Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Multatuli's Vorstenschool]NIEUWE ROTTERDAMSCHE SCHOUWBURG VAN JUDELS & VAN BIENE. (diploma's en vrijbilletten niet gang baar.) met medewerking van de dames MINA KRUSEMAN en ELIZE BAART. DONDERDAG 4 MAART 1875. MULTATULI'S VORSTENSCHOOL. Drama in 5 Bedrijven (6 Tafreelen.) De Mise en Scène geregeld door den Regisseur A.J. LE GRAS. ☞ Ter wille van de scènerie heeft de Auteur de bereidwilligheid gehad zijn toestemming te geven tot het maken van eenige bekortingen in het Derde bedrijf en het aanbrengen van eenige kleine wijzigingen.
Ga naar voetnoot1Het stuk speelt in Duitschland. Aanvang ten half ACHT ure. Bureau geopend ten ZES ure. Prijzen der plaatsen voor deze voorstellingen: Balcon en Stalles f 2.50. Loge f 1.75. Parket f 1.50 Parterre f 1.- Amphithéatre en Galerij f 0.50. ☞ Coupons van H H. Aandeelhouders worden aan het Bureau in betaling genomen voor het bedrag dat er op uitgedrukt staat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Rotterdamsche Gids.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elk geval thans zoo uitmuntend gespeelde) koning en de traître-heer uit Z. M's omgeving, de heer W. van Zuylen in zijn dubbele rol van Spiridio en Herman, de heeren Le Gras en de overige acteurs gaven allen blijken van grondige studie en speelden con amore. Mevr. Van Offel-Kley toonde Multatuli's opmerkingen over de rol der koningin moeder gelezen en goed begrepen te hebben; de overige dames werkten insgelijks naar hunne krachten uitstekend mede. In een woord, er was niets gespaard om de Vorstenschool zoo goed ten tooneele te brengen, als met het oog op de beschikbare krachten slechts mogelijk was en zoowel daaraan, als aan de innerlijke waarde van het stuk was ongetwijfeld het enorme succes te danken dat het behaalde. Na afloop van het vierde bedrijf en onder oorverdoovend applaus verscheen de auteur ten tooneele. Reeds was hem dezen dag (zijn verjaardag!) namens de directie en het personeel van den schouwburg een prachtige pendule met twee coupes vereerd; thans werden hem, behalve tal van lauwerkransen uit het publiek, door eenige bewonderaars van zijn talent een rijke mahoniehouten schrijfbureau met stoel en een bronzen beeld ten geschenke aangeboden, met een toepasselijk woord van den heer Le Gras, die hulde bracht aan zijn groote verdiensten. Aandoening belette hem hierop te antwoorden en uit zijn naam dankte de heer Le Gras daarop opnieuw voor de ontvangen bewijzen van waardeering. Wij hopen nog nader op deze merkwaardige voorstelling terug te komen en wij twijfelen niet of zij zal nog door anderen gevolgd worden. We zouden althans meenen dat de directie van dezen schouwburg het publiek daardoor nog meer aan zich zou verplichten dan zij tot nog toe reeds gedaan heeft.
____________________
Na afloop van de eerste opvoering, 2 Maart, van de Vorstenschool te Rotterdam, ontving ik achter de schermen een bouquet ‘van eenige dames’ met het volgend briefje. ‘Hulde en dank aan Mejufvrouw Krüseman. Hulde aan haar talent, en dank zij haren edelen ijver, waaraan wij grootendeels het genot verschuldigd zijn het Drama Vorstenschool te mogen zien opvoeren van onzen genialen schrijver, van onzen eenigen Multatuli.’ Zóó als het met deze eerste bouquet gegaan is, zoo ging het later met alle verdere bouquetten ook, welke aan den een of anderen employé van den Schouwburg werden toevertrouwd om op de scène te werpen. Slechts die kransen en bouquetten welke de gevers zelve op het tooneel wierpen, heb ik in publiek ontvangen, de andere kreeg ik altijd in de kleedkamer. Eerst begreep ik de reden hiervan niet, maar later werd mij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eens heel naïf door iemand gevraagd: Waarom ik eigenlijk verboden had de voor mij bestemde bloemen op de scène te werpen, daar dit toch altijd gedaan werd, en zelfs de grootste artisten hier niets anders dan een huldeblijk in zagen?’ Toen begreep ik de reden wèl.
