veel kans hebben de Vorstenschool te imposeeren aan een publiek dat belang heeft bij afkeuren? - Denk je dat Douwes-Dekker in dit land van oude sleur en vormen, veel kans heeft op sympathie, als hij de repetities van zijn drama bij komt wonen met zijn maîtresse, terwijl zijn kinderen ‘ergens in Italië’ zitten?
Begrijpt gij dan niet dat hij, door u te trouwen, veel goed zou kunnen maken tegenover het Publiek? Tegenover dat zelfde Publiek dat hij met ‘diepe innigheid veracht?’ en onder een avalanche van harde waarheden als bedelft, terwijl zijn eigen leven één leugen is, van a tot z?
Spreekt me niet van omstandigheden of wat ook, want niets kan hier gelden.
Hij wil in Wiesbaden niet trouwen omdat hij dáár getrouwd heet.
Dat ‘getrouwd heeten’ is een leugen.
Hij veracht het Publiek met diepe innigheid en verlangt van dat zelfde publiek applaus.
Dat ‘verachten’ van het publiek is een leugen.
Hij jeremieert in zijn brieven aan mij en in zijn IVden Bundel Ideën, over 't niet opvoeren van zijn Vorstenschool en schrijft mij, als ik 't eindelijk opgevoerd kan krijgen, dat dat opvoeren voor hem geen hoofdzaak is!
Dat jeremieeren was een leugen.
Hij vindt het heel verdrietig een Nederlandsch auteur te zijn, die te arm is om de repetities van zijn eigen stuk bij te wonen, en beknort mij over 't vorderen van den droit d'auteur, dat hem in de gelegenheid stelt òm die repetities bij te wonen!....
Neen, Miesje, beschuldig me als je blieft niet van slecht gehumeurdheid, als ik me over zooveel tegenstrijdigs kwaad heb gemaakt. Ik ben een bloc, zóó als ik schrijf zóó ben ik, en zóó als ik ben zóó handel ik. Ik aarzel nooit, ik wankel nooit, ik twijfel nooit, en ik heb nooit berouw over iets, dat ik zelf gewild heb. Dekker's brief van den 17den echter, heeft mij haast geleerd wat berouw is! Een oogenblik speet het mij dat die Vorstenschool mij ooit in handen was gevallen, 't speet me dat ik mijn strijd zoo openlijk gevoerd had, 't speet me vooral dat ik mijn kontrakt geteekend had. Doch 't was te laat om terug te keeren en ik besloot dus voort te gaan, zonder Dekker als 't niet mèt hem kon wezen, ja, zelfs tegen hem als 't niet anders kon zijn.
't Is jammer, zoo als gij terecht zegt, mais qu'y faire? Waart gij getrouwd dan was alles gevonden, nu geloof ik dat Douwes Dekker, door zijn overkomst met Jufv. Schepel, Multatuli een nederlaag bereidt.
Enfin, dit moet hij zelf weten; ‘mij gaat het niet aan’, zoo als hij zegt. Goed, pourvu dat hij er mij later geen verwijt van maakt dat òf zijn stuk ingestudeerd wordt zonder hem, òf dat het afgekeurd wordt door 't Publiek dat het niet mooi vinden