschoen voor de Vos opgeraapt, naïef weg, zonder hun eigen sujet te kennen! Ik wacht.
Kunt, of wilt, of durft gij mijn brief niet laten plaatsen, doe mij dit dan s.v.p. zoo spoedig mogelijk weten, daar ik niet treuzelen kan, maar voort moet.
Dank intusschen voor uwe belangstelling, maar vrees niets voor mij, want ik weet wat ik doe en verlang niets als tegenspraak in publiek!
Om zelve aan de heeren van de club mijn bevindingen mee