dat ik misschien nog eenige malen ergens anders zou spelen en daarmee uit.
Het Nederlandsch Tooneel zou toch niet worden wat het wezen moest: een school voor volwassenen, een wetboek, een rechtbank, een jury, kortom een krachtig, veelomvattend lichaam, dat alle sociale questies aangrijpt en behandelt en elken misstap geeselt, uitlacht of veroordeelt zonder halfheid of vrees. De tooneelspelers zouden toch niet te kiezen zijn uit de eerste standen en rangen van ons volk, en de mannen van génie zouden toch hunne krachten niet wijden aan kunstgewrochten, die geen toekomst hebben.
de vorstenschool slaapt.
En dan spreekt gij over geld! en verwijt mij dat ik inhalig (op de penning) ben!.... Ja, dàt ben ik en dat hoop ik te blijven als artiste. Niemand geeft zeker minder om geld dan ik en niemand springt er mogelijk roekeloozer mee om dan ik, maar, waar het aankomt, op 't betalen van een kunstwerk, in welk genre ook, dáár hecht ik aan een centje als een priester aan een zieltje! Het talentdoodend systema van werken voor de kunst (dat is: voor hèn die zònder kunst de kunstenaars esploiteeren) is één van de ongerijmdheden van de modedieverij, die ik vervolg waar ik kan.
Daarom verlang ik geld als schrijfster, geld als actrice, geld als zangeres, altijd en altijd geld voor alles wat ik als artiste doen zal; en, als ik mijn kameraden inspireeren kon en hen, met een tooverslag, helder in de toekomst van de kunst kon laten zien, dan zou het gratis werken voor goed geschrapt worden uit de kunstenaarswereld, en zouden we eindelijk verlost worden van dat heirleger onbekwaamheden, dat nu rijk wordt door kruipen en dùs pro deo de plaatsen kàn innemen van hen die te veel talent hebben om laag te zijn en te arm zijn om van niets te leven.
Gij vraagt of ik naar Antwerpen ga? Neen, zeker niet; want kwam ik op 't congresje, dan sprak ik mee, en àls ik sprak, zou ik vinnig zijn, en, in den vreemde, 't Vaderland bespotten, iets dat ik liever in Amsterdam zal doen.
Foei! - Dat 't anti-artistieke Nederland nu weer naar België komt om over kunsten en wetenschappen mee te spreken, omdat 't thuis geen gastvrij plekje vinden kon, om de gulle vreemdelingen te ontvangen, die 't op willen wekken uit de doodslaap waarin 't zich bevindt! foei! foei! en nog eens foei!
Als de Heer Hilman in Brussel komt, wil ik gaarne kennis met hem maken en houd mij gerécommandeerd voor een bezoek.
In Italie heb ik 't zeer naar mijn zin gehad, zóó zelfs dat ik half en half van plan was om van den winter, na mijn concert-tournée in Holland, naar Rome terug te keeren om ook dáár