Mr. C. Vosmaer.
Rotterdam 31 Januari 1875,
Neen, Mijnheer Vosmaer, wij hebben geen tijd om langzaam te wezen! De repetities beginnen van daag en 't monster moet die bijwonen eer de plis genomen zijn; bij de laatste repetities hebben wij hem niet meer noodig, en bij de opvoering wensch ik, voor mijn part, hem in Atjin! - Als wij 't tot opvoeren gebracht zullen hebben, zonder zijn hulp, dan kan zijn vereerende tegenwoordigheid hoegenaamd geen waarde meer voor ons hebben na 't succès, want na een échec zal zijn hoogheid niet verschijnen, die eer laat hij ons.
Ik schenk hem zijn huwelijk, stuur hem de fl. 100 maar weer om over te komen en ontneem hem de mogelijkheid van zijn wegblijven te verheerlijken door de martelaar's phrase: ‘Ik ben te arm.’ enz.
Ik heb nog drie honderd gulden tot zijn dispositie, schrijf mij maar als gij ze voor hem noodig hebt, en doe toch, avant tout, uw best hem zoo spoedig mogelijk hier te krijgen.
Hierbij mijn correspondentie met Miesje, krijg ik haar terug s.v.p?
Mina Krüseman.