Mej. Mina Krüseman
Wiesbaden, 2 Febr. 75.
Lieve Mina! Al sedert drie dagen loop ik van 's morgens tot 's avonds te tobben over de décisie van gaan of niet gaan! Toen je hartelijke brief kwam (meester, hm! dat wil zeggen: pedant! En je ‘hooggeachte Heer’ in 'n vorigen was 'n fatsoenlijke manier om me uit te schelden. Als ik ooit ‘Mejuffrouw!’ tegen je zeg, wil ik guffemeerd worden!)
Nu, toen je brief kwam, begreep ik terstond hoe moeielijk mij de beslissing wezen zou. En den volgenden dag kwam er een boven op, nam. van de heeren Le Gras, v.Z. & H. Die brief is allerliefst, en even beleefd als verstandig. Kortom, behalve m'n eigen verdriet omdat ik niet gaan kan, heb ik nu ook de smart u en hen teleur te stellen. Maar meid, 't is waarachtig onmogelijk.
Gister avond begon ik aan Le G., v.Z. & H. te schrijven (ik zend je 't fragment van dien niet verzonden brief, want zooals uit het slot blijkt, ik brak hem af.)
Niet verzonden. Ziehier de reden. Ik kan niet komen omdàt het me te veel geld kost. Dit aan de heeren Le Gr. v.Z. & H. zeggende, schijnt het 'n hengelpartij om honorarium. Daar ik nu al bezet zit met die ƒ25 begon ik dáárover en dit mag niet omdat ik je contract (voor zooveel mij betreft) niet mag désavoueeren. Daarom bleven die blaadjes liggen.
Dewijl nu toch die heeren recht hebben op antwoord, zend ik heden 'n brief (natuurlijk beleefd) waarin ik zeg dat ik om de uitgaven niet komen kan. ‘Maar, volgt er op, denk niet dat dit 'n wenk is. Ik mag uw budjet niet bezwaren.’ Geen woord alzoo over de ƒ25. Vraag den brief te lezen.
Ei, wil ik je 'reis wat zeggen? Jij hebt ƒ200 per voorstelling bedongen, en je staat daarvan ƒ50 aan Juff. B. en ƒ25 aan mij af. Zóó is de zaak! Noch aan Juff. B. noch aan mij hebben die heeren de minste verplichting. Aan mij niet omdat Vorstenschool publiek eigendom is (ieder kan 't spelen) aan Juff. B. niet wijl die jonge dame nog geen renommée heeft. Mina Kr. is die heeren ƒ200 per voorstelling waard, en 't kan hun niet schelen hoe je daarover ten behoeve van je vrienden beschikt.
't Is nu avend, en aanteekenen onmogelijk. Als je dus 'n postbestelling later 'n gerekommandeerden brief ziet aankomen, denk dan in Gods naam niet aan kleingeestige bouderie. Ajakkes! De zaak is dat ik niet komen kàn! 't Zal erg de vraag wezen of ik de voorstelling zal kunnen bijwonen? 't Is wel hard voor me. Maar 't was ook al hard dat we niet bij je voordrachten konden wezen!
De Heeren Le Gr. v.Z. & Haspels schrijven zeer terecht dat één gesproken woord van den auteur meer helpt dan veel geschrijf. Zeker! Maar daar ik nu niet komen kàn, wou ik toch