Copie.
Leiden, 19 Juni '74.
‘Lieve Mina!
.........................
Indien gij lust hebt, kunt ge aan het Amsterdamsche tooneel geplaatst worden als 1ste vrouw (of welke andere benaming men daaraan geeft) met fl. 4000 of meer inkomen. Ge bezit daartoe alle begaafdheden en zult éclat maken. De Commissie van den Schouwburg is niet ongenegen uwe “Echtscheiding” op te voeren, dan kunt ge daarin de rol van Louise vervullen.’
.........................
Dit heb ik geantwoord:
Volgt copie van den brief aan den Heer Rammelman Elzevier dato 20 Juni.
.........................
Hoe vindt gij nu zoo'n wedstrijd van haspelarijen? Ik kan niet vlug genoeg schrijven om ieder te geven wat hem toekomt! En tusschenbeide vergeet ik een tik, dat spijt me dan zoo!
Die Rammelman Elzevier hoort tot mijn echte vrienden, hij heeft mijn moeder nog als meisje gekend in de West, en heeft zijn attachement van tempo doeloh maar een halve eeuw verschikt! Ik heb nog zoo'n paar oude vriendjes in Holland, die 't eerlijk goed met me meenen en 't onmogelijke doen om me van nut te zijn.