alléén daar recht van wandelen hadden! Eerst ontmoetten wij twee chic gekleede dames; zij zagen ons aan, wij zagen haar aan, en passeerden. Toen kwamen wij aan een terras, waar, onder een veranda, een gedekte tafel stond met eenige glazen, flesschen, fruit, enz. er op; wij bekeken de tafel en gingen verder. Daarna kwamen wij een livereiknecht tegen met een paar cachemires over den arm, de man stond stil en groette, wij groetten terug en stapten door, tot dat wij eindelijk bij een bloembed kwamen, waar een tuinman aan het werk was. Dien tuinman spraken wij aan.
‘Is dit hier een publieke wandeling?’
De man sprong op, groette heel eerbiedig en bleef, met zijn pet in de hand, ons vol verbazing aanstaren.
‘Waar zijn wij hier?’ vroegen wij verder.
‘Weet gij dat niet?’ vroeg de man nog verbaasder.
‘Neen.’
‘En hoe zijt gij dan hier gekomen?’
‘Dat weten wij niet.’
‘Wie heeft u binnen gelaten?’
‘Niemand.’
‘Waar komt gij van daan?’
‘Van Bonn.’
De man zag naar boven, als om den hemel rekenschap te vragen; en ik lachte zoo onbehouwen, dat ik zijn oogen weer naar de aarde terug riep.
‘Woont hier iemand?’ vroeg ik schaterende.
‘Ja..... Ja.... zeker....’
‘Wie dan?’
‘De Keizer!!’
Daar waren wij door een achterdeurtje verdwaald in de tuinen van het keizerlijke slot! B.P. en M.K. bij ongeluk goed terecht gekomen! Onze Amerikaan was den volgenden dag dubbel nijdig dat hij ons uit 't oog verloren had en noemde den armen soldaat, die ons 's avonds door den regen naar ons hôtel terug had gebracht een intrigant!
Den volgenden morgen, op de boot naar Biberich, werden wij vrij brutaal bekeken door een paar heeren, die, even als wij, aanteekeningen zaten te maken. B.P. kreeg het er benauwd van en ik keerde hun lachend den rug toe, tot dat één dier kijkers mij heel beleefd zijn binocle aan kwam bieden, die ik weigerde met een vrij kortaf: ‘Dank u, mijn oogen zijn goed, ik zou haast zeggen al te goed.’ Hij treuzelde een beetje, maar bleef naast mij staan; ik liet hem weer op mijn rug staren.
‘Jufv: Krüseman,... als ik mij niet bedrieg.’
Ik keek hem eens brutaal aan en knikte toestemmend.
‘Ik heb met zeer veel genoegen uwe lezing in Amsterdam bijgewoond...’