Aan den Generaal Majoor Krüseman.
Rotterdam, 18 Januari '75
Beste Papa!
Eindelijk ben ik dan toch gekomen waar ik wezen wilde! 't Heeft moeite gekost; mais j'y suis! Van af mijn val, mijn échec, mijn fiasco, zoo als Meester Kritiek het noemde in zijn krantjes, heb ik alle tooneeldirecteurs om mij heen gehad om mij te engageeren.
.........................
.... Zóó heb ik voortgekibbeld ... intusschen ging ik steeds voort met mijn lezingen en, hoe het journalisme ook intrigeerde, 't hielp niet veel, wel is dat gemeene courantenvolkje er in geslaagd mij mijn prachtig publiek van verleden jaar af te nemen, zoodat ik in 't begin schier voor leege zalen optrad, maar ik bleef heel dapper volhouden, werd elken avond door mijn klein publiek geapplaudisseerd en teruggeroepen en heb nu mijn zalen weer zóó vol, dat het voor Kritiek is om er wanhopend onder te worden.
‘Ik ben rijk genoeg om ook voor weinig publiek te spreken en excentriek genoeg om ook voor leege zalen wat over te hebben.’
Dáár viel niet tegen te strijden, begrepen de vijanden eindelijk. De courantiers, die gehoopt hadden mij met drama en al vermoord te hebben door eenige zalvende christelijk-gluiperige artikelen, stonden verbaasd over mijn lachend voortgaan! Men zag mij overal in comedies, concerten, enz. reizen en lezen en den spot drijven met alle mislukte-dominé's-couranten-orakeltaal; ook zag men dat ik in mijn kring bleef, in mijn stand! (die