Die eerste Vorstenschool-opvoering te Rotterdam is zeer geäccidenteerd geweest, achter de schermen vooral. De Heeren Commissarissen van den Schouwburg en eenige vereerders van Multatuli hadden zich vereenigd om den auteur dien avond te fêteeren. Wacht, ziehier een stukje Rotterdamsche Gids, dat u vertellen zal, hoe alles zich voordeed voor het publiek. ‘Na het vierde bedrijf verlangde het publiek hem een ovatie te brengen, en met luide stem werd Multatuli's naam geroepen; maar het duurde lang voordat het scherm opnieuw omhoog ging, en toen hij eindelijk ten tooneele verscheen, was het met wankelenden tred en met een gelaat bleek van ontroering. Met fanfares, handgeklap, elegante geschenken, (schrijftafel, studeerstoel, een Apollo-beeldje, marmeren pendule met coupes) en tal van lauwerkransen werd hij begroet en waar hij ooit miskend werd, hier op dit oogenblik moet het hem wel duidelijk zijn geworden, dat hij zich een eereplaats in vele Nederlandsche harten heeft verworven. Zulk huldebetoon zou een krachtiger man overstelpt hebben - geen wonder dat de dichter het hoofd boog en kracht noch moed vond tot antwoord, toen de heer Le Gras hem, namens eenige zijner vrienden, op de volgende wijze toesprak: ‘Vaak zijt gij onjuist beoordeeld, ja, zelfs veroordeeld, maar toch, de kern der massa heeft in u het talent, het genie bewonderd. Die kern is heden avond kier vereenigd om luide haar sympathie met uw arbeid uit te spreken. Blijf steeds het hoofd fier omhoog heffen, hoe vaak smart en zorgen u ter neer gedrukt hebben en ga van hier met de overtuiging dat gij niet te vergeefs hebt gestreden tegen halfheid en kleingeestigheid.’ ‘Hoe gaarne men hierna ook des dichters stem gehoord had, niemand die er den heer Le Gras niet dankbaar voor was, dat hij met zooveel hartelijke bereidwilligheid uit naam van Multatuli diens dank voor dit alles overbracht in een even eenvoudig als warm woord. Het was een onvergetelijk oogenblik. Niemand schaamde zich de tranen, die in zijn oogen opwelden, allen waren één in bewondering voor het genie, één in werkelijke blijdschap over dit oogenblik van zoo welverdienden triomf. ‘De fijne, echt gevoelvolle en smaakvolle wijze waarop de heeren directeuren hun best deden om het gevoel te sparen van den dichter, bracht er niet weinig toe bij, om dit oogenblik het pijnlijke te ontnemen, dat het vooral in de herinnering zal hebben: - het contrast toch was zoo scherp tusschen het krachtige | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dichtstuk en den door leed en aandoeningen gebogen dichter. ‘Toen het vijfde bedrijf was afgespeeld, werden de voornaamste meespelers nog herhaaldelijk teruggeroepen, een hulde die dubbel verdiend was.’
____________________
En ziehier een aanhaling uit het Naschrift van ‘Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb.’ Waar Multatuli zegt: ‘Maar ik doe 't niet zonder protest tegen zodanig gedeelte van den inhoud, als waarin iets goeds of edels bij 't gros van de nederlandse natie blijkt verondersteld te worden. Er is een gemoedelijkheid in mijn boekje,’ (Wijs mij de plaats enz.) ‘waarover ik amende honorable maak, en die ik zo-vrij ben terug te nemen, zo-als men een halssnoer zou terugzoeken, dat bij vergissing ware teregtgekomen - of te onregt - in de buurt der trichinen. ‘Publiek, ik veracht u met grote innigheid,’ en daarom heb ik berouw over Havelaar's dwaling, en over de naïve domheid van stukjes als ‘Wijs mij de plaats.’
(Zie Verspreide stukken.)
