Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||
Mej. Hélène Gerritsen, Leiden.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||
woordde zij heel vinnig dat zij van mij geen brieven meer verlangde, dat Hélène zelve moest schrijven. Maar Hélène was te ziek om te schrijven en zóó hoorde ze niets meer. Later heeft zij haar excuses gemaakt, en vergiffenis gevraagd, omdat zij ‘in een gezegende’ was. - Is je broêr nu ook ‘in een gezegende’? - Dàn dien ik hem ook te vergeven; anders niet. Herman heeft mij ook al den oorlog verklaard, door mij zonder reden mijn invitatiekaartje terug te zenden, den avond van je eerste optreden te Rotterdam; maar van die oorlogs-verklaring van een arm politicusje heb ik natuurlijk geen notitie genomen, evenmin als van 't geschenk van den Heer VerLoren van Themaat, dat ik niet accepteeren kon, omdat hij geen eigenaar was van de schoonzuster, die hij mij cadeau wilde doen. De slaventijd is voorbij; men verkoopt geen menschen meer en men geeft ze ook niet meer weg, men bezit ze zelfs niet meer. - Ik begrijp je familie niet recht, en ik vat eigenlijk niet waar ze heen wil, of wat ze eigenlijk tegen mij complotteert; ik (die met niemand iets te maken heb en bijna op 't zelfde oogenblik door Dora geïnviteerd word en doorGa naar voetnoot1 Frans word terug gestooten) zal maar weer mijn schouders ophalen en 't oude deuntje repeteeren: ‘Heere vergeef 't hun, want ze weten niet wat ze doen!’ ......................... Lees dezen brief geheel voor alsjeblieft, ook aan je broêr.
Mina.
Een Blik in de Kunstenaarswereld.
Derde en laatste speel-tournée.
Het zelfde stuk gelezen te
|