Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijDen Heer van G. Groningen.
| |
[pagina 99]
| |
Ik ben ongeveer drie weken geleden naar Rome vertrokken, en heb 't nog niet verder gebracht dan Parijs! Maar mijn lievelings-stad kan ik nooit voorbij sporen; als ik er eenmaal ben blijf ik er altijd een poosje hangen, vandaar dat ik nu eindelijk wat tot rust begin te komen en mij ook eens aan de correspondentie kan wijden. Maar wacht, om uw brief te beantwoorden zal ik hem naast mij leggen en punt voor punt onder handen nemen, zóó. 1o Waarom ik zulke ernstige questies door een Indiesch natuurkind, later een krankzinnige, laat behandelen? Omdat wij onbedorven natuurkinderen noodig hebben om ons aan te wijzen hoe ver wij, met onze papierengeleerdheid en schijnheilige zedelijkheid van de waarheid afgedwaald zijn. Ik had een hollandsch, fransch of duitsch meisje bijv. nooit kunnen laten zeggen, wat Louise zegt. Er zou in die Europeesche hoofdjes altijd een deuk van anti-natuurlijkheid moeten blijven, welke er bij de geboorte van het kind reeds ingeknepen wordt, door de groote duimen van den godsdienst en van de welvoegelijkheid! Onze geheele maatschappij is leugen, onze opvoeding, onze wetten, zeden, gewoonten, manieren, leugen! leugen! alles leugen! - Ik zou dit zeker ook niet gevoeld hebben en er niet zoo veel onder geleden hebben, als ik zelve geen natuur-kind geweest was, en niet in Nederland geperst was geworden tusschen geloof en fatsoen, als een halfgebonden boek tusschen twee planken! - Had ik nu mijn pleidooi aan die planken moeten opdragen? - Ik heb meer vertrouwen in 't boek gesteld, voilà tout! En krankzinnig? Was Louise dommer geweest, dan had zij berust, en zielloozer, dan had zij zelfs gelukkig kunnen zijn. Zij moest al heel hoog staan, om door de ordinairheid van haar omgeving tot krankzinnigheid gebracht te worden, en al heel veel geleden hebben om in haar krankzinnigheid al haar willen en weten te concentreeren op haar eigen lot. Hebt gij nooit een Louize gekend? Hebt gij ze nooit gesproken, die diep, diep treurige krankzinnigen, die, geboren om lief te hebben, om te leven voor anderen, om zich op te offeren voor al wat groot en edel is, in de werkelijkheid zóó koud ontvangen werden, zóó wreed miskend, zóó vroolijk vertrapt, dat ze een oogenblik als dom stonden van verbazing, om daarna (krankzinnig) met een schaterlach 't gansche menschdom te vervloeken! Een gek heeft mij onder anderen eens gezegd: ‘Ja, jij bent goed voor me, maar wist je dat ik je lief had, dan zou je doen als de rest, en me verdriet doen waar je kon.’ ‘Neen, want daar zou ik geen reden toe hebben.’ ‘Reden! - Zonder reden dan! - Zoo zijn de menschen, en jij bent immers ook maar een mensch!’ | |
[pagina 100]
| |
Noem dat krankzinnig als gij durft, terwijl eigenbelang onder 't masker van godsdienst, politiek, algemeen nut, enz. enz. en in 't klein onder dat van vriendschap, liefde en belangstelling overal ‘verdriet doet waar 't kan!’ Buitendien, 't verstandig krankzinnig zijn, door moreel lijden teweeggebracht, is iets vrij algemeens; geen enkele dokter zal mijn Louise een fictie noemen. O ja, nog mooier; dokter Donkersloot te Dordt heeft haar zelfs herkend! -Ga naar voetnoot1 Toen ik mijn drama in Dordt gelezen had, is hij mij na de lezing komen vragen of ik met 't schilderen van Louize ook mevr. *** op 't oog had gehad, een indiesche dame, die hij acht à negen jaar geleden in 't krankzinnigen-gesticht te *** gekend had. ‘U heeft mij telkens aan haar doen denken!’ Ik heb die vrouw in Indië in haar grootheid gekend, en, ofschoon ik toen een kind was, heb ik begrepen hoe 't coquette, lichtzinnige schepsel geleden moet hebben, te midden van de weelde die haar omringde. Mogelijk heb ik dat juist begrepen òmdat ik een kind was. Ik beklaagde haar, omdat ik haar niets benijden kon; de wereld steenigde haar omdat zij haar misgunde al wat schijn was. Enfin, ik heb mijn Louise èn als natuurkind èn als krankzinnige gekozen, omdat ik niet wist wie ik anders voor mijn doel zou kunnen kiezen. Ik moest een indische of een amerikaansche hebben, om haar zuiver te laten voelen en onbevooroordeeld te laten denken. Zoodra ik tegen de natuur ga schrijven, zal ik voor heldin een hollandsch meisje kiezen, gedistingeerd jusqu'aux bouts des ongles, haar alles laten leeren wat haar nooit van nut kan zijn en haar als.... oude-jonge-jufvrouw naar praat-saletjes zenden, met een breiwerkje en een bril, beschermd door een achttienjarig meisje, dat haar fatsoen verdedigen moet tegen de aanvallen der kwade tongen van 't stadje waar zij geboren is.... bespot wordt en sterven zal, om vergeten te worden, als een wolkje dat voorbij drijft, zonder een enkele droppel water te schenken aan de half verschroeide planten, die om drinken vragen, en 't den rijkdom misgunnen, die het zelf niet weet dat het bezit! 2o, Zegt gij dat ik als type gekozen heb een ongelukkig huwelijk, zooals er in Indië misschien één onder de honderd, in 't beschaafde Westen zeker niet één onder de duizend voorkomt. In dien tijd in Indië geloof ik dat wij gerust kunnen aannemen één onder de tien, en in 't beschaafde!!! westen? Ik verwijs u naar de grand monde, naar de hoven zelfs, en laat u verder zelf oordeelen. | |
[pagina 101]
| |
Wat uwe éloges van 't huwelijksleven aangaat, ik geloof dat wij het hierover niet ééns zijn en niet eens zullen worden ook, omdat wij aan 't woord geluk een verschillende beteekenis hechten, en gij waarschijnlijk reeds bij de gelukkige huwelijken rekent die, welke ik eenvoudig geen huwelijken noem. Twee menschen hebben elkander leeren ménageeren of verdragen, zij zijn aan elkander gewoon en hebben beide belang bij vrede; de eene geeft toe, de andere schippert; de eene cacheert hier wat, de andere verzwijgt dáár wat; zij maken elkander 't leven niet moeilijk, want zij hebben één doel en één fatsoen, hebben beide meer eerbied voor de opinie van anderen dan voor hun eigen oordeel (il y a de quoi!!) en stappen dus kalm 't leven door, met een glimlach om de lippen en een zekeren gloed van zelfvoldoening in 't oog. Dàt noemt de wereld geluk! Dio mio! ik geloof dat ik dood ging van verdriet, als ik gedoemd was tot zoo'n geluk! Een leugen van een leven lang! En dan zijt gij tegen divorce! omdat alle huwelijken uit liefde moeten gesloten worden! Maar gij weet toch ook wel dat wij vrouwen haast nooit trouwen uit liefde! - Wat beteekent de liefde van een meisje, dat, opgevoed voor 't huwelijk, even als een jongen voor militair of dominé, gereed is haar werkkring te aanvaarden, onder welken vorm zich die ook aan haar voor zal doen. Zij heeft het doel van hare opvoeding lief, den man slechts omdat hij haar dat doel doet bereiken! Ik weet wel dat weinig meisjes zóó ver gaan in zelfkennis, en allen klaar zouden zijn mij aan-te-vliegen van verontwaardiging als zij mij hoorden (vooral als haar galants naast haar stonden!) maar.... wacht, zie hier. Een jong meisje doet haar entrée in de wereld (wij nemen natuurlijk une jeune fille accomplie!) Zij heeft een brillante opvoeding gehad en komt als een débutante op de planken om te schitteren! - Wat al dwaze onmogelijkheden dwarrelen door haar hoofdje! Welk een fantastische toekomst droomt zij zich in haar onschuld? (onwetendheid?) Van 't bal naar de huwelijks-reis, en van de huwelijks-reis naar 't hof!.... In 't wit satijn met oranjebloesems in de kerk.... hij durft haar nauwlijks aan te zien.... 