____________________
Juist tien jaren later stond Douwes-Dekker te Rotterdam op de planken, te buigen en te stotteren van aandoening en dankbaarheid voor dat zelfde Publiek, dat Multatuli eenmaal beweerd had te verachten ‘met grote innigheid.’ De ‘trichinen’ hadden den auteur van de Vorstenschool een schrijftafel aangeboden een stoel, een pendule met coupes een Apollo-beeldje een lauwerkrans.... en Douwes-Dekker maakte weder amende honorable, verloochende Multatuli, karikaturiseerde Havelaar, en was vereerd! Ik, Mina Krüseman, heb het recht dezen man een ‘Ellendeling’ te noemen, ook al had hij nu weer ‘berouw’ over zijn Douwes-Dekker buigingen te Rotterdam, voor de ‘trichinen’ die Multatuli fêteerden, of voor 't verachte Publiek dat Douwes-Dekker in het leven hield. Mijn vriend Publiek, ik beroep mij op uwe tegenwoordigheid bij de opvoeringen van de Vorstenschool, om te getuigen dat deze zelfde geschenken-aannemende-nederig-dankende-bibber-stotter-hakkel-buiging-scènes niet alleen te Rotterdam, maar ook te Delft en te Leiden hebben plaats gehad, tot schande van den Auteur van een meesterstuk dat te hoog stond om tot parodie verlaagd te worden.
Ziehier nu wat er achter de schermen gebeurde op dien heugelijken Vorstenschool-avond. Na de Hamminck-Schepel-scènes te Utrecht, en na dat Elize Baart met glans door haar début was gekomen, had ik haar geheel op de hoogte van de respectivelijke verhoudingen gesteld | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en terstond de geheele Douwes-Dekker-machinatie voor haar bloot gelegd. Het was onder den indruk van die révélaties dat Elize te Rotterdam optrad, la rage au coeur. Ik, die als Koningin, als eerste rol in het stuk, en ook als Mina Krüseman de strijdster voor Multatuli's werk, den auteur de lauwerkans op het hoofd had moeten zetten, ik had pertinent voor die eer bedankt. ‘Leg de Vorstenschool dáár neer, die zal ik kroonen, maar Douwes-Dekker kroon ik niet,’ had ik ronduit gezegd. Dit wist Elize Baart. Toen wij dus na de vierde akte (onze akte) onder een daverend applaus van het Publiek, door de heeren van de direktie van het tooneel werden verwijderd, om plaats te maken voor Douwes-Dekker, die Multatulitje moest spelen, stonden wij samen te lachen achter de schermen over de ongemanierdheden die volgen moesten. De Directeuren schikten de geschenken op 't tooneel; zij waren natuurlijk zenuwachtig door de nieuwheid van de vertooning, werden nog meer van streek gemaakt door het applaudissement dat doorging, zochten den auteur, vonden hem en plaatsten hem op 't tooneel. ‘Publiek, ik veracht u met grote innigheid!’ riep ik - En Le Gras riep ‘Haal op!’ Daar stonden ze met hun vieren, Herman in zijn kiel, Van Huisde met zijn sleutel op den rug en Schukenscheuer die de aanspraak hield!!!!!!’ Multatuli buigende.... Ik kon 't niet helpen dat ik niets zag als 't gekke van de vertooning! Douwes-Dekker gekroond door van Huisde enGa naar voetnoot1 Schukenscheuer! ‘Où peut-on-être mieux qu'au sein de sa famille!’ vloog me als een bliksemstraal door het hoofd en ik lachte zóó faemeus, dat Elize door mijn hilariteit werd aangestoken en wij nog stonden te schateren, toen D.D. reeds was neergedaald in de kleedkamer van de directeuren. Wij volgden hun voorbeeld en keerden een oogenblik later ook naar onze kleedkamer terug om ons gereed te maken voor het laatste bedrijf. D.D. stond beneden aan de trap met zijn lauwerkrans om den arm; ik liep hem voorbij zonder acht op hem te slaan en Elize, die mij volgde, wilde het zelfde doen, maar D.D. die dit waarschijnlijk wel verwachtte, plaatste zich vóór de trap, zoodat zij, die eenige treden hooger dan hij stond, moest blijven staan, en reikte haar de hand, terwijl hij haar heel vleiend tituleerde: ‘Mijn Hansje!’ Elize kruiste de armen over de borst en zag hem zwijgend aan. ‘Nu?’ Geen antwoord. ‘'t Moest je 'n eer zijn 'n hand van Douwes-Dekker te krijgen!’ ‘Neen, een hand van Douwes Dekker kan nooit een eer zijn, voor wie ook!’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘G.v. d! enz: volgden! Een avalanche van vloeken en scheldwoorden! Maar Elize had van zijn woede gebruik gemaakt om hem voorbij te loopen en in onze kleedkamer te vluchten, waarvan ik de deur achter haar dicht sloot. Zóó eindigde, achter de schermen, het fêteeren van den man, wiens werk wij allen zoo hoog stelden! Ik zal hier, tot nadere toelichting, twee couranten-artikelen laten volgen. Het Utrechtsche Dagblad is het eenige blad in Nederland, dat steeds voor de kunstenaarswereld gestreden heeft en nog strijdt, zonder gedachtenloos verheerlijken van vrienden, of even onbekwaam neervellen van vijanden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Vaderland 3 Maart 1875.