Mej. Elize Baart, Middelburg.
Brussel, 15 Juli '74.
Elize-lief, ik heb geen tijd, want .... de naaister is er, en ik moet meewerken voor Chaudfontaine. Ziehier de lang verwachte 25 fl. van Kolff. Hij zond ze mij met de noodige excuses voor u over zijn lang treuzelen buiten zijn schuld, want hij was op reis geweest.
Mijn hartige laatste briefjes hadden hem een weinig ontstemd, maar hij ging nu zijn impresario-ambt voor goed vaarwel zeggen, en zou zich de zaak dus verder niet aantrekken. Dat is er één van de baan!!!
Ik heb dadelijk na uw vertrek aan Julius Vuylsteke geschreven om inlichtingen omtrent de concours in Gent, en zal u zijn antwoord zenden, zoodra ik 't heb.
Als gij in de gelegenheid zijt het ‘Nieuwsblad voor den Boekhandel’ machtig te worden, zie dan te krijgen de nummers van 10 Maart en 16 Juni, in 't eerste staat een art. van Kolff en en in 't andere van Winckel over nadruk in Indie; ik heb ze niet, anders zond ik ze u. Dàt van Winckel heb ik gelezen, 't is curieux! dàt van Kolff ken ik niet. Verbeeld u dat die Winckel de nederlandsche auteurs gebruiken wil om de koffie, suiker en tin te betalen, die Nederland aan Indië ontwoekert, dàt noemt hij wraak. Wat Nederland Indië op materieel gebied ontsteelt, wil hij dat Indië Nederland op intellectueel gebied ontfutselen zal! Alsof het Nederland wat schelen kan dat men eenige auteurs besteelt! Al voerde men alle auteurs en artisten van ons landje naar de tegenvoeters om ze daar te laten werken in 't veld, qu'importe! - Als Nederland er een duitje aan verdienen kon