Rotterdam 7 November '74.
Aan Multatuli.
Vriendjes lief, ik zit in de misère! - Mijn stuk marcheert niet. Mevrouw de Vries heeft zich en ennemie geposeerd, en de rol van Mina geweigerd, ‘omdat zij geen tweede wil zijn’! Dom schaap, dat een rol afmeet naar de lengte alleen! Mijn God! ik neem aan alle Louize's teGa naar voetnoot1 écraseeren in de scène met de kris, evenals ik met uw Hansje ook elke Koningin verpletteren zou!
.........................
't Is Zondag van daag, Vrijdag spelen wij!
.........................
Nog iets, gij weet wel dat ik reeds geruimen tijd geleden hier, en ook in Amsterdam geweest ben, om over de costumen, mise en scène enz. enz. te spreken? En nu dacht ik natuurlijk alles klaar te vinden; neen, er is niets.
Men heeft voor Mevr. de Vries de Béatrix van Legouvé opgevoerd, en aan mijn stuk schijnt niemand nog gedacht te hebben. Ik ben eigenlijk wanhopig au fond du coeur, maar niemand merkt daar iets van, op de repetities zelfs ben ik zoo vroolijk en aanmoedigend, dat mijn kameraden gisteren al wat bij begonnen te komen; had ik maar tijd dan zou ik ze wel winnen, maar.... zeven dagen om in Nederland een stuk te leeren en een troep te winnen!.... Ha! daar is uw klein épistel! Dank je Mul! Ook dankje voor den langen brief van?..... Och, trouwt toch, ik heb jullie noodig, hoog noodig voor de Vorstenschool, want ik wil voort, ook al valt mijn drama. Je flaire le danger! dat is mijn oude kwaal, en hier flaireer ik heel wat kabalen, complotten, en intrigues zonder eind! Maar 't Publiek is mijn - dus 't geld is mijn! mijn stuk mag niet gespeeld worden zonder mijn toestemming - staat er in het kontrakt, en er komen aanvragen om plaatsen van heinde en verre, de prijzen zijn verhoogd en niemand bekommert zich om den prijs! Wie een reis doet om een stuk te zien, geeft niet om een gulden meer of minder voor zijn plaats.
En als ik nu eens zeide: ‘zoo slecht wil ik niet dat mijn stuk gespeeld wordt’ - Wat dan? - Maar eerst met zachtheid.
Enfin, we zullen zien waar de omstandigheden ons heen voeren, intusschen spijt 't me dat Mev. de Vries zich tegen mij verklaard heeft, samen werkend hadden wij krachtig kunnen zijn, nu verzwakken wij elkander; 't is dom van dat mensch! -
Mijn adres? - Rotterdam, Hôtel Weimer. Amsterdem, Pays-Bas. - Zeg, wat ik jullie bidden mag, kom niet onverwachts, ook niet in een zaal waar ik spreek of speel, want ik zie alles,