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de veelbesproken en veel sprekende juffrouw Krüseman in de hoofdrol. En nu het resultaat? Ik geloof den indruk, dien de voorstelling gemaakt heeft, aldus te mogen ontleden. Wat Vorstenschool zelf aangaat: bij hen, die het stuk hadden gelezen en herlezen, een schier onverdeelde bewondering voor dit heerlijk drama, dat zooveel te genieten en te denken geeft, dat in meesterlijken vorm de edelste snaren van het gemoed weet te treffen; bij hen, die er voor het eerst mee kennis maakten, een hier en daar levendig, maar toch nog onvolledig besef, dat men met een meesterstuk te doen had, een onvolkomen genieten van de frissche en verheven denkbeelden, die Multatuli met kwistige hand in zijn Vorstenschool heeft gestrooid. Het nog onvolkomene van den indruk bij hen, die Vorstenschool niet kenden, ligt in den aard der zaak - wie waardeert bij het eerste aanhooren al de schoonheden van een Beethovensche symphonie? - maar moet toch ook voor een goed deel aan de voorstelling geweten worden. Hadden velen groote verwachtingen van juffrouw Krüseman, die, hoewel zij eerst onlangs als tooneelspeelster debuteerde, er niet tegen op had gezien om de uiterst moeielijke rol van de Koningin Louise op de schouders te nemen - het mag niet verzwegen worden, dat die verwachtingen bitter werden teleurgesteld. Naar deze voorstelling te oordeelen, heeft juffrouw Krüseman haar krachten overschat, en al schijnt uit het enthousiasme, waarmee zij steeds voor Vorstenschool heeft geijverd, te blijken, dat zij den ernst en de verhevenheid van dit meesterdrama voelt, van het vermogen om dat gevoel te uiten, om door stem en voordracht, door ‘zielehandeling’ (om een uitdrukking van Multatuli te gebruiken) ‘de woorden der Koningin te dramatiseeren’ en de schatten van haar partij aan het licht te brengen, bleek tot veler teleurstelling en zeker niet het minst tot smart van den aanwezigen auteur, weinig. Uit het parterre opziende naar die fiere gestalte, was men geneigd om met den leekendichter uit te roepen: Gij predikster, daar in de lucht,
Hebt gij dan geen woordje voor mij?
Uw rede, als een galmend gerucht,
Rolt ledig mijn ziele voorbij.
Dat was de algemeene indruk - of liever niet-indruk - dien juffr. Krüseman als koningin op ons maakte. In het 1e bedrijf liet zich iets beters verwachten, daar was bij veel dat onvoldoende moest heeten, werkelijk voordracht, nuanceering, spel; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar de volgende steeds moeilijker bedrijven gaven, al waren ook hier standen en gestes als beschaafd en smaakvol te roemen, den indruk, dien ik boven schetste. Werd in de hoofdrol de verwachting beschaamd, ten opzichte van de meesten der overige spelers werd zij verre overtroffen en bleek het, wat volhardende studie vermag. Bovenaan staat de creatie van den koning door den Heer D. Haspels; houding, toon, dictie, alles was voortreffelijk: het tweede bedrijf en het slot-tooneel leverden even fijn bestudeerde als keurig gedetailleerde kabinetstukjes. Van ernstige studie getuigden ook het spel van de heeren Haspels als Van Huisde, Van Zuylen als Spiridio en Herman, Nieuwland als Puf en niet het minst dat van den heer Le Gras, die van Schukenscheuer een alleraardigst type maakte. Juffrouw Baart was een lieve, sympathieke Hanna. Is er in haar spel nog veel dat de eerstbeginnende teekent - hoe zou het ook anders kunnen? - haar opvatting van deze rol geeft ons recht om bij voortdurenden ernstigen arbeid onder ervaren leiding voor het tooneel iets goeds van haar te verwachten. Haar debuut is een belofte - en belofte maakt schuld. Het publiek was mild met toejuichingen, maar het juichte met intelligentie. Was na het 1e bedrijf het applaus voor Juf. Krüseman, later vonden vooral de koning, Von Schukenscheuer en Hanna den levendigsten bijval. Aan het einde was het één kreet om den schrijver. Maar Multatuli, die zich het grootste gedeelte van den avond in een der benedenloges vertoond had, wenddeGa naar voetnoot1 ongesteldheid voor en liet zich door den regisseur verontschuldigen. Eerst de herhaalde opvoering van Vorstenschool en dan met een volleerde tooneelspeelster als koningin - hoe zou bijv. Ga naar voetnoot2Mevr. Kleine die rol détailleeren! - zal het Nederlandsch publiek dat meester-drama in zijn volle waarde doen kennen. In allen gevalle, de ban die op het heerlijke werk scheen te rusten, is thans opgeheven. Het is gebleken, dat er nog ‘hoofden en harten’ zijn om... een meesterwerk te waardeeren.