's morgens brengt hij bloemen, of schrijft hij haar briefjes op rose geparfumeerd papier.... 's avonds walst ze met hem.... geen cavalier danst beter! alle oogen zijn op haar gevestigd! alle vriendinnen zijn jaloursch! enz. enz. Vraag zoo'n meisje of zij den man lief heeft die haar in de gelegenheid zal stellen van te reizen, uit-te-gaan naar hartelust, te schitteren in de wereld.... dan zegt zij natuurlijk: ‘Ja, wel zeker!’ en ze meent 't ook, want ze weet niet beter. Maar stel haar dienzelfden man eens voor, niet reizende of walsende, maar | |
[pagina 102]
| |
werkende, hard werkende voor zijn brood, en vraag haar of zij liefde genoeg voor hem heeft om dát leven met hem te deelen, om altijd nog armer te zijn dan hij, en 't hem nooit te toonen, om mèt hem en door hem te lijden tot stervens toe.... och, daarvan begrijpen uwe meisjes niets. En enkele vrouwen die beginnen te begrijpen (te laat helaas!) schrikken terug voor haar eigen ontwaken en doen wat zij kunnen om op nieuw in te dommelen, en zwijgend voort te waggelen op den weg dien zij bij toeval ingeslagen zijn. Zeg niet dat ik onjuist oordeel of overdrijf; geloof mij, dàt doe ik niet; ik ben, door mijn zonderling leven, de confidente van zoo menige vrouw geweest, dat ik mijn zusjes beter ken dan zij zelve denken misschien. Niet één maar wel honderd hebben mij gezegd: ‘Wat zou ik begonnen zijn, als ik niet getrouwd was!’ - Voilà, wees nu trotsch op de liefde der vrouwen, die genoodzaakt zijn lief te hebben faute de mieux! Och, tusschen-beide lach ik de mannen toch zoo hartelijk uit! Ik, vrouw, zou met zóó'n amour niet tevreden zijn! Ik vroeg divorce als ik 't faute de mieux ontdekte, of anders liep ik weg! Met een stem, een pen, en een kleed met een sleep is de geheele aarde te omspannen! Maar zonder stem, en zonder pen, en zonder kleed... och, dan ging ik dood. En nu de groote kinderquestie nog! Die is ook niet moeielijk op te lossen. Geef de vrouwen onderricht, grondig, degelijk onderricht, leer haar namelijk geld verdienen in plaats van 't haar te leeren aannemen als een aalmoes, nu van dezen man en dan van genen! De vrouw die voor haar kind kan werken, zal 't doen, vrees niets. (Er worden immers ook nu veel meer kinderen verwaarloosd door de vaders dan door de moeders, en toch wat zijn die moeders dikwijls arm!) Maar gij hebt Judith gelezen, zegt gij; welnu, dan weet gij ook dat ik meer vraag dan divorce (die bestaat toch overal!) dat ik werk vraag, de rest komt van zelf, want de vrouw die in haar eigen onderhoud ruim voorzien kan, is vrij. Zij behoeft niet te trouwen, zoo als nu, om in 't leven te blijven en zal 't dus ook niet doen zonder liefde..... zelfs niet eens meer mèt liefde misschien! - Enfin, geeft gij mannen ons maar onderricht, dan zullen wij zelve wel zorgen dat wij verder komen! Adieu, hartelijk dank voor uwe lieve letteren. Als gij ‘Judith’ onderhanden wilt nemen, graag; ik zal niet zoo lang meer treuzelen met antwoorden en een volgende keer beter oppassen. Ik ben begonnen als een zoet kind met excuus vragen, en nu eindig ik ook als een zoet kind met: ‘ik zal 't heusch nooit weer doen.’ C'est fort!
Ontvang enz. Mina Krüseman.
Mijn adres is: Maart, Rome poste restante en April, Napels idem, waar ik verder blijven zal weet ik niet. |
|