Aan Mevr. B.
Rotterdam 22 Februari 75.
Geheim.
Beste Mevrouw!
Help mij toch, Ik begin weer in de intrigues te raken. Ik ben in oorlog met Douwes-Dekker, die verlangt te deelen in mijn bewondering voor Multatuli. De eisch is excentriek! Een klein mannetje gelijk stellen met een groot talent! non è possibile! - En de Directeuren willen débuteeren te Rotterdam. In mijn kontrakt staat ‘niet te Rotterdam’, maar dat kontrakt wordt maar eenvoudig behandeld als of 't niets te zeggen had! En toch.... indien ik wilde.... Maar ik wil niet, dus het komt er niet op aan wat kunnen zou. Ziehier 't kontrakt, lees 't zelv' en gij zult alles begrijpen. Van daag is mij fl. 1000 geboden voor dat stukje papier, want wij hebben 22 Febr. en de décoraties zijn nog niet besteld, de coupures nog niet vastgesteld! indien ik dus wilde.... maar ik wil niets als de réusite van 't stuk, dat ik bewonder, en van Elize Baart, die ik beloofd heb voort te helpen. Zoo als gij zien zult heb ik alles in mijn hand en ik houd dus vol, maar ik verwacht intrigues, knoeierijen, gemeene streken zonder einde, vooral nu mijn vijand Douwes-Dekker jaloersch is van mijn élève en zelfs van 't spelen van zijn stuk op mijn verlangen. Hij weet van kwaadaardigheid geen raad en heeft verleden zoo gemeen geraasd en getierd, dat alle combattanten 't slagveld verlieten; en dàt alleen omdat ik, na een repetitie van drie uren, verklaarde niet te moe te zijn om voort te spelen. Hij was moe, en toen was zijn hoogheid kwaad over mijn physique supérioriteit! Quel homme!