Ga naar voetnoot3J.N. Van Hall. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men schrijft ons uit Utrecht:De eerste opvoering van Multatuli's Vorstenschool is goed geslaagd, al is ook het spel van Mej. Krüseman tegengevallen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan Multatuli is in den schouwburg een ovatie gebracht, maar hij scheen op die eer niet bijzonder gesteld. Na afloop der voorstelling hebben de acteurs met eenige voorstanders van het tooneel zich ter ontspanning na de moeilijke taak aan eenGa naar voetnoot1 souper vereenigd. Te twaalf uur hieven alle aanwezigen het glas omhoog; Multatuli was 55 jaar. Multatuli heeft toen uit de volte van zijn hart gedronken op de leden van het Rotterd. tooneelgezelschap; er bestaat tusschen hen een innige band. Van den auteur der ‘Vorstenschool’ is waarschijnlijk binnen kort een blijspelGa naar voetnoot2 te verwachten; hij heeft stof en wordt van verschillende zijden aangespoord om ze uit te werken. Den 12den dezer zal het gezelschap van ‘Le Gras, Haspels en Van Zuijlen’ te Amsterdam in het lokaal de Vereeniging in de Warmoesstraat voor de leden van het Tooneelverbond optreden en alsdan ‘Speculeeren’ opvoeren. ‘Vorstenschool’ zal te Amsterdam ook opgevoerd worden, als het niet anders kan in Frascati in de Nes. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrechtsch Dagblad.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deelen. Zij schenen het Mej. Krüseman niet te kunnen vergeven, dat zij soms zoo ‘stout’ was geweest. Toen echter na Utrecht, Rotterdam nog veel krachtiger hulde gebracht had aan de ontegenzeggelijke talenten van Mejufvrouw Krüseman, verscheen een nader prachtig artikel in de N.R. Ct. over Vorstenschool en de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitvoering. De kritiek in 't N.v.d.D. toonde zich dadelijk loyaal. Dit blad had eene meer ideale opvatting van de koninginnerol verlangd, en uit dat oogpunt had het recht, zich niet zoo met 't spel van Louise te kunnen vereenigen. Zonderling is 't, dat 't H.bl. 't 1e bedrijf mat noemde, terwijl | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle anderen juist het 1e bedrijf als zeer gelukkig roemden, en dat het vergat, dat na dat bedrijf de koningin dan ook terecht hier telkens luide werd teruggeroepen, gelijk dit te Rotterdam | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Leiden na elk bedrijf geschiedde, en dat de N.R. Ct. in haar eerste stukje zeide, dat 't 2e bedrijf niet 't verwachte effekt maakte, terwijl juist 't H.bl. en andere bladen, evenals wij, 't voortreffelijk noemden. Nog zonderlinger mag het heeten, dat terwijl de N.R. Ct. zich in twee dagen tijds vrij sterk weersprak, en op een eerst ongunstig oordeel, dadelijk een veel billijker oordeel over 't spel van Mej. Krüseman liet volgen, - 't D.v.Z.-H., 't welk indertijd tegen haar te velde trok, eerst haar hulde bracht voor de opvatting der rol, en zeide ‘dat zij een eigen school heeft, waarbij zij afwijkt van het deklameeren en van den pathos, om haar kracht in rust en eenvoud te zoeken, dat zij zich onderscheidt, door zuivere uitspraak en krachtvolle, ofschoon niet sterke stem,’ om twee dagen later te schrijven, dat zij niet de schitterende ster is, die zij zich waant, - en dat het Vad., 't geen vroeger hare partij trok, eerst in een artikel (waaronder wij tot onze verbazing den naam van M.v. Hall zagen staan) verkondigt, dat er weinig bleek van haar vermogen, om door stem en voordracht, door zielehandeling de woorden der koningin te dramatiseeren, en twee dagen later door Mr. Vosmaer in 't zelfde Vad. wordt gezegd, dat Mej. Krüseman zeer vele gaven heeft, die haar uitmuntend van pas komen, dat zij eene rijzige, waardige gestalte, veel natuurlijke, schoone bewegingen, een aangename stem en uitspraak heeft, maar dat de rol zoo veelzijdig is, dat zij niet aan al de eischen er van kan voldoen, ofschoon zij zeer schoone oogenblikken had. De beide Haagsche bladen wisselden dus nog al heel spoedig van opinie! Maar ook elders vindt men groot verschil van meening. De Midd. Ct. zeide eerst, dat Mej. Krüseman beneden de eischen bleef, en in een volgend nummer, dat het welslagen van 't drama aan de opvoering was te danken, dat Mej. Krüseman daarin een bijna onmogelijke rol heeft te spelen, en voor moeilijkheden geplaatst is, die voor de geniaalste aktrice schier onoverkomelijk zouden zijn, maar dat zij voortreffelijke oogenblikken had, dat zij hoedanigheden bezit, die voor 't tooneel onschatbare waarde hebben, en dat men deze begaafde vrouw, omdat zij niet volmaakt is, niet mocht ontmoedigen. - 't L.D. schrijft eerst, dat Mej. Krüseman niet speelde, maar ‘vorstelijk, prachtig’ was, om daarna te beweren, dat alle bewonderaars der kunst haar dank moeten brengen voor hare volharding, doch dat zij als Louise niet volkomen op haar plaats was, al waren standen en gestes altijd smaakvol, hare voordracht fijn beschaafd. - De Arnh. Ct. zegt daarentegen, dat men aan Mej. Krüseman geheel buitengewone eischen stelt, dat zij wel niet volmaakt is, maar zeer goed was. - De L. Ct. weder schrijft, dat Mej. Krüseman de ‘redevoeringen’ in 't stuk onberispelijk voordroeg, met kleur en relief, maar dat zij over de tooneelspeelster nog niet durfde oordeelen. - Eindelijk leest men in de Gron. Ct., die protesteert | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen 't oordeel der N.R. Ct., dat wellicht Mej. Krüseman de Louise van Douwes-Dekker niet was, niet de naieve jonge vorstin in een wereld van idealen levende, maar scherp, hooghartig, met meer wrevel dan geest, doch dat ook voor de opvatting van Mej. Krüseman veel te zeggen is, die, als ze een zee van Multatuli's ideeën op den hoorder moet uitstorten, wel haar kracht in sarkasme moet zoeken. ‘'t Was in elk geval een genot, die beschaafde spraak, die kalme, edele manieren, die schitterende taal te hooren, en men moet Mej. Krüseman voor haar vurigen ijver, voor haar volhardende geestdrift dank brengen,’ zoo besluit 't blad. Uit die onderscheiden gevoelens kan dit worden opgemaakt, dat 't oordeel in dezen nog niet onbevangen genoeg is, en dat bij velen vroegere opvattingen zich nog deden gelden. Van allen, die niet geheel goedkeurend spreken over 't spel der koningin, kan men zeggen, dat zij wel zeer hooge eischen stellen, en dat zij voorbijzien, dat het pas de tweede schrede is, welke de talentvolle vrouw op 't tooneel zet. De N.R. Ct. schrijft dan ook terecht, dat: bleef Mej. Krüseman beneden sommiger hoog gestemde verwachting, en was haar opvatting niet onberispelijk, alleen een blik op de koningin-moeder en op de hofdame deed zien, hoever zij reeds boven vele tooneelspeelsters staat. - Mej. Krüseman heeft, van haar opvatting uitgaande, de Louise zeker prachtig afgespeeld. Over Mej. Baart wordt door allen met welwillendheid en aanmoedigend gesproken. Den heer D. Haspels wordt als koning algemeen een lauwerkrans gevlochten. Ook de HH. Le Gras, v. Zuijlen en J. Haspels ontvangen algemeen lof, gelijk zij 't verdienen. Multatuli's schepping is door publiek en pers beiden evenzeer gehuldigd. De eerste kritikus in 't Vad. bovenal dweept er mede, maar drijft dit zoover, dat hij, waar de indruk nog onvolkomen was, de schuld daarvan aan de voorstelling geeft. Dat is, dunkt ons, niet juist. De groote bewonderaar van Multatuli, mr. Vosmaer, gaat niet zoover. Zij trouwens, die zoozeer voor de opvoering van Multatuli's meesterstuk, maar te vergeefs gestreden hebben, mochten wel bedenken, dat zonder mej. Krüseman 't stuk zeer zeker nog lange niet zou zijn opgevoerd, als 't ooit geschied ware. Zij toonen zich in dit opzicht niet alleen onbillijk, maar weinig erkentelijk tevens. De volharding alleen van mej. Krüseman heeft de opvoering mogelijk gemaakt, gelijk zij niet alleen de overkomst van den auteur, maar zelfs een droit d'auteur voor hem heeft verzekerd. De vrienden van Multatuli dienden niet geheel te vergeten, dat deze aan haar in dubbele mate zooveel verplicht is. Dat misschien een of twee kunstenaressen van naam in ons land de rol van Louise met meer entrain zouden kunnen spelen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is mogelijk; ze hadden echter tot nog toe de rol niet op zich genomen. Nu 't ijs gebroken is, zal men vergeten, welke moed er voor noodig was, dat te doen. In de beide best geschreven beschouwingen over de opvoering van Vorstenschool, die van 't N.v.d. Dag en van de N. Rott. Ct., wordt op goede gronden aangewezen, dat 't stuk, hoe geniaal in vele opzichten, als drama groote fouten heeft. Het is geen geheel, 't wordt door een paar tafereelen gedragen, de intrigue is te warrig, de ontknooping te geheimzinnig, er is geen gang, geen aktie in, en enkele deelen zijn te veel in den betoogtrant geschreven, zegf 't N.v.d.D. - De N. Rott. Ct. zet die bezwaren nader uiteen. Dat het een prachtig dichtstuk is, grootsch opgevat, stout behandeld, waarin geestige spot en menschen naar 't leven geteekend voorkomen, zet de N. Rott. Ct. voorop. 't Drama heeft echter, volgens dat blad, een groot gebrek: dat, wat men zien moest, ontbreekt of is te diep verstoken. Wordt v. Huisde gestraft, Hesselfeld ontgaat de kastijding bijna, ofschoon hij de grootste der beide schurken is. Multatuli toont zich vijandig gezind jegens 't bestaande; hij zegt, dat een nietig deel der maatschappij het overig deel tot ellende verwijst; dat is eene onware voorstelling. Niet 't egoïsme, de ijver, 't karakter, beslissen in den strijd om 't leven. Multatuli treedt op tegen de machthebbenden, de aanzienlijken, de welgezetenen, hij doet daar zijn hartstocht spreken; maar daarom laat zijn stuk ook geen verheffenden, bevredigenden, verzoenenden indruk achter. Bovendien is er gebrek aan samenhang, gebrek aan aktie, uitweidingen moeten geschrapt worden; in 't derde en vijfde bedrijf moet veel verkort worden; uitdrukkingen, die 't gehoor kwetsen, moeten vervangen worden. De slotsom van 't oordeel der pers schijnt, dat Vorstenschool een prachtig dichtstuk is, bij de opvoering groote bezwaren opleverend, maar dat door de gelukkige opvoering is gered. 't Vad. 't geen het tegenovergestelde zegt, staat in zijn oordeel vrij alleen.
Wij zien in 't opgenoemde onzen eersten indruk bevestigd. De tweede voorstelling op gister avond was in vele opzichten alhier nog bevredigender dan de eerste. Behalve dat de dames artisten-dillettanten, ons nóg meer voldeden, nóg beter en edeler optraden dan de eerste maal, scheen veel in de diktie en aktie te hebben gewonnen, wat vooral bij de, naar 't schijnt, minder duidelijke intrige voor hen, die 't stuk niet bestudeerden, noodig is. De souffleur ontbrak een groot deel van den avond, wel een bewijs van rolvastheid der artisten, maar tevens een verontschuldiging, waar die weifelden. Maar er werd niet geweifeld, en bij 't publiek ontbrak dan ook de erkenning van verdiensten niet. Aan alle artisten werd luide hulde gebracht en Mej. Krüseman niet alleen teruggeroepen na 't 1e bedrijf, maar bij elk weder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
optreden met warm handgeklap begroet. Kon het anders? Zij die de kunst lief hebben, zonder neven bedoeling, moeten zooveel ijver, zooveel toewijding hoogschatten, en haar danken, die 't alleen mogelijk maakte, Vorstenschool te zien, en die daarin tevens zoo gelukkig optrad. Multatuli (wij noemen dezen naam liever dan dien van Douwes-Dekker) met groote geestdrift voorgeroepen, verscheen, om 't publiek toe te spreken en het op te wekken, om der wakkere direktie van de Rotterdamsche tooneelvereeniging hulde te brengen, voor de zoo moedig ondernomen opvoering van zijn drama. Wellicht was deze opwekking overbodig en zal de direktie het met ons eens zijn, dat zij, die den stoot aan die opvoering gaf, zeer zeker bovenal een woord van dank had verdiend. Doch waartoe hier op te wijzen? Miskenning was zóó lang het lot van den schrijver van Vorstenschool, dat hij zelf, die meer dan iemand weet, wat deze Louise voor zijn herleving was, zal berust hebben in 't bewustzijn, dat haar loon elders was, dan op 't tooneel. Wij voor ons verklaren openhartig, nooit eene aktrice, nooit aktrices te hebben gezien, die bij zoo kortstondig optreden, zulk een indruk maakten, als de dames Krüseman en Baart. Waar bleef het stuk zonder die beide vrouwen? Wij voegen hier bij: zijn er voor de oppositie - 't is jammer, voor de oppositie! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 April.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luide fluisteren, dat de schrijver na het vierde bedrijf ten tooneele moest worden geroepen. En zoo geschiedde het. Men vergenoegde zich zelfs niet met den Heer Douwes Dekker éénmaal te zien. Voor zooveel eerbewijs wilde hij dank zeggen. Heel gelukkig waren zijne woorden niet. De korte zin van zijn rede - 't staat zoo dwaas om er het verkleinwoord achter te voegen, anders deed ik 't - was, dat hij volmondig erkende dat zijn drama, dat zoozeer de sympathie wekte in den lande, vele en grove fouten had, maar dat hij zijne beste krachten steeds veil zou hebben om het Neerlandisme en Hollandisme aan te kweeken en te versterken. De hulde, die hem te Amsterdam werd gebracht was hem te aangenamer, omdat de hoofdstad zijn geboortestad was. Hij verklaarde, dat de herleving der liefde voor de kunst de ontwikkeling van ons nationaliteits-gevoel bewees. Voorts bracht hij lof aan de vertolkers van zijn werk, die van zijn arbeid meer hadden gemaakt dan er eigenlijk in zat. 't Viel mij daarbij op, dat hij slechts aan het mannelijk personeel gedacht. Dat was niet nobel, Multatuli. Niet aan de mannen, maar aan ééne vrouw hebt gij het te danken dat gij tot uw recht kwaamt. Uw Vorstenschool was vergeten. Toen gij, de auteur, er naar trachttet om er brokstukken uit voor te lezen, kwam niemand naar u luisteren. Mej. Krüseman heeft uw werk uit de vergetelheid, waartoe het gedoemd scheen, ‘opgedolven’, - zij heeft u zelfs de held van den dag gemaakt, u eer en geld gegeven van het publiek, waarvoor gij eenmaal zulk eene diepe verachting aan den dag legdet. Dat ge dit niet wilt erkennen - 't bewijst dat ge nog altijd ‘schijn en blijk’ met elkaar verwart, dat ge nog altijd zoekt, naar 't geen waarnaar ge zoo wanhopig lang hebt gezocht - de waarheid. Een paar studenten ontvingen den schrijver bij zijne aankomst aan 't station; een twintigtal hunner bieden hem en den heeren artisten heden avond een soupeetje aan in de restauratie van den heer Ebel